Ga naar submenu Ga naar zoekveld

Schrijfster Corien Oranje wist precies hoe het geloof in elkaar zat

Maar: ‘in Indonesië vielen mijn dogma’s aan diggelen’

Als 13-jarig meisje las ze een boek over een meisje dat haar leven aan Jezus gaf. Oei, dat heb ik nog nooit gedaan, dacht schrijfster Corien Oranje, waarop ze stante pede op haar knieën ging. Ze was blij en concludeerde: kijk, dit is de bedoeling! Maar toen dat euforische gevoel een dag later verdwenen was, maakte ze zich ernstig zorgen.

Deel:

Was het niet goed genoeg? Moest ze opnieuw haar leven aan Jezus geven? “Die twijfel is een levenslange gezel,” zegt Corien (57), terwijl ze op een stormachtige maartse vrijdagochtend in haar woonkamer in Haren zit. Ze zet haar tanden in een zelfgebakken haverkoekje en kijkt even voor zich uit. “Later kwam er ook twijfel bij over het bestaan van God. Wat als het allemaal niet waar was?”

Ik zie nog de plaatjes uit de kleuterbijbel voor me

Kleuterbijbel van Anne de Vries

Ze kreeg het geloof van jongs af mee en herinnert zich de kinderbijbelverhalen nog als de dag van gisteren. “Er is een foto waarop mijn moeder mij, zittend in de deuropening van de caravan, voorleest over Daniël in de leeuwenkuil. En het verhaal van Noach; ik zie nóg de plaatjes uit de kleuterbijbel voor me. Ik zat te huilen als mijn moeder voorlas over de kruisiging, en was enorm opgelucht als het Pasen was. Het was de kleuterbijbel van Anne de Vries, trouwens; och, wat kon die man schrijven! Later heb ik met een theologenoog die verhalen opnieuw gelezen en ontdekte ik de dogmatiek die hij erin gestopt had.” Lachend: “Al bij Adam en Eva gaat het over de Here Jezus en de hemel; dingen die je helemaal niet in Genesis 3 vindt. Toen de kleuterbijbel te kinderachtig werd, las mijn vader uit de gewone Bijbel. Dat bereidde hij dan zo voor, dat hij het kon vertellen op een manier die mijn drie broertjes en zusjes en ik konden begrijpen. O, en de eerste psalm die ik leerde op de basisschool, was Psalm 100 vers 1, in de nieuwe berijming: ‘Juicht Gode toe, bazuint en zingt’ – prachtig! Toen ik voor het eerst mocht preken, heb ik die meteen laten zingen.”

Andere godsdiensten

Als ze terugdenkt aan het geloof van vroeger, komen herinneringen boven van veiligheid en geborgenheid. “Mijn ouders zou ik omschrijven als warm en diepgelovig, met een open blik naar andere kerken. Maar ook wel beducht voor niet-Bijbelse keuzes, en bang dat wij ons geloof zouden verliezen. Ik weet nog dat ik me op mijn 17e afvroeg of ik belijdeniscatechisatie zou gaan volgen. Moest ik niet eerst andere godsdiensten verkennen? ‘Nee,’ zei mijn vader, ‘dat moet je helemaal niet doen. Dit is de waarheid.’”

Verschillende opstandingsverhalen

Toch kon die uitspraak van haar vader niet verhoeden dat Corien regelmatig twijfelde. Zo had ze op de gereformeerde middelbare school vooral moeite met de verschillende opstandingsverhalen. “Als je die naast elkaar legt, denk je: dit kan toch nooit allemaal tegelijk waar zijn? Ook ontdekte ik dat de tweede brief van Petrus waarschijnlijk helemaal niet door Petrus is geschreven. Daar kon ik heel erg mee zitten. Gelukkig was er op school ruimte voor mijn vragen en werden we door een aantal leraren aangemoedigd om voor onszelf te denken. Het erkennen van je moeiten, ook later op de studentenvereniging, heeft me erg geholpen. Het leerde me dat je geloof echt niet meteen instort als je je twijfels uitspreekt.”

Enige meisje

Na de middelbare school koos Corien voor een studie klassieke talen, maar na een jaar switchte ze naar theologie. “Ik vond die talen heel leuk, maar de studie niet breed genoeg. Ik wilde graag preken, misschien zelfs wel dominee worden. Al kreeg ik van diverse mensen in mijn omgeving duidelijk te horen dat dit er absoluut niet in zat. Mijn vader zei: ‘Probeer die studie theologie maar. Als het niks is, ga je over een jaar gewoon weer wat anders doen.’ Dat gaf mij veel ruimte.”
Op de Theologische Universiteit in Kampen was Corien meteen verkocht; ze vond het er ontzettend leuk. Al was ze er het enige meisje. Ze mocht wel naar preekcollege, maar geen preek houden. Ze werd ook nooit uitgenodigd om kritiek te leveren, ze zat erbij als toeschouwer. “Op een dag werd ik door de professor die preekcollege gaf zelfs tot de orde geroepen. Hij zei: ‘Ik hoor dat jij het steeds hebt over dominee worden, maar daar moet je mee ophouden, want dat is niet de bedoeling.’ Mijn verlangen om dominee te worden, werd eigenlijk als zondig bestempeld. Nu denk ik: wat was nu eigenlijk het probleem?”

Voelde je je thuis in de kerk van je jeugd, de Nederlands Gereformeerde Kerk, en – in je tienertijd – de vrijgemaakte kerk?
“Ik vond het er saai. En streng. Het ging veel over oordeel en bekering. Catechisatie bestond uit het uit je hoofd leren van de catechismus en overhoord worden. Ik heb heel lang gedacht dat kennis het belangrijkste van geloven is. En die psalmen uit de oude berijming… Ik ben blij dat ik ze ken en dat die melodieën iets vertrouwds bij me oproepen. Maar voor mij was het allemaal wat te streng.”

