Ga naar submenu Ga naar zoekveld

Peter zei dat hij moslim was

‘Dit vergeeft God me nooit, dacht ik’

Zes weken lang houdt een criminele bende de Almelose Peter Oosterhuis en zijn Afghaanse vriend gegijzeld in de bergen van Afghanistan. Halverwege de derde week begaat Peter een ‘fout’ die hij zichzelf jarenlang niet kan vergeven. “Ze zetten een mes op mijn keel en op de vraag of ik moslim of christen was, gaf ik het verkeerde antwoord.”

Deel:

Had Peters antwoord op dat kritieke moment in het Afghaanse gebergte verschil gemaakt? Hij weet het niet. Maar de situatie was op dat moment zo dreigend, dat hij – puur om te overleven – zei dat hij moslim was.

Gehandicapte kinderen

Drie weken daarvoor, op maandagochtend 25 oktober 2010, reist Peter (dan 33) voor de laatste keer vanuit een klein dorp in het noorden van Afghanistan richting Kunduz. Hier zal hij het vliegtuig pakken naar Kabul, om daarvandaan terug te vliegen naar Nederland. Terug naar zijn vrouw en drie kinderen van 6, 4 en 2. Met z’n vijven waren ze dat voorjaar op verlof in Nederland, toen ze besloten hun werk voor een instelling voor gehandicapte kinderen in het noorden van Afghanistan te beëindigen. Hoewel ze het er geweldig naar hun zin hadden, waren ze mentaal op en wilden ze even een jaar rust. Peter was daarom begin oktober opnieuw naar Afghanistan gereisd om als manager van het project zaken af te sluiten en over te dragen.

En nu zit hij dan voor de laatste keer naast zijn goede vriend en chauffeur Khalifa, en geniet hij nog eenmaal van het prachtige Afghaanse berglandschap.

‘Dit is goed fout’

Wat er dan gebeurt, komt nu – tien jaar later – nog steeds dagelijks terug in zijn herinnering. Rond een uur of tien in de ochtend, zo’n tachtig kilometer van de plaats waar Peter vijf jaar lang met zijn gezin heeft gewoond en gewerkt, haalt een rode Toyota hen met hoge snelheid in. Vervolgens gaat hij vol in de ankers en voor Peter en Khalifa het goed en wel beseffen, worden ze klemgereden en stappen er vier zwaarbewapende mannen uit. Ze richten hun kalasjnikovs op Peter en zijn chauffeur, waarop Peter hem hoort zeggen: “Dit zijn taliban, dit is goed fout.”
De mannen – gekleed in het zwart, een tulband op hun hoofd en hun gezicht bedekt – dwingen Khalifa naast twee gewapende mannen plaats te nemen op de achterbank van hun auto. Peter gooien ze in de kofferbak. De auto draait van de hoofdweg af, een steil zandpad op, diep de bergen in. En terwijl stof en zand de kofferbak van de auto binnendringen, realiseert Peter zich dat hij de verjaardag van zijn vrouw Naomi, die vrijdag de 29e, niet zal redden. Hij schreeuwt het letterlijk uit naar God.

Vol schuldgevoel

Als na enige tijd de weg steiler en steiler wordt, staat de auto ineens stil. De deuren en de achterklep gaan open en met de kolf van hun geweer duwen de mannen Peter en Khalifa hardhandig de wagen uit. Lopen moeten ze. Verder de berg op. Na een paar uur bereiken ze een soort grot, waar ze net met z’n tweeën kunnen zitten. Hier moeten ze zich tot de avond schuilhouