Ga naar submenu Ga naar zoekveld

Carola Schouten: 'God beperkt zich niet tot een bepaalde manier van geloven'

Wat kreeg Carola Schouten van huis uit mee over God en het geloof en waar staat ze nu?

Ze had de ambitie om het bedrijfsleven in te gaan. Maar inmiddels is Carola Schouten (43) een van de bekendste gezichten in de Nederlandse politiek als demissionair vicepremier en minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Toch staat haar werk niet centraal in haar leven. “Mijn geloof herinnert me eraan waar het écht om draait.”

Deel:

Het vraagt een korte wandeling door het immense gebouw van het ministerie om de werkplaats van Carola Schouten te bereiken. Eenmaal aangekomen in de door de zon verlichte vergaderruimte waar het gesprek plaatsvindt, valt meteen een afbeelding van twee grazende koeien aan de muur op. Geen onbekend tafereel voor de politica. Ze groeide op als middelste van drie dochters op een boerderij in Waardhuizen: een klein protestants dorpje in het katholieke Brabant. De plaatselijke Gereformeerde Kerk vrijgemaakt speelde een belangrijke rol in “het warme gezin” waar ze groot werd. “We keken niet vreemd op als we drie of vier avonden per week vulden met kerkelijke activiteiten. Ik ervaarde de kerk als een fijne, geborgen plek, waar veel van mijn vrienden rondliepen. Met name aan de jeugdvereniging, waar ik veel gezellige vrijdagavonden doorbracht en mooie gesprekken voerde, koester ik warme herinneringen.”

Inleiding over de Doleantie

“Mijn ouders vonden kennisoverdracht een belangrijk onderdeel van het geloof,” vervolgt de minister. Ondeugend glimlachend: “Mij is het gelukkig niet overkomen, maar mijn moeder stuurde mijn zusje eens terug naar de dominee om haar zondag, die ze tijdens de catechisatie niet kende, tóch nog op te zeggen.” Maar ook de jonge Carola moest aan de bak. “Ik herinner me dat ik als twaalfjarige een inleiding schreef over de Doleantie” (de scheuring van de Nederlandse Hervormde Kerk o.l.v. Abraham Kuyper, red.).

PHOTO-2021-08-26-18-00-40

“Dat klinkt inderdaad bijzonder,” reageert ze op de verbaasde blik van de aanwezige politiek adviseur. “Ik kan me ook niet voorstellen dat mijn nu twintigjarige zoon dat gedaan zou hebben. Maar bij ons was dat normaal. Binnen mijn familie werd het gestimuleerd om al jong inhoudelijk mee te praten over geloofszaken, maar ook over actualiteit en politiek. Dat gebeurde bijvoorbeeld tijdens de koffie na de kerkdienst op zondag. Er werd verwacht dat je over die zaken een mening zou vormen. Maar je standpunt hoefde niet per se binnen ‘het vrijgemaakte plaatje’ te passen.”

Hoe keek u als kind naar God?

Zichtbaar gravend naar herinneringen neemt ze een slok van haar koffie. “Ik besefte maar al te goed dat ik niet tegen een ‘gewone’ vader sprak als ik het Onze Vader bad. Het woord ‘ontzag’ stond, en staat, centraal. Ik ken veel mensen die God als een vriend zien, maar persoonlijk zeg ik dat niet zo snel: daar is Hij naar mijn idee te heilig voor. Jezus stond en staat voor mij persoonlijk dichterbij als menswording van God.”

Groeiende broden en vissen

Op de vraag welke Bijbelverhalen haar als kind boeiden, verwijst de minister dan ook direct naar de verhalen over Jezus. Als ze luisterde naar de geschiedenis van de wonderbaarlijke spijziging, gingen er allerlei radertjes bij de bewindsvrouw draaien. “Hoe zag dat eruit? Bleven die vijf broden en twee vissen telkens groeien als Jezus er een stukje afbrak?” Maar ook de geschiedenissen over David beluisterde ze ademloos. “Het is toch onvoorstelbaar dat een kleine herdersjongen een reus doodt met alleen een slinger en vijf stenen op zak? En uiteindelijk wordt die eenvoudige herder zelfs de koning van Israël. Verder vind ik het nu vooral mooi dat het vertrouwen op God een belangrijke plaats inneemt in Davids leven.”

Ik kwam opeens in aanraking met de rauwheid van het leven

De bekendste psalm van David, ‘De Heer is mijn Herder’, zong de kleine Carola vaak. Ze zingt zacht een aantal regels om aan te geven dat ze de uitvoering van Johannes de Heer bedoelt. Psalm 23 kreeg een extra lading toen deze bovenaan de rouwkaart van haar vader kwam te staan. Hij verongelukte op het erf van de boerderij toen ze 9 was. “Dat moment zie ik als het einde van mijn kindertijd: de onbevangenheid verdween en ik kwam opeens in aanraking met de rauwheid van het leven. Ik vond het ontzettend moeilijk om tijdens de begrafenis in het graf te kijken. Maar onze dominee, die dat merkte, zei: ‘Kijk maar naar boven, want daar is je vader nu.’ De binnenkant van het graf heb ik nooit gezien. In plaats daarvan keek ik naar boven met de woorden van de dominee in gedachten. Die blijven me tot op de dag van vandaag bij.”

