Ga naar submenu Ga naar zoekveld

Theoloog en schrijver Corien Oranje over de tijd tussen Pasen en Pinksteren

Valt er nog wel iets te vieren?

We leven in de periode na Pasen. De eerste stralen van de opkomende zon werpen een nieuw licht op de werkelijkheid. In de onverbiddelijke muur van de dood is een bres geslagen. Theoloog en schrijver Corien Oranje over de tijd tussen Pasen en Pinksteren: ‘Valt er nog wel iets te vieren?’

Deel:

Onder Parijs loopt een stelsel van oude gangen. Elke nacht zijn er avonturiers die via een putdeksel naar beneden afdalen en zich met behulp van zaklampen een weg zoeken door het labyrint. Heel gevaarlijk en streng verboden. Als je zaklamp uitvalt, als je klem komt te zitten, als je je been breekt, als je de weg kwijtraakt, ben je reddeloos verloren.
Onder de grond hoor je niets en zie je niets. Je hebt geen idee wat er in de stad boven je gebeurt, of het warm is of koud, of het dag is of nacht.
Pasen is alsof je vanuit een pikdonker labyrint door een putdeksel omhoog komt, en ineens midden in het stralende zonlicht staat. Midden in de warmte, midden in de ruimte, midden in het leven. Je knippert met je ogen tegen het felle licht. De bomen zijn nog nooit zo groen geweest. Het lijkt wel of je ineens beter ruikt, of je helderder ziet, of alles beter smaakt.
Want nu de Heer is opgestaan, nu vangt het nieuwe leven aan…

Het is feest

Nieuw leven? Dat feestelijke gevoel van Pasen is bij mij meestal al snel weg. Een week lang staan we als gemeente intensief stil bij het lijden en sterven van Jezus. We komen bij elkaar voor het eten en vieren samen avondmaal. Op de avond van Stille Zaterdag zitten we bij elkaar in een donkere kerkzaal, wachtend, zingend.
Als alles donker is, ontsteek dan een lichtend vuur, dat nooit meer dooft…

De nieuwe paaskaars wordt binnengebracht, en we steken een voor een onze eigen kaarsen aan. Het licht danst rond. Heel voorzichtig beginnen we weer te hopen. De volgende ochtend komen we bij elkaar in een vrolijk versierde kerk, er is mooie muziek, na de dienst worden narcissen en krokussen uitgedeeld. Het is feest!
Maar na een extra vrije dag begint het gewone leven weer. Pasen is voorbij, de feeststemming is verdwenen. Het is een beetje het gevoel dat je na nieuwjaarsdag hebt: de kerstversiering gaat weer in de doos, alles is terug bij het oude.

Ondergeschoven kindje

Kerst en Pasen – dat zijn dé feesten in de kerkelijke traditie. Hemelvaart komt bijna onverwachts, als je je Pasen al nauwelijks meer herinnert (trouwens, is het wel iets om te vieren? Jezus die afscheid neemt en vertrekt?). Pinksteren blijft vaak een beetje vaag. Probeer aan je niet-gelovige vrienden maar eens uit te leggen wat je dan precies viert.
In de kerkelijke traditie is de ‘paastijd’ – de tijd tussen Pasen en Pinksteren – een ondergeschoven kindje. Er valt even niets te vieren, niets voor te bereiden. Er valt een soort gat, en dat is niet zo vreemd. Voorgangers hebben het zo’n vijf maanden lang behoorlijk druk gehad. Advent, kerst, de lijdenstijd, Pasen. Die zijn waarschijnlijk behoorlijk uitgeput. Wat valt er nog te vieren?

Jezus leeft, en wij met Hem.

Iets ongekends

Terug in de tijd, tweeduizend jaar geleden. Er gebeurt iets wat de loop van de geschiedenis drastisch beïnvloedt. Iets wat tegen alle natuurwetten in lijkt te gaan. Iets zo spectaculairs dat het te vergelijken is met de schepping van de wereld. Met dezelfde kracht als waarmee God het heelal schiep, doet Hij iets nieuws. Iets ongekends.
Hij laat een mens die dood was weer tot leven komen.

Tot die dag treft ieder levend wezen, ieder mens, hetzelfde lot: geboren worden, leven, doodgaan. De dood is de keiharde muur waar ieder mens tegen kapot loopt. Jezus ondergaat hetzelfde lot als al die mensen voor Hem. Maar tijdens zijn sterven doet Hij iets onmogelijks. Hij slaat een bres in de muur van de dood. Een bres naar het licht. Een bres naar de andere kant: naar het leven bij God. De muur wordt een deur.
En dat verandert alles. De dood is niet meer het eind. Er is uitzicht.

