Ga naar submenu Ga naar zoekveld

Nikolaas Sintobin: 'Ik zag mezelf ábsoluut niet als priester'

Wat kreeg de internetpastor mee over God en het geloof?

Hoewel de Vlaamse internetpastor Nikolaas Sintobin in een actief katholiek gezin opgroeide, was het geloof lange tijd niet meer dan een mooie traditie voor hem. Tot hij op zijn 26e een glansrijke carrière in de advocatuur opgaf om jezuïet te worden. “Het heeft me tien jaar gekost om te wennen aan het idee dat ik priester zou worden.”

Deel:

Hij heeft het geloof nooit als een druk of last ervaren, zegt Nikolaas in zijn Amsterdamse studeerkamer. “Terwijl het een grote rol in ons leven speelde. Mijn eeneiige tweelingbroer en ik zijn als baby’tje gedoopt, nog in de kraamtijd. Toen we ouder werden, gingen we elke zondag naar de kerk. Ik zat op het kinderkoor, later op het volwassenenkoor en ik deed veel in de parochie. Als jonge puber las ik in de kerk voor en vaak zong ik als solist. Ik had een mooie stem, al zeg ik het zelf. Ik was een nachtegaaltje.”

Kleurrijke prentenbijbel

Een van Nikolaas’ vroegste herinneringen is een kleurrijke prentenbijbel. Vooral het verhaal van Jona staat hem bij, al speelde de Bijbel geen grote rol in huize Sintobin. Glimlachend: “Naar goed katholiek gebruik lazen we niet uit de Bijbel. Maar ik hoorde de verhalen natuurlijk wel in de kerk. En na de dienst vroegen mijn ouders steevast waar de preek over ging. Bidden deden we wél. Bij iedere maaltijd baden we het Onze Vader of een weesgegroetje. En,” zijn ogen lichten even op, “bij het slapengaan gaven mijn ouders mij een kruisje op het voorhoofd, elke avond. Ze zeiden daar dan bij: ‘God zegene jou en God beware jou.’ Nu ik het vertel, doet het me iets. Waarom?” Peinzend: “Alsof het een soort fundament was onder mijn geloofsleven.”

Wel humor, geen spot

Met de parochiepriesters was het ouderlijk gezin van Nikolaas – geboren in 1962 in Brugge – heel close, zegt hij. “Ze kwamen bij ons thuis en wij bij hen.” Vragen stellen deed Nikolaas niet. Grinnikend: “Dat kon ook niet, trouwens. Het geloof werd niet betwist en wij als kinderen voelden gewoon: dit is belangrijk. Er kon humor zijn, maar geen spot. Ik had overigens ook helemaal geen problemen met het geloof. Als je mij vraagt wat ik in de loop der jaren heb losgelaten? Niks.”

Ik kon Jezus nu in de ogen kijken

Sterker nog, tijdens zijn studie rechten in Gent bezocht Nikolaas trouw de studentenvieringen. “Al zeg ik eerlijk dat het meer een geloofscultuur was, een overtuigd aanhangen van waarden, normen en rituelen, dan een persoonlijke, diepgaande worteling. Wel profileerde ik me duidelijk als gelovige, als katholiek, terwijl de meesten van mijn vrienden dat helemaal niet waren.”

Olievlek

Dat veranderde toen hij rond zijn 23e besloot nog een jaar te studeren aan de Katholieke Universiteit Leuven. Daar voegde hij zich bij een groep rechtenstudenten die zich verdiepten in de ignatiaanse spiritualiteit. “De rode draad daarin is het bidden met de Bijbel. Ik ging elke morgen twintig minuten de stilte in, met een kaarsje, om te bidden en een stuk uit de Bijbel te lezen. Dat was echt een duik in het diepe. Van een vaag algemeen geloof – waar ik eigenlijk weinig van snapte – werd het veel persoonlijker. In plaats van Jezus alleen maar op de rug te zien, kon ik Hem nu bij wijze van spreken in de ogen kijken. Geleidelijk aan begon mijn geloof zich als een olievlek uit te spreiden over mijn leven. Het raakte álle dimensies: mijn studie, mijn relatie, alles.”

Prestigieuze baan

Het geloof had zó veel impact op Nikolaas’ leven, dat hij in 1988 besloot zijn levensroer drastisch om te gooien. Hij werkte inmiddels twee jaar in de advocatuur, maar zegde zijn prestigieuze baan op en begon aan een tienjarige opleiding tot jezuïet. “Het gekke was, ik zag mezelf ábsoluut niet als priester. Als kind al niet. Ik ben bijvoorbeeld nooit misdienaar geworden. Dat was me te dicht bij het altaar; niets voor mij. Het heeft me tien jaar gekost – mijn hele jezuïetenopleiding lang – om te wennen aan het idee dat ik priester zou worden.”

Uiteindelijk gaat het om het evangelie dat Jezus brengt

Je geloof verdiepte zich toen je je ging bezighouden met de ignatiaanse spiritualiteit. Hoe keek je tot dan toe naar Jezus?

“Om je een sprekend voorbeeld te geven: op mijn katholieke middelbare school was er een bezinningsgroepje dat regelmatig bij elkaar kwam. Ik herinner me dat ik daar als 15-, 16-jarige eens een kijkje nam. Tot ze me de vraag stelden: ‘Wie is Jezus voor jou?’ Ik vond dat een onbehoorlijke vraag en ben nooit meer teruggegaan.”

Nikolaas schiet in de lach. “Terwijl ik me met hart en ziel inzette voor de parochie. Maar ik kon daar niet over spreken, omdat ik er geen woorden voor had. Letterlijk. Die kreeg ik pas later.”

