Ga naar submenu Ga naar zoekveld

Op zoek naar balans? Begin met een ommetje

'Intuïtief weten we dat we naar buiten moeten'

Hoe vind je evenwicht en balans in je leven? Schrijver Reinier Sonneveld vindt een verrassend antwoord in een veel te lange woestijntocht en een oude ‘retraite’ van Jezus.

Deel:

Wat maakt mensen gelukkig en vervuld? Waardoor lopen we soms vast en gaat het mis? In de gesprekken die ik voer en de mails die ik ontvang, valt me steeds duidelijker dit patroon op: het gaat telkens over evenwicht. Heel origineel is dat inzicht niet. Het zit diep in ons gewone taalgebruik. “Ik moet weer in balans komen,” zeggen mensen soms. Of: “Ik mis de balans.”

Wat we vaak minder goed weten, is hoe je dan precies dat evenwicht weer vindt.

Massaal ommetjes maken

Je ziet het vaak spontaan gebeuren, dat mensen die balans zoeken. Denk aan de ommetjes die we opeens massaal spontaan maken, sinds de eerste lockdown. We zitten veel binnen, te veel. We gebruiken onze spieren en longen te weinig. En intuïtief weten we dat we dan naar buiten moeten; wind voelen, regen voor mijn part, frisse lucht. Maar ik merk ook dat we het niet altijd even spontaan aanvoelen. Ons zoontje verveelt zich soms en als ik dan voorstel om ‘even een ommetje’ te maken, is zijn eerste reactie meestal: “Nee, geen zin.” En natuurlijk, als we eenmaal buiten zijn, vindt-ie het heerlijk. Maar hij heeft blijkbaar zelf nog te weinig inzicht in hoe hij in elkaar zit, om zichzelf zo te corrigeren en die balans te hervinden.

Maak een ommetje - illustratie
'Mensen zijn telkens maar met hun hoofd bezig, en snappen maar niet waarom ze zo ontevreden en onrustig zijn.' (Beeld: Jet van der Horst).

Telkens achter de computer

Zo werkt het ook bij volwassenen. Soms zie je mensen zich helemaal kapot werken en denk je – of zeg je het ook hardop tegen ze – “houd nou eens op, zoek eens wat evenwicht!” Maar op de een of andere manier zitten ze er zo in vast, dat dit gewoon niet in hen opkomt. Of mensen zijn telkens maar met hun hoofd bezig, achter de computer, met getallen en woorden, en snappen maar niet waarom ze zo ontevreden en onrustig zijn. Van de buitenkant is het allemaal zo helder, maar bekijk het maar eens van binnenuit.

Een nieuwe generatie

Een aardige parallel met onze ommetjes en dat evenwicht zoeken, vind je in de Bijbel met die woestijntocht van de Israëlieten. Die duurt verbijsterend lang: veertig jaar. Volgens Google Maps is momenteel de tocht met de auto van Caïro naar Jeruzalem 739 kilometer. Stel dat je met een heel volk, inclusief alle bejaarden en kinderen, een kilometer per dag reist, dan ben je er toch in twee jaar. En dat klopt met de tijdsduur die de Bijbel suggereert: ongeveer twee jaar na hun ontsnapping staat het volk inderdaad bij de grenzen van het beloofde land.

Waarom daarna dan toch nog zo lang wachten? Nou, hun leider Mozes stuurde enkele verkenners het land in, van wie de meerderheid geschrokken terugkeerde: het was prachtig daar, maar de bewoners waren veel te sterk, ze zouden het nooit kunnen veroveren. Vervolgens kondigt Mozes aan dat de huidige generatie volledig moet worden vervangen. Veertig jaar staat in de Bijbel voor één generatie. Na hun veertigste krijgen de meeste vrouwen geen kinderen meer, ook mannen worden dan veel minder vruchtbaar. Het productieve leven is, in die specifieke zin, dan afgelopen. De volgende generatie is aan zet. Die is wel klaar voor het beloofde land.

Intiuïtief weten we dat we dan naar buiten moeten

Die woestijntocht is daarom, speels uitgedrukt, een ommetje XL. De oude generatie zat eigenlijk nog vast in Egypte en had een soort ‘slachtoffermentaliteit’. Ze waren zo lang vernederd, ze hadden zo lang ervaren ‘dit kan ik niet, dit is onmogelijk’, dat ze het zelfs na twee jaar vol wonderen in de woestijn niet konden geloven. Weer was het: “Dit kunnen we niet, dit is onmogelijk.” Een nieuwe generatie, zonder die oude trauma’s en wonden, had meer kansen.

Een flinke zomervakantie

Recreatie, kun je dat noemen. Dat woord bestaat uit ‘re’ en ‘creatie’ en betekent letterlijk: her-schepping. Het volk moet opnieuw worden opgebouwd. En dat is ook wat we met dat kleine ommetje doen van, zeg, veertig minuten. Het oude in ons zakt een beetje weg – het ongeloof, de pijn, het chagrijn – en we geven ons lijf en onze geest – de heilige Geest – de kans iets nieuws te laten groeien.

Zoiets lijkt Jezus zelf ook te zoeken als Hij zich veertig dagen terugtrekt in de woestijn. Dat was Zijn ommetje XL, zou je weer wat speels kunnen zeggen. Een flinke zomervakantie. Een stevige retraite. Alleen de accommodatie en het ontbijt waren wat minder verzorgd, zeg maar. Om het oude achter zich te laten, misschien de ongezonde patronen uit Zijn gezin, de pijn om Zijn overleden vader Jozef, de sociale druk uit het dorp. En ‘recreatie’ te zoeken, herschepping. Zodat Hij vervolgens, net zoals het volk lang geleden, het beloofde land in kon trekken om dat te ‘veroveren’ – maar dan op Zijn eigen, geweldloze manier.