Verse koffie

Het is alsof je na een dagenlang verblijf in de ondergrondse catacomben ineens het zonlicht weer ziet, de heldere kleuren van bomen en bloemen, alsof je na de doodse stilte eindelijk de vogels weer hoort, de mensen hoort lachen, de geur ruikt van stokbrood, van verse koffie, van bloesem en pas gemaaid gras.
Alsof je in de mist een berg beklimt en dan, als je bij de top komt, boven de wolken bent en tientallen kilometers ver kunt kijken.

Niet dat er geen verdriet meer is, dat het paradijs al begonnen zou zijn. De wereld is vol ellende, nog steeds. Het lijkt of er niks veranderd is. Maar als de wolken rond de bergtop even wegtrekken, zie je het uitzicht. Het sterven van je geliefde, van je kind, je ouders, is niet meer het eind. Je geliefde reist vooruit naar de plek waar je samen zult zijn. De plek waar het zo goed is dat Paulus er liever vandaag dan morgen heen zou gaan.
Dood, waar is uw schrik gebleven?

Een afspraak

Jezus heeft voor ná Zijn opstanding alvast een afspraak in Zijn agenda gezet. Alsof het vanzelf spreekt. Hij zal Zijn leerlingen in Galilea ontmoeten.
Petrus en zijn vrienden hebben de afspraak ook in hun agenda staan, en ze zouden na de begrafenis dus meteen hun wandelschoenen moeten aantrekken en op weg gaan. Het is nogal een eind lopen naar Galilea: ruim 170 kilometer. Maar de gedachte komt niet eens bij ze op. Jezus is dood. Alles is voorbij.
Het is een volslagen verrassing voor ze als Jezus na drie dagen weer voor hun neus staat. Ze zijn in shock. Jezus moet bewijzen dat Hij het is. Dat ze niet met een geest te maken hebben.

Jezus is daar niet verontwaardigd over. Hij geeft Zijn vrienden ruim de tijd om te herstellen van de schok: veertig dagen. Hij geeft ze de bewijzen die ze nodig hebben. Hij laat zich aanraken. Hij laat het ze keer op keer zien: Ik ben het echt.
Jezus geeft ook ons nog steeds de gelegenheid om te wennen aan het grote geheim van Gods nieuwe wereld: Hij leeft! Je hebt een leven lang nodig om dat te doorgronden.
En je hoeft het niet op eigen kracht te doen. Jezus komt naar je toe. Hij steekt Zijn handen naar je uit, laat zich aanraken. Hij trekt zich niet terug als je twijfelt, of als je Hem in de steek hebt gelaten.

Kijk naar Thomas, naar Petrus – Jezus verwijt ze niets. Hij geeft Thomas het bewijs dat hij nodig heeft. Hij staat Petrus op te wachten, nodigt hem uit voor het eten. Hij geeft hem een taak waar hij helemaal geschikt voor is.
Jezus nodigt je uit om de Bijbel nog eens met Hem door te gaan. Om de wet en de profeten met nieuwe ogen te lezen. En om tot je verbazing te ontdekken: dit gaat over Hem! Dus dít was het reddingsplan waarover God duizenden jaren geleden al sprak met Adam en Eva. Hier heeft Hij naartoe gewerkt. Dit was de onverwachte, ongelofelijke manier waarop God ons wilde redden, waarop Hij het kwaad uit wilde schakelen. Door zelf naar de aarde te komen. Als een baby, een kind, een heel gewone man.
Dit had niemand kunnen bedenken – dat de Maker van het heelal zelf onze schuld over zou nemen. Dat Hij zich gevangen zou laten nemen. Dat Hij zich zonder verzet zou laten mishandelen en laten kruisigen. En dat Hij daarna weer tot leven zou komen, omdat de dood Hem niet gevangen kan houden.

In de catacomben van Parijs zijn er nog steeds mensen die ronddwalen in het donker. Die met een zaklamp in de hand op zoek zijn naar de uitgang. Naar het putdeksel dat toegang geeft tot het licht.
“Kom achter Mij aan,” zegt Jezus. “Ik ben het licht voor de wereld. Als je Mij volgt, leef je niet meer in het donker. Dan hoor je bij het licht dat leven geeft.”

Geschreven door

Corien Oranje

--:--