Godservaringen

In de ignatiaanse spiritualiteit is het gebruikelijk regelmatig voor langere tijd de stilte op te zoeken om je te verdiepen in de Bijbel. Nikolaas doet dit elk jaar acht dagen, en ging twee keer zelfs dertig dagen de stilte in. Die periodes brachten hem tot zijn verrassing meerdere keren een godservaring. “Ignatius van Loyola, de oprichter van de jezuïetenorde, zei: ‘De bedoeling van die stilteoefeningen is dat het schepsel in rechtstreeks contact komt met zijn Schepper.’ Dus dat er een onbemiddelde godservaring wordt mogelijk gemaakt. Op sleutelmomenten in mijn leven is mij dat gegeven. Een heel beperkt aantal keer – ik denk vier, vijf keer, enkele minuten, verspreid over twintig jaar. Niet meer dan dat. Maar op die momenten ervaarde ik iets van een vreugde van zó’n andere orde, dat het voldoende is om het in dit leven uit te houden – wat er ook gebeurt. Al zeg ik erbij: het is mij overkomen, er zit geen enkele eigen verdienste bij.”

De hele dag desserts eten

Deze geloofsverdieping ervaart Nikolaas als een toetje in zijn leven. “Een soort dessert, heerlijk en mooi. Al heb ik me aan het begin van mijn opleiding wel afgevraagd: als je de hele dag alleen desserts eet, gaat dat niet vervelen? Maar nee. Het bijzondere is dat elke keer opnieuw het heilig vuur terugkomt. Als ik mijn antennes op Hem richt, gaat het vanzelf. Wat overigens niet betekent dat ik het ook altijd doe, hè? Want ik ben gewoon een mens, een zondaar zoals iedereen. Ook ik heb mijn baaldagen, ben soms gewoon lui of zit maar wat te klungelen. Maar dan spreek ik mezelf toe: ‘Nikolaas, let op. Deze kant gaan we niet op, daar hoor je niet thuis.’ Ik probeer mij te oefenen in wat ik noem ‘spirituele discipline’, om in te gaan tegen die neerwaartse spiraal. Daar zijn technieken voor, die heb ik beschreven in mijn boek Vertrouw op je gevoel. Ik ervaar het als een ongelofelijk voorrecht in mijn leven dat ik altijd maar desserts mag eten.”

Enorme voldoening

Met zijn keuze om priester te worden, koos Nikolaas voor een celibatair bestaan: hij trouwde niet en kreeg geen kinderen. Het geloof doorgeven aan een nieuwe generatie vat hij daarom breder op. Als internetpastor mag hij het geloof uitdelen “aan alle mogelijke mensen. Men zegt weleens: liefde is het enige goed dat toeneemt door het weg te geven. Elke dag bereik ik, bereiken wij met onze gemeenschap, tienduizenden mensen met webinars, voordrachten, boeken, met onze podcast Bidden onderweg, noem maar op.”

Het spreken over mijn Jezus-ervaringen heeft iets heiligs

Wat vind je belangrijk om door te geven?

“Uiteindelijk gaat het om het evangelie dat Jezus brengt. Dat wij gemaakt zijn om te leven in liefde. En dat Jezus de Weg, de Waarheid en het Leven is, door wie we die liefde verkrijgen. En dat mag ik doorgeven aan mensen die smachten naar erkenning, aanvaarding en liefde. Die vaak wanhopig op zoek zijn en het echt niet vinden. Het is mijn grootste vervulling om hen op dat spoor te zetten.”

Iets heiligs

Nikolaas’ vader is overleden, zijn moeder leeft nog. Praat hij met haar over het geloof? “Ja, maar ik ga daar spaarzaam mee om. Ik weet zelfs niet of ik ooit met mijn tweelingbroer, met wie ik heel goed ben, ooit over mijn geloofsleven heb gesproken. Een tijd geleden heb ik de eucharistie gevierd met mijn moeder, in haar huis, met z’n tweeën. Achteraf was ik daar zo ontroerd over, dat ik daar echt om gehuild heb. Terwijl ik helemaal niet snel huil. Maar het spreken over mijn geloof, over mijn Jezus-ervaringen, ligt zo gevoelig en is zo kwetsbaar, dat ik het met intimi bijna niet kán, niet dúrf te benoemen.”

Zijn stem wordt zacht als hij verdergaat: “Het gaat niet om angst of schaamte. Het heeft iets heiligs. En daardoor is het onuitspreekbaar. Tegelijkertijd gaat het zo diep, dat je het misschien niet eens wílt uitdrukken in woorden. Omdat woorden ook beperken.”

Afgesloten tuin

“Nu ik er zo over nadenk,” zegt Nikolaas na een korte stilte, “schiet me het begrip ‘hortus conclusus’ te binnen. Dat komt uit de monastieke traditie, dus van de monniken, en betekent ‘afgesloten tuin’. Dat is een heel mooie tuin, waar níémand, behalve jijzelf, binnen mag komen. Het is jouw plek. Soms hebben kloosters zo’n fysieke tuin, waar je in je eentje mag komen. Dus blijkbaar is mijn ervaring toch niet zo uniek, het is een bekend gegeven. Het is niet dat ik niet wil, of de ander niet vertrouw, maar vraag me het niet, want ik kán dat niet.”

Wat zou je missen als je het geloof niet had?

Resoluut: “Perspectief. Een kompas. En zin, betekenis. De wanhoop die ik soms bij mensen zie, had ik misschien ook wel gehad als ik het geloof niet met de moedermelk had ingedronken.”

Geschreven door

Mirjam Hollebrandse

--:--