Ga naar submenu Ga naar zoekveld

Dirigent Jennifer van den Hoek legt het stokje neer

'In december traden we wel meer dan twintig keer op'

Met soms wel tien bussen tegelijk vertrokken ze vanuit Ridderkerk naar optredens in het hele land. Jennifer van den Hoek en haar kinder- en tienerkoren, gestoken in fluwelen jurken en matrozenpakjes, waren een begrip in de wijde omgeving. Na 49 jaar hing Jennifer eind 2020 het dirigeerstokje aan de wilgen. “Zelfs voor een uitvoering in een verzorgingshuis was ik zenuwachtig. Dat is nu voorbij.”

Deel:

Een interview wil ze liever niet, bang dat ze iets verkeerds zegt, mensen vergeet of iemand tekortdoet. “Als blijkt dat je toch geen plek hebt voor dit artikel, vind ik dat helemaal niet erg,” appt ze na het gesprek. Terwijl ze de afgelopen decennia haar hand niet omdraaide voor een kerk met duizend bezoekers, en meerdere keren per maand voor een koor met zeshonderd kinderen stond, houdt Jennifer (63) niet van de schijnwerpers. “Ik wil het liefst onzichtbaar zijn. Dat gelooft niemand, maar mensen die me écht kennen, weten dat. Als ik het koor niet had gehad, was ik een soort kluizenaar geworden, denk ik.”

Einde van een tijdperk

De goedlachse Jennifer is samen met haar man Auke net van Ridderkerk naar de Veluwe verhuisd. Daarmee heeft ze een jarenlange familiegeschiedenis op een statige herenboerderij uit 1741 afgesloten. “Het is het einde van een tijdperk,” erkent ze. “Zowel wat betreft mijn wortels hier als wat betreft de koren.”
Tijden zijn veranderd: de laatste jaren kwam vaak de helft van de koorleden op een repetitie niet opdagen, waardoor ze de week erna opnieuw moest beginnen met het instuderen van een lied. Voor een optreden was ze zenuwachtig of ze wel voldoende koorleden had; en wilde ze driestemmig zingen, dan waren er niet genoeg alten. Corona deed de koren uiteindelijk echt de das om.

Blauwe maandag orgelles

Bijna vijftig jaar geleden, op haar 14e, richtte Jennifer haar eerste koortje op. Gewoon aan huis. “Ik hield van zingen, kon een beetje gitaar spelen en wilde graag iets voor anderen doen. En voor God. Met een klein clubje kinderen uit de buurt gingen we zingen voor oude mensen. Al gauw kwamen er zo veel kinderen, dat mijn vader in de keuken moest eten als hij uit zijn werk kwam, omdat de kamer vol zat. Op een dag ben ik naar het hoofd van de basisschool in de buurt gegaan en kreeg ik een lokaal om te repeteren met het koor. Ik had een blauwe maandag orgel- en pianoles gehad, daar kon ik me mee behelpen. Later kwamen er organisten en pianisten bij het koor. Gelukkig maar, want anderen kunnen dat veel beter dan ik.”

Ik luisterde geen optredens terug, want ik vond het nooit goed genoeg

500 kinderen in een zwembad

Het huiskoortje van Jennifer groeide uit tot meerdere koren, met namen als De zangvogeltjes, De waalrakkertjes en De maaskrekeltjes. De koren – later bekend onder de naam Ridderkerkse kinder- en tienerkoren – werden een begrip in de regio én daarbuiten. Veel mensen herinneren zich de EO-Familiedagen in de jaren tachtig en negentig, met honderden kinderen in matrozenpakjes en fluwelen jurkjes op het podium. Ook bij Nederland Zingt waren haar koren graag geziene gasten. Jennifer herinnert zich een tv-opname van de EO, waarbij de omroep voorafgaand aan de opnames een zwembad had afgehuurd. “Dat was vreselijk eng: 500 kinderen onder mijn hoede in een zwembad! Bovendien, we moesten nog een tv-opname doen, maar iedereen had natte haren. Toen hebben de grote meiden van het koor de haren van de kleintjes staan föhnen. Het is allemaal goed gekomen, al heb ik peentjes gezweet.”

Je hebt jezelf het dirigeren aangeleerd. Voelde je je nooit onzeker?
Direct: “Natuurlijk was ik onzeker! Ik luisterde geen optredens terug, want ik vond het nooit goed genoeg. Naar tv-opnamen keek ik met angst en beven; ik zag van alles wat fout ging. Ik zei soms: ‘Ik doe ook maar wat.’ Mensen dachten dat het een grapje was, maar dat was dus niet zo. Of ik het goed deed? Ik weet het niet. Er heeft in elk geval nooit iemand wat van gezegd, haha!”
Met een twinkeling in haar ogen: “Ik ben ooit gevraagd een volwassenenkoor te dirigeren, maar dat vond ik eng. Later zei een lid van dat koor tegen mij: ‘Ik was zo blij dat het niet doorging. Straks zou je ons ook nog matrozenpakjes aantrekken!’”

Valt er dan nu, na 49 jaar, een last van je schouders?
“In een bepaald opzicht wel. Zelfs voor een uitvoering met een kleine club in een verzorgingshuis was ik zenuwachtig. Dat is nu voorbij. Al was het ook een enorme rijkdom.” Haar ogen lichten op: “Natúúrlijk was het ook leuk! En omdat ik zo jong was toen ik ermee begon, raakte ik zelfs bevriend met koorleden.”

Psalm op hele noten

Jennifer van den Hoek
Jennifer van den Hoek.

Het repertoire was breed: van psalmen op hele noten tot vrolijke swingliedjes. Ook de achtergrond van de kinderen was divers. Sommigen mochten op zondag niet mee naar optredens, anderen hadden nog nooit een kerk vanbinnen gezien. Zelf voelt ze zich in elke kerk thuis, zegt ze. “Ik kan genieten van een psalm, maar ik houd net zo goed van gospel.”

Kreeg je weleens commentaar op het repertoire?
“Jazeker! Vooral vanwege de liedjes van Elly en Rikkert zijn kinderen van het koor afgehaald.

In de beginjaren mochten bepaalde kinderen niet optreden voor de EO. Die ouders waren lid van de NCRV en vonden de EO te evangelisch. Dus zowel vanuit de linker- als uit de rechterhoek klonk er zo nu en dan kritiek. We hadden eens een liedje met de zin: ‘Ik heb een papa daar in de hemel, Hij houdt mij dicht bij Zijn hart.’ Ik heb ‘papa’ veranderd in Vader, want ‘papa’ vonden sommigen niet kunnen. Uitleggen dat abba papa betekent, hielp niet. Klappen bij een halleluja-liedje mocht van een paar ouders ook niet. ‘Handklapt en betuigt,’ zei ik dan. Maar ik kon uitleggen wat ik wilde, het had geen zin. Al bleef ik die liedjes gewoon zingen, hoor. En soms maakte ik er een medley van. Dan plakte ik een psalm achter een vrolijk liedje. Zo had je van alles wat, dat verzachtte de pijn.”

Wat vind je zelf het mooiste lied?
“Psalm 116: ‘God heb ik lief.’” Ze staat op, loopt naar een zijkamer en haalt een tegeltje tevoorschijn met de eerste regels van die psalm erop. “Dit is zo mooi. Alles van het leven staat erin: ‘Hij redt mij keer op keer…’ Ik heb last gehad van depressies. Dan stond ik vrolijk voor een koor, maar huilde mijn hart. Om het leed in de wereld, om mensen, om dieren. Ik trek me dat enorm aan. Er is een lied dat zingt ‘Heer, ik wil Uw liefde loven, al begrijpt mijn ziel U niet.’ ‘Nou, Heer,’ zeg ik dan, ‘ik begrijp er niks van, helemaal niks!’ Maar dan is daar ook dat andere lied: ‘Eens zal op de grote morgen, klinken het bazuingeschal, dan zal Jezus wederkomen, als de rechter van ’t heelal!’ Dat houdt me op de been.”

Zonder koor was ik een soort kluizenaar geworden

Sleutelkinderen

Jennifer wilde met haar koren graag evangeliseren en had diverse buitenkerkelijke kinderen die meezongen. “Er was er zelfs één van wie de ouders zeiden: ‘Als je dat geloof vol blijft houden, ga je het huis uit.’ Dat kind was al wat ouder, en is toch op het koor gebleven. Een ander kind kwam een tijdje stiekem naar het koor, omdat hij het thuis moeilijk had. En dan had je nog de zogenaamde sleutelkinderen, van ouders die veel weg waren. Die konden altijd bij mijn moeder terecht, en later ook bij mij thuis. We hebben weleens tieners in huis gehad die even niet thuis konden wonen.”
Soms krijgt ze nóg brieven van oud-koorleden, die schrijven: ‘Het koor heeft me gevormd.’ En: ‘Bij jou kon ik mijn verhaal kwijt.’ Het verbaast haar. “Ik word daar stil van. Net als van koorleden die schrijven: ‘Ik koos een ander pad, bij God vandaan, en werd nijdig als er weer zo’n liedje van vroeger in mijn gedachten kwam. Maar de Heer heeft me bij mijn haren gepakt.’” Even later: “Ik kreeg eens een rouwkaartje en foto van een Nederlands meisje uit Zwitserland. Ze was een jaar of 6 toen ze overleed, en haar ouders schreven dat ze zo veel steun hadden gehad aan onze elpees. Dan ben ik dankbaar dat ik dit mocht doen.”

Iedereen was welkom, of ze nu konden zingen of niet

Gepest

Doordat Jennifer in haar jeugd gepest werd – ze zag er door haar vroege puberteit ouder uit en was “de grootste en de dikste van de klas” – had ze een bijzondere klik met kinderen die niet lekker in hun vel zaten. Als ze wist dat een kind gepest werd, zorgde Jennifer ervoor dat hij op het koor juist in de groep werd opgenomen. “Dat vond ik het mooie: we hadden kinderen van het speciaal onderwijs, maar we hadden er ook die medicijnen zijn gaan studeren.”

Je runde een koor met zeshonderd leden, zonder hulp van een bestuur. Hoe deed je dat?
“Mijn moeder, tante Annie, was mijn rechterhand. En op de een of andere manier luisterden die kinderen altijd naar mij. Moeders vroegen weleens: ‘Hoe doe je dat toch met zeshonderd kinderen, ik heb thuis al moeite met drie!’ En koorleden zeiden later: ‘Als je kwaad keek, konden we wel onder de stoel verdwijnen.’ Maar ik was dan vanbuiten boos, niet vanbinnen.”

Kende je alle kinderen bij naam?
“Ja! Op het hoogtepunt, met 600 leden, kende ik ze allemaal bij hun voornaam, en de meesten ook bij hun achternaam. Ik kom nog regelmatig oud-koorleden tegen en in de meeste gevallen herken ik ze. Soms heb ik even een achternaam nodig, dan weet ik het weer.”

Denk je weleens: o ja, dat was dat vervelende jochie? Of dat meisje dat altijd vals zong?
“Nee, want er zongen er zo veel vals, haha! Mijn motto was altijd: het maakt niet uit of je kunt zingen of niet, je mag gewoon komen. Maar inderdaad, er zaten enorme brommers tussen. Tegen hen zei ik: ‘Jij bent heel speciaal, jij kunt zo mooi met je gezicht zingen. Jij mag playbacken. Niet vertellen aan de anderen, hoor!’ Iedereen was welkom, of ze nu konden zingen of niet. En natuurlijk waren er ook vervelende kinderen. Ik heb een keer een jongen op de gang gezet om af te koelen. Toen kreeg ik toch een boze vader op m’n dak! Achteraf kan ik er wel om grinniken. En ach, vervelend… ik ben zelf ook weleens vervelend.”

Ik zorg beter voor mijn dieren dan voor mezelf

Net het paradijs

“O, Auke, de paarden moeten naar binnen!” roept ze halverwege het gesprek naar haar man. “Wil je dat even doen? Dadelijk breken ze de tent af, ze willen voor het donker naar binnen.” Terwijl haar man de trap af komt, zegt ze: “Ik ben een beetje een slaaf van mijn dieren, hoor. Sommige mensen zeggen tegen me: ‘Ik zou best eens een dier willen zijn, maar dan wel bij jou. Want dan wordt er heel goed voor me gezorgd.’”

Zorg je ook goed voor jezelf?
“Ik zorg beter voor mijn dieren. Die gaan voor. De liefde die je van dieren krijgt, is zo onvoorwaardelijk. Ik heb hier honden, een kat, twee paarden, kippen… als ze hier allemaal in de stal zijn, voelt het net als het paradijs.”

Ziek op de bank

Met vijf koren en honderden optredens per jaar, had Jennifer altijd haar handen vol. Week in, week uit waren er koorrepetities, en ook in de organisatie ervan ging zeeën van tijd zitten. “In december traden we wel meer dan twintig keer op. Derde kerstdag lag ik vaak ziek op de bank. Ik kon erg opzien tegen de organisatie, maar het kwam altijd weer goed. Als die kinderen dan gingen zingen, kneep ik soms mezelf in de arm en dacht ik: hè, is dit mijn koor? Dat kon ik nauwelijks begrijpen.”

Zelf ben je geen moeder. Was dat niet confronterend voor je?
“Nee, wij hebben bewust geen kinderen. Ik kan heel goed met kinderen opschieten, het zijn allemaal kleine vriendjes en vriendinnetjes, maar ik heb nooit zelf moeder willen worden.”

Wat is je mooiste herinnering aan 49 jaar dirigeren?
“Er zijn heel veel mooie herinneringen. De koorreizen naar het buitenland bijvoorbeeld, maar ook gewoon heel dichtbij: een keer in een verpleeghuis, waar mensen wonen van wie je denkt: het dringt amper tot hen door. Tot er een meneer was die ineens ging meezingen. Later hoorde ik van het verplegend personeel dat dit de eerste reactie was die ze ooit van die man hadden meegemaakt. Hij praatte niet, maakte helemaal geen contact. Maar het zingen van ons koor had hem opengebroken. Ik krijg er nóg kippenvel van.”

Beeld: Jacqueline de Haas

Geschreven door

Mirjam Hollebrandse

--:--