Ga naar submenu Ga naar zoekveld

Ds. Orlando Bottenbley: ‘Ik vocht verschrikkelijk veel, ook met de politie’

Orlando's leven veranderde radicaal

Het geloof speelde geen rol in het gezin waarin ds. Orlando Bottenbley opgroeide. Des te opmerkelijker is het dat hij jaren later een bloeiende baptistengemeente leidde in Drachten. Toch werd er ook heftig aan zijn geloofsboom geschud. “Ik heb God zelfs vervloekt.”

Deel:

Bottenbley groeide op in een rasechte volksbuurt in Paramaribo. Met zijn ouders en broers en zussen – hij is de één na jongste van tien kinderen – deelde hij een eenvoudige woning met twee slaapkamers. Het leven speelde zich voornamelijk buitenshuis af, waar de jonge Orlando een hoop kattenkwaad uithaalde. Eerst vrij onschuldig, maar naarmate hij ouder werd, ontpopte hij zich meer en meer tot “een klein crimineeltje”. “We leefden in armoede, dus ik stal regelmatig. En ik vocht verschrikkelijk veel, ook met de politie. Met een groepje vrienden vormden we een soort bende, die vocht tegen andere bendes. Ook binnen die bende was er vaak ruzie, trouwens. Och man, we hebben het zo vaak met elkaar aan de stok gehad.” Tegelijkertijd zwom Orlando op hoog niveau. Op zijn 16e was hij nationaal kampioen vlinderslag. “Het waren mijn trainers die mij op het goede spoor wisten te houden. Als ik niet in de topsport had gezeten, denk ik dat ik echt het verkeerde pad op was gegaan.”

Aanstekelijke schaterlach
Regelmatig schalt Bottenbleys aanstekelijke schaterlach door de ruimte. Met een beker koffie zit hij op de bovenverdieping van baptistengemeente De Verbinding in Amsterdam, waar hij wekelijks vanuit zijn woonplaats Drachten naartoe rijdt. Hoewel hij met zijn 70 jaar al ruimschoots met emeritaat mag, wijdde hij zich in 2017 voor drie dagen per week aan deze gemeente. Het is de kerk waar hij rond zijn 20e stage liep, maar daarover later meer.

Stiller en stiller
Thuis in Paramaribo deed de familie Bottenbley niets aan het geloof. Het gezin was lid van de Hervormde Kerk, maar Orlando kwam er hooguit met Kerst. Hij kan zich niet herinneren dat ze thuis uit de Bijbel lazen of baden. Tot 26 december 1968. Die dag zat de toen 17-jarige Orlando met een stuk of dertig vrienden bij elkaar – het zwembad waar hij dagelijks trainde, was deze tweede kerstdag gesloten – toen de broer van een van zijn vrienden thuiskwam. “Die broer begon met ons te spreken over het geloof. Daar staken we eerst de draak mee, maar deze jongeman hield vol. Het gesprek nam een wending, het werd echt serieus. De groep werd stiller en stiller, en voor het eerst in mijn leven hoorde ik het evangelie. Ineens werd mij duidelijk waar het met Kerst om draait.”

Voor het eerst in mijn leven hoorde ik het evangelie

Een grap
Toen deze broer was uitgesproken, vroeg hij: “Wie van jullie zou zijn leven aan Jezus willen geven?” Bottenbley: “Het werd doodstil in die woonkamer. Hij stelde de vraag een tweede keer, een derde keer. Bij mij vanbinnen was het oorlog. Want ik begreep de vraag heel goed, en ik wilde het ook, maar durfde niet voor mijn vrienden. Bovendien dacht ik: ik houd dat nieuwe leven nooit vol. Toen hij de vraag voor de vierde keer stelde, zei hij erbij: ‘Geef je leven aan Jezus en Hij neemt je bij de hand en gaat je helpen.’ Op dat moment was het alsof iemand mij optilde. Ik kon niet anders dan gaan staan. En tot mijn verrassing stonden er nog drie vrienden op. Ik zei: ‘Als het waar is wat je vertelt, wil ik mijn leven aan Jezus geven.’ De anderen lachten hard en dachten: ze maken een grap. Maar die tweede kerstdag 1968 heb ik al stotterend het zondaarsgebed gebeden.”