Wat had je nodig?
“Ik denk iets meer van wat ik bij de EO zag. Toen ik in de jaren tachtig naar Henk Binnendijk keek op tv, werd mijn hárt aangesproken. Ik weet nog heel goed dat hij een keer een toespraak hield over blokkades om te geloven. Zonder dat mijn ouders ervan wisten, heb ik die lezing daarna aangevraagd. Ik merkte dat die manier van geloven mijn eigen geloof weer tot leven wekte en voedde. Datzelfde had ik trouwens met de boeken van C.S. Lewis, over Narnia. Die heb ik jarenlang elk jaar opnieuw gelezen. Steeds als ik ze las, dacht ik: zie je wel, het is gewoon waar! Al blijft die twijfel op sommige momenten terugkomen: bestaat God wel? Stel, je gaat dood en het blijkt allemaal niet waar te zijn… Daar zou ik niet mee kunnen leven.”

Wat helpt jou dan?
“Al schrijvend bezig zijn met de Bijbel. Het Woord in me opnemen en op een nieuwe manier hervertellen. Als ik een Bijbelverhaal vertel vanuit het perspectief van iemand die erbij was, is het net of ik het zelf meemaak. Dat helpt mij enorm. Maar ook naar de kerk gaan en zingen. De kerk is belangrijk voor me. Als het alleen uit mezelf moet komen, wordt het niks.”

Zijn er momenten waarop je zeker weet: God is er?
“Zeker. Na de geboorte van onze drieling bijvoorbeeld, 23 jaar geleden. Ze waren veel te vroeg geboren en een van de jongens lag echt op het randje. Toen heb ik heel wezenlijk gevoeld: Jezus is er en mijn zoon is bij Hem in goede handen. Op zulke momenten weet ik: die twijfel is niet belangrijk, want Jezus is er!”

Ik wist precies hoe het zat met zonde, genade en uitverkiezing

‘Ik vind dat onverdraaglijk’

Toen Corien in Kampen afstudeerde, had ze voor haar gevoel het geloof onder de knie. “Ik had dogmatiek als hoofdvak en dacht precies te weten hoe het zat met zonde, genade en de uitverkiezing.” Dat idee is ze kwijt en ze is op een aantal punten behoorlijk verschoven. Samen met Cees Dekker en Gijbert van den Brink schreef ze in 2020 het boek Oer, een hervertelling van het scheppingsverhaal. Ook kreeg ze steeds meer moeite met de stelligheid waarmee gesproken wordt over verkiezing, verwerping en eeuwig oordeel. “Het idee dat mensen voor eeuwig gestraft worden voor iets wat ze ‘in de tijd’ doen, is dat echt wat de Bijbel bedoelt? Ik vind dat onverdraaglijk. Als ik de Bijbel lees, heb ik goede hoop dat de liefde het gaat winnen van het oordeel. In die zin ben ik veel hoopvoller dan ik ben opgevoed.”

Midden tussen de moslims

Corien en haar man Dick hebben twee keer een periode in Indonesië gewoond. Vooral daar bleken veel antwoorden die ze dacht te hebben te makkelijk. “We woonden midden tussen de moslims, waren bevriend met hen, en zagen bovendien de armoede van dichtbij: mensen die onder een brug leefden, kinderen die ’s nachts op een stuk karton sliepen en overdag moesten bedelen. Daar konden we onze ogen niet voor sluiten. Wat dat betreft vind ik het steeds lastiger om te bidden. Het ‘Onze Vader’ is dan eigenlijk het enige gebed dat overblijft. Gebeden zijn zo vaak op onszelf gericht. Als ik bid: ‘Wilt U zorgen voor de mensen in armoede?’ denk ik: ja, hallo, zo werkt het niet, we moeten zélf aan de bak! Als God je rijkdom geeft, geeft Hij je verantwoordelijkheden. Dus eigenlijk moet je vragen om wijsheid, om verandering van je hart. En dat Gods nieuwe wereld gaat komen.”

Kantelde je geloof in Indonesië?
“Mijn geloof is socialer, praktischer geworden. Vroeger zeiden we in de kerk: ‘We moeten vooral zorgen dat arme mensen in God gaan geloven.’ Net alsof je hen met een bijbedoeling gaat helpen. Maar Jezus zegt: ‘Ik had honger en jij gaf Mij te eten.’ Ook de internationale kerk die we wekelijks bezochten, verbreedde onze blik. Veel dingen die ik zo zeker wist, kwamen daar op de helling te staan. Kinderdoop, volwassenendoop, kinderen aan het avondmaal, vrouwen die geen dominee mogen worden, klopt dat allemaal wel? Dus ja, in Indonesië vielen veel van mijn dogma’s aan diggelen.”

‘God is goed’

De makkelijke antwoorden mogen dan zijn verdwenen, wat voor Corien is gebleven, is dat God goed is, en dat Hij de Schepper is die een relatie met mensen aangaat. Dat is ook wat ze haar vier zoons heeft meegegeven. “We spreken heel open met hen over God en geloven en ik denk dat wij hun veel ruimte geven voor hun eigen meningen en ervaringen daarin.” Wat zou je missen als je het geloof niet had? Resoluut: “Dan zou ik de grond onder mijn bestaan missen en zou ik het leven behoorlijk zinloos vinden. En verder: God is groter dan mijn twijfel. Ik val niet uit Zijn hand.”

Beeld: Ruben Timman

Geschreven door

Mirjam Hollebrandse

--:--