Ga naar submenu Ga naar zoekveld

In gesprek met familie Abraham

We praten met onze kinderen over God. Maar hoe deden ze dat in de Bijbel?

Het zijn de momenten waar ik als vader van opleef: als ons zoontje van vijf met filosofische of theologische vragen en antwoorden komt. Meestal gebeurt het aan tafel bij het avondeten, maar het kan net zo goed plaatsvinden in, zeg, de speeltuin of op het campingtoilet. Hij meldde laatst dat hij had bedacht hoe het kwam dat sommige mensen ‘boeven’ worden. “Omdat ze zijn vergeten dat ze goed zijn,” legde hij uit. “Vroeger toen ze nog bij God waren, toen waren ze goed, maar dat weten ze niet meer en nu zijn ze boef.”

Deel:

Ik vind het tegelijk ook een beetje spannend, dit soort gesprekken. Ik had er bijvoorbeeld nog nooit over nagedacht of onze zielen ook vóór onze geboorte al bestonden, en nu kwam hij opeens uit zichzelf met dat idee. Nog even en hij begon over reïncarnatie – en wat vond ik daar nou weer van? Iedereen die de verantwoordelijkheid heeft over een kind, zal dit soort uitwisselingen wel herkennen. Het voelt als de leukste en tegelijk gevaarlijkste klus die je hebt te doen. En het gesprek over geloof voelt daarbinnen misschien wel als het allerleukste en allergevaarlijkste.

Het voelt als de leukste en de gevaarlijkste klus die je hebt te doen

Laten we daarom eens naar de Bijbel kijken. Misschien kunnen we wat leren over hoe daar het geloofsgesprek tussen de generaties plaatsvindt. En dan kijk ik vooral naar de bekendste familie, en tegelijk een nogal gemankeerde: die van Abraham.

Godsbeelden kapotslaan

Abraham zelf had natuurlijk al een pittig gesprek met zijn ouders te voeren. De Bijbel zegt er niets over, maar een legende vertelt dat diens vader in Ur een godenbeeldenwinkeltje bestierde. Op een dag was Abraham het zat en sloeg hij ze allemaal kapot. Zijn vader was verbijsterd, maar Abraham verklaarde: “Dat heb ík niet gedaan, vannacht hebben ze ruzie gekregen.” “Maar wat een onzin,” riep zijn vader uit, “dat kunnen godenbeelden toch niet?” “Zie je nou wel,” concludeerde Abraham, “jij gelooft er zelf ook niets van!” De volgende dag vertrok hij met Sara naar een ander land om daar de ene God te dienen.

Veel mensen hebben tegenwoordig zo’n soort gesprek gehad met hun ouders. We hebben de godsbeelden van hen bekritiseerd, kapotgeslagen misschien wel, en merkten hoe goed dat voelde – misschien wel tot onze eigen verrassing. En we trokken het huis uit, naar een ander ‘land’, om iets of iemand anders te gaan dienen.

Abraham_voor_weg

Vervolgens merken we natuurlijk dat we in veel opzichten toch op onze ouders blijven lijken. Dat zie ik in elk geval bij Abrahams familie. Het veelgodendom waarmee hij was opgevoed, zat er diep in. Het was een invoelbare stunt, die Abraham in zijn vaders winkel uithaalde: al die verschillende goden gaan in de mythes inderdaad voortdurend met elkaar op de vuist. Tiamat was de oergodin, de woeste oerzee waar alles uit voortkwam; Chaos zouden de Grieken deze figuur later letterlijk noemen. Want in het veelgodendom kun je nergens op rekenen; uiteindelijk is alles onbetrouwbaar. En het duurt lang voor Abrahams nakomelingen zich uit deze denkbeelden weten los te worstelen.

Leugens om bestwil

Dat blijkt uit twee opvallende lijnen die door deze familie lopen. De eerste is die van de ‘noodleugen’: liegen om je hachje te redden. Abraham verhuist later nog twee keer naar een andere streek en zijn vrouw Sara wordt dan direct opgenomen in de harem van de plaatselijke heerser. Dat was blijkbaar een serieus risico in die tijd, zoals tegenwoordig ook veel vluchtelingen, vrouwen én mannen, onderweg seksueel worden misbruikt. Beide keren bezweert Abraham dat zij alleen maar zijn zusje is, om te voorkomen dat hij als haar echtgenoot in de weg zit en wordt afgemaakt.