Drie verleidingen

Het is lastig te achterhalen welke balans Jezus moest zoeken. Het voelt ook wat ongemakkelijk; Hij was toch Gods Zoon, maar tegelijk echt mens. Hij kon uitgeput zijn, overprikkeld, doodmoe van alle gesprekken, zoals wij dat tegenwoordig zijn van de honderdduizendtriljoenste Zoom-sessie met blikkerig geluid en houterige beelden. En dan trok ook Jezus zich terug in de stilte – zocht Hij, anders gezegd, balans. Dus mogen we vast wel een beetje raden naar wat de reden was dat Hij zich nota bene veertig dagen terugtrekt.

Ik vermoed dit. De drie verleidingen waarmee Hij geconfronteerd wordt, lokken telkens met bovennatuurlijke krachten: maak toch van die stenen broden. Laat je lekker opvangen door de engelen. Buig eventjes voor mij en word zomaar baas van alles. Maar Jezus kiest er telkens voor geen ‘wild card’ in te zetten. Hij past voor zichzelf niets toe waar wij als gewone mensen geen toegang toe hebben. Hij onderscheidt zich niet van ons in de privileges die Hij aan zichzelf toestaat. Hij is Gods Zoon, maar ook voluit menselijk.

Jouw 'toverkracht'

Misschien zit daar de balans die Jezus moest zoeken. Hij had toegang tot een geweldige hoeveelheid krachten, maar moest een manier vinden om die te beheersen. Het doet denken aan dat oude sprookje van de tovenaarsleerling, die wat hij heeft geleerd eerst nog niet in de hand heeft, en pas na vallen en opstaan onder controle kan houden. Jezus doet hier Zijn laatste grote examen. Ben Ik er inderdaad geschikt voor? Kan Ik het inderdaad aan om die ‘wild card’ niet in te zetten, straks, als ze Me arresteren…?

Bovennatuurlijk

Dit stelt natuurlijk de vraag hoe wij met de krachten omgaan die wij hebben gekregen. We hebben allemaal een soort ‘wild card’, we hebben allemaal iets unieks wat voor anderen bijna bovennatuurlijk lijkt. De een is een supervader, de ander een superkok, de volgende een supermodel. Ook al vinden wij het zelf niet super, anderen kunnen verbijsterd zijn over hoe wij iets zo makkelijk doen waar zij zo mee ploeteren. En andersom hebben wij dat bij anderen. Net als bij Jezus in de woestijn, is het de vraag hoe wij met die ‘toverkrachten’ van ons omgaan. Hebben we die in de hand?

Ben je goed in werken? Misschien moet je eens rusten

Dat is de vraag naar balans in je leven, en daarmee naar geluk en vervulling. We zijn allemaal ergens goed in geworden. Misschien door keihard te werken, misschien spelenderwijs, of het kwam ons aangevlogen zonder dat we het beseften. Soms worden we door veel mensen daarvoor geprezen, soms door kleine kring. Maar we hebben allemaal zo’n ‘toverkracht’, iets bijzonders waar we veel tijd aan besteden en wat ons onderscheidt. Iets waarmee we een bijdrage kunnen leveren aan onze omgeving. En iets wat kan ontsporen en uit de hand kan lopen.

‘Zoek die superkracht’

Balans vinden in je leven gaat dan zo: zoek die ‘superkracht’ – waar je goed in bent, waar je veel tijd aan besteedt, wat je vaak doet. En dan het tegenovergestelde: dat wat je liever wilt vermijden, wat je misschien wel slecht vindt. En besef dan: juist daar, hoe gek het ook kan klinken, heb ik op de een of andere manier toch wat te halen.

Ommetje illustratie
'Als je goed bent in werken, moet je misschien eens gaan rusten.' (Beeld: Jet van der Horst).

“Er is een tijd om te planten en een tijd om te rooien. Een tijd om af te breken en een tijd om op te bouwen,” staat er in Prediker. Als je goed bent in planten, misschien moet je eens gaan rooien. Als je goed bent in afbreken, misschien moet je eens gaan bouwen. Als je goed bent in werken, misschien moet je eens gaan rusten. Als je goed bent in zorgen, misschien moet je eens voor jezelf zorgen. Als je goed bent in uitzoomen, misschien moet je eens op punten en komma’s letten. Enzovoort.

Braakliggend terrein

Je hebt natuurlijk veel tijd besteed om dat juist níét te doen. Als je vaak hard werkt, vind je rusten ‘lui’ en ‘overdreven’. Als je goed bent in zorgen, vind je zorgen voor jezelf ‘egoïstisch’ en misschien zelfs ‘zondig’. Maar we zijn beperkte mensen. We kunnen niet alles. We hebben, in de ogen van anderen tenminste, superkrachten. Maar we moeten die in de hand houden en leren beheersen. Dan ontstaat er evenwicht in je leven. “Er moet evenwicht zijn,” zegt Paulus letterlijk. In een heel andere context, maar zijn punt is uiteindelijk vergelijkbaar. Als je heel veel aan anderen geeft, raak je uit balans, zegt hij daar. En dus moet er ook iets terugkomen, moet je ook voor jezelf zorgen.

Dat geldt op allerlei gebieden in je leven. Misschien begint het met nu een ommetje te maken.

Vraag jezelf af wat je vaak doet en waar je om gewaardeerd wordt. Verwoord dan het tegenovergestelde. Dat klinkt vaak negatief, maar het is een ‘braakliggend terrein’. Dáár liggen kansen voor je, dáár kun je groeien.

Geschreven door

Reinier Sonneveld

--:--