Bij mij vanbinnen was het oorlog
Orlando Bottenbley

Radicale verandering
Na een paar weken sparen kocht Orlando van zijn zakgeld een bijbel, die hij vanaf dag één verslond. Orlando’s leven veranderde radicaal. Zijn moeder merkte het als eerste, en het irriteerde haar mateloos dat haar zoon ’s ochtends als hij wakker werd, meteen zijn bijbel pakte. “Zij moest me steeds aanmanen om naar school te gaan.” Ook daar werd zijn verandering opgemerkt. Kattenkwaad uithalen en ruziemaken behoorden voor Orlando tot het verleden, en zijn leerprestaties gingen met sprongen vooruit. Via zijn docent Spaans kwam Orlando terecht in de baptistengemeente van Paramaribo, die hij trouw bezocht. Hij liet zich dopen en na een tijd kwamen ook zijn ouders en bijna al zijn broers en zussen tot geloof.

Precies voldoende geld
Orlando volgde na de middelbare school een opleiding tot docent. Tot vreugde van zijn ouders, want het leraarschap was een van de beter betaalde banen in Suriname. Groot was dan ook hun teleurstelling toen Orlando aan het eind van zijn studie een roeping kreeg om theologie te gaan studeren. Een half jaar nadat hij zijn ouders over zijn roeping had verteld, vertrok Orlando naar het Bijbel Instituut België, de huidige Evangelische Theologische Faculteit Leuven. “Op wonderbaarlijke wijze kreeg ik steeds precies voldoende geld binnen om mijn vliegtickets en colleges te betalen. De ene keer vond ik een envelop met honderd gulden in mijn postvak, dan weer eentje met tweehonderdvijftig gulden. Dat is drie jaar zo doorgegaan, steeds precies genoeg om mijn studie te bekostigen.”

Een openbaring
Stage lopen kon Orlando bij baptistengemeente De Verbinding in Amsterdam, de stad waar ook zijn Surinaamse vriendin Nelleke studeerde. Na zijn stage trouwde hij met haar en toen hij zijn studie in België had afgerond, ging Bottenbley Grieks en Latijn studeren aan de Vrije Universiteit. Daarna deed hij nog eens vier jaar theologie aan het Nederlands Gereformeerd Seminarie, met aansluitend een vierjarige doctoraalstudie in Kampen. “Voor mij was het een openbaring, al die kerkelijke stromingen.” Na zijn studie werd hij beroepen door de baptistengemeente in Lemmer en later Drachten.

Is uw beeld van God in de loop der jaren veranderd?
“Als je theologie gaat studeren, krijg je een veel beter, mooier en duidelijker beeld van God en de Bijbel. Dat zorgde voor een enorme geloofsgroei. In Suriname is er een soort evangelisch wetticisme dat het leven van veel gelovigen beheerst. Als ik bijvoorbeeld een dag geen stille tijd had gehouden, voelde ik me verschrikkelijk schuldig. Daar ben ik gelukkig wel van losgekomen. Richting onze vier kinderen hebben Nelleke en ik altijd geprobeerd niet de nadruk te leggen op de leer, maar op hoe we in het dagelijks leven Jezus kunnen volgen. Gelukkig hebben de kinderen heel positieve herinneringen aan hun geloofsopvoeding.”