Redeneer niet steeds vanuit wantrouwen

Maar beide keren waren de plaatselijke heersers dat helemaal niet van plan. Ze wilden ‘alleen maar’ Sara hebben. Hm. Oké. Ik had dan graag gehoord wat zij daarvan vond. Maar goed, het punt is dan dat het gedraai en gelieg van Abraham niet nodig was geweest. En hij heeft dit ongetwijfeld aan zijn kind Isaak verteld – die echter zelf later precies hetzelfde trucje uithaalt. En zijn kleinkind Jakob krijgt vervolgens de naam ‘hielenlichter’ en bedriegt meermalen zelfs zijn eigen familie.

Deze herhaling is zó opvallend dat de schrijvers van Genesis (het waren er waarschijnlijk meer in de loop der tijd) er iets mee wilden zeggen. De strekking is steeds: de werkelijkheid valt mee. Ook plaatselijke machthebbers kunnen relatief mild en vredelievend zijn. God is telkens bij je en heeft een plan. We komen niet voort uit Tiamat, de oerzee, maar uit liefde. Wen daar nou eens aan, Abraham, ‘vader van geloof’, zoals je heet, en redeneer niet steeds vanuit wantrouwen.

Bij Abraham heeft de jongste: Isaak, de voorkeur
Bij Abraham heeft de jongste: Isaak, de voorkeur.

De jongste favoriet

De andere lijn door de familie hangt daar sterk mee samen. Elke lezer van Genesis zal het wel zijn opgevallen dat er steeds gedoe is tussen twee broers. En dat de vaders daar niet al te best mee omgaan. Het begint al met Kaïn en Abel – er lijkt geen ruimte te zijn voor hen beiden. Later doet Abraham net alsof ook zijn beide kinderen te veel zijn – hij stuurt de oudste de woestijn in en ook bij hem heeft de jongste de voorkeur. Deze Isaak heeft daar een flinke klap van meegekregen en ook bij hem is het of-of. Maar in zijn geval is de oudste favoriet: Esau. Met een interessante draai in het verhaal zegent hij uiteindelijk toch de jongste, met wie de familie weer verdergaat. Deze Jakob zit met zijn twaalf kinderen weer met precies hetzelfde gedoe. Hij kan ook niet gewoon van allemaal evenveel houden, en heeft duidelijk een voorkeur: wéér de jongste – eerst Jozef en als die verdwijnt Benjamin.

Telkens die vaders dus die niet genoeg ruimte in hun hart hebben, waarop vervolgens God duidelijk maakt dat niet de oudste, zoals gebruikelijk was, maar de jongste de familie zal voortzetten.

Lees ook: De 7 verrassingen van de barmhartige Samaritaan
Lees ook: De 7 verrassingen van de barmhartige Samaritaan

Jezusachtige motieven

Ook later in de Bijbel zie je beide lijnen terugkeren. Het zijn Jezusachtige motieven, al eeuwen voordat Jezus geboren werd. Want zoals Abraham minder geloof toonde dan zijn gastheren, vindt Jezus ook regelmatig meer geloof buiten Zijn eigen volk: denk aan de Samaritaanse vrouw, de Syro-Fenicische vrouw en de Romeinse officier. En zoals Abrahams familie telkens werd voortgezet door de minst waarschijnlijke zoon, zo kiest Jezus ook nogal onlogische figuren om Hem op te volgen: een Zeloot, een tollenaar, een christenvervolger, enzovoorts.

Het hoort allemaal bij het leerproces dat deze extended family doormaakt. Ze groeide op in een cultuur die geloofde dat alles uit chaos voortkomt – iets wat we wel kunnen herkennen – wij noemen Tiamat alleen wat anders. Uiteindelijk geldt het recht van de sterkste en sta je er alleen voor. Maar telkens laat God dan zien dat de werkelijkheid meevalt. Je krijgt hulp uit onwaarschijnlijke hoek, er bloeit liefde waar je het niet verwacht, mensen die zwak lijken, worden succesvol.

Dat zijn kleine gloeipuntjes van Gods rijk, die overal – ook in Abrahams tijd – laten zien dat Tiamat of de chaos niet het laatste woord heeft. Of, zoals ons zoontje het misschien zou zeggen: “Waarom worden we bang? Je bent alleen maar vergeten dat God er is.”

Geschreven door

Reinier Sonneveld

--:--