Geen antwoord

“De troostende woorden namen het verdriet niet weg,” vult de minister aan. Ze vertelt dat het gezin hard moest werken om het hoofd boven water te houden op de boerderij. “Maar ik herinner me ook de warmte van mensen die om ons heen stonden. Later probeerde ik redenen te bedenken waarom mijn vader zo vroeg stierf en ik richtte mijn vragen daarover ook aan God. Een antwoord kreeg ik niet.”

Na verloop van tijd verzoende ze zich met het feit dat ze geen antwoord op die vragen kreeg. “Uiteindelijk moeten de vragen over de dood van mijn vader niet centraal staan in mijn leven. Het draait erom dat je erop vertrouwt dat God je herder is, óók op die momenten. Niet dat ik dat altijd zo ervaarde: ik kende ook eenzame momenten. Maar ik heb de vragen rond mijn vader aan Hem kunnen overgeven.”

U ging in 1995 bedrijfskunde studeren in Rotterdam. Veranderde uw geloof in die periode?

“In Waardhuizen was mijn geloof iets vanzelfsprekends. Maar in Rotterdam kwam ik in een multiculturele wereld terecht. Ik moest uitleggen wat en waarom ik geloofde.” Ook op de christelijke studentenvereniging ging het er anders aan toe dan thuis. Zo herinnert de minister zich een lezing over hermeneutiek: de manier waarop je de Bijbel leest en interpreteert. “Ik werd daar uitgedaagd om te bedenken of ik de Bijbel er niet te vaak bij pakte om kennis op te doen, terwijl ik de diepere boodschap liet liggen, namelijk Gods liefde die in al die verhalen naar voren komt.”

God gebruikt ons allemaal, maar we zijn God zelf niet

Terugkijkend ziet Schouten een duidelijk verschil tussen het begin en het eind van haar studententijd. “Ik kwam milder in het geloof te staan. Ik kon altijd goed de verschillen tussen kerkverbanden aanwijzen en aangeven wat goed en fout was. Maar ik ontdekte door ontmoetingen en gesprekken in mijn studietijd dat het té makkelijk is om zwart-wit over iemands mening of houding te oordelen. Ik zit niet meer in die hokjesmodus: God beperkt zich niet tot een bepaalde manier van geloven.”

Overmoedig

Na haar studie belandt de politica als beleidsmedewerker bij de Tweede Kamerfractie van de ChristenUnie. Ze komt in 2011 in de Kamer. Haar geloof speelt een belangrijke rol in haar werk, maar niet alleen met betrekking tot politieke standpunten. Ze vertelt dat het haar raakt als beslissingen niet uitpakken zoals gehoopt of wanneer mensen bepaalde besluiten, zoals de maatregelen rond de stikstofcrisis, haar niet in dank afnemen. En als bij stevige debatten over bijvoorbeeld medisch-ethische kwesties de meerderheid van de Kamer een andere kant op wil dan de ChristenUnie, kan dat voor moedeloosheid zorgen.

“Op die momenten helpt het me om te bedenken waar het écht om draait in het leven. Dat is niet deze tijdelijke baan. Ik probeer natuurlijk een positieve bijdrage te leveren en mijn beste beentje voor te zetten, maar het is overmoedig om te denken dat het allemaal van mij afhangt. God gebruikt ons allemaal – bouwvakker, schrijver of politica – als een instrument, maar we zijn God zelf niet. En ondanks alle fouten die we in die rol maken, blijft Hij genadevol. Uiteindelijk telt het dat ik bij Hem mag horen, en niet wat mensen van mij vinden.”

Wat gaf u uw zoon Thomas mee op geloofsgebied?

“Als ik eraan terugdenk, heb ik veel van mijn eigen opvoeding in die van hem gelegd.” Met een knipoog: “Maar ik heb hem nooit teruggestuurd als hij zijn zondag niet kende. Hij groeide op in een heel andere context: in de stad waar hij kon zien wat er in de wereld gebeurde. Op dit moment is hij actief bezig met het geloof bij bijvoorbeeld de christelijke studentenvereniging. Dat vind ik mooi om te zien. Uiteindelijk vind ik het het belangrijkst dat hij weet dat God van hem houdt. Hij staat relaxter in het geloof dan ik en we hebben soms ook discussies.” Lachend: “Maar goed, die voeren we op politiek gebied ook, zo nu en dan.”

Knipogen

“Weet je, ik vind het mooi dat het leven zich ontvouwt en soms verrassende wendingen heeft,” vervolgt de minister als ze antwoordt op de vraag hoe haar geloofsreis verdergaat. “Zo had ik een tijd terug in Brussel een bijzonder gesprek met iemand uit de buitenlandse politiek. Toen we over onze partijen spraken en ik vertelde dat mijn partij bestaat uit mensen die vanuit hun christen-zijn politiek bedrijven, reageerde hij verrast. Vooral het feit dat we meededen in de regering verbaasde hem. Hij vertelde vervolgens dat hij uit een sociaaldemocratisch gezin kwam. Rond zijn vijftiende kwam hij tot geloof en hij is nog steeds bezig met zijn ontdekkingstocht. Dat gesprek wees me weer op het voorrecht dat ik in een christelijk gezin opgroeide en dat we als gelovigen nog een stem hebben in de Nederlandse politiek. Zulke ontmoetingen zie ik als knipogen van God. Ik hoop nog veel van zulke knipogen te krijgen tot ik oog in oog met Hem mag staan. Op een onvoorstelbare plek waar geen verdriet en gebrokenheid meer is.”

Tekst: Lukas ten Napel
Beeld: Ruben Timman

--:--