Geboortekaartjes
In het eerste jaar van zijn huwelijk gebeurde er iets wat de grondvesten onder Bottenbleys geloof deed schudden. Zó heftig, dat hij op het punt stond het geloof overboord te gooien. “In augustus 1979 – we waren net geïnstalleerd in Lemmer – beviel Nelleke van onze eerste zoon. Te vroeg, de baby woog anderhalve kilo. We gingen door een diep dal, maar na een week zeiden de artsen: hij haalt het. Hoewel we al een mooie naam voor hem bedacht hadden, hebben we die dag zijn naam veranderd in Joël: Jahweh is God. Toen hebben we ook de geboortekaartjes verstuurd.
Twee weken later wilde de kinderarts ons spreken. We zaten amper in zijn spreekkamer, of hij zei: ‘Uw zoon is doof, blind, spastisch en heeft een hartafwijking.’ Ik ging bijna van mijn stokje.” Na een korte stilte: “In de dagen daarna heb ik God vervloekt. Ik zei tegen Nelleke: ‘Wij gaan terug naar Amsterdam. Want déze God wil ik niet meer kennen en dienen.’” Hij duwt zijn vingertoppen in zijn kin en zegt: “Ik heb God zo veel verweten. Ik sloot mezelf op in huis en wilde niemand ontvangen.” Tot er op een ochtend werd aangebeld. Nelleke was naar het dorp, en omdat de bel maar blééf gaan, liep Bottenbley uiteindelijk toch naar de deur. Toen hij die opende, zag hij een vrouw met een bos lelies staan. Op het moment dat ze hem die overhandigde, werd hij zó boos, dat hij met een smak de deur dichtgooide. “Die bezorgster moet enorm geschrokken zijn, maar ik weet nog dat ik dacht: wíé flikt mij dit? Ik pakte het kaartje, en in plaats van de naam van de afzender te lezen, las ik: ‘Denk aan de lelies op het veld.’” Die Bijbeltekst uit Matteüs 6 nagelde hem aan de grond.

Op de knieën
“Ik heb nog nooit zo lang naar lelies zitten kijken,” gaat Bottenbley verder. “En toen begon God tot mij te spreken. Niet met een hoorbare stem, maar een stem vanbinnen. Waar ik Hem verwijten maakte, stelde Hij de vraag: ‘Waarom denk je dat Ik mijn Zoon voor jou gegeven heb?’ Die vraag kon ik niet beantwoorden. Waarop Hij zei: ‘Omdat Ik van je houd. En ik ben diezelfde God, ook al heb je nu een gehandicapte Joël.’ Ik kon niet anders dan capituleren en op mijn knieën gaan. ‘God,’ zei ik, ‘al snap ik U de rest van mijn leven niet meer, ik wil U nooit meer kwijt.’ Ik heb het mijn tweede wedergeboorte genoemd.”

Hoe ervaarde uw vrouw deze periode?
“Nelleke stond heel sterk in haar geloof, en ik denk dat ze ongelofelijk wijs gehandeld heeft. Ze ging namelijk niet met me in discussie. Ze wás er gewoon en bleef trouw aan de Heer. Ze las de Bijbel, bad en was lief richting mij. Daar ben ik achteraf erg blij om, want bij elke discussie zou ik er fel tegen ingegaan zijn.” Glimlachend: “Toen ze die bewuste ochtend thuiskwam, wist ze uiteraard niet wat haar overkwam.”

Rodehond
Een jaar lang lag de kleine Joël in het ziekenhuis. Later ontdekten de artsen dat Nelleke tijdens haar zwangerschap rodehond had gehad. Door haar donkere huidskleur had ze daar niets van gemerkt, maar het zorgde er wel voor dat alle belangrijke organen van Joël werden aangetast.
Joël is nu 42 en komt om het weekend naar huis. “Als hij bij mij op schoot zit – hij is amper anderhalve meter groot en heel tenger – praat ik tegen hem. Hij hoort mij natuurlijk niet, maar dan zeg ik: ‘Joël, als Jezus terugkomt, gaan we samen springen, dansen, jubelen, juichen! En dan zul je mijn stem horen en zal ik voor het eerst jouw stem horen.’ Dat is waar ik naar uitkijk!”

Geschreven door

Mirjam Hollebrandse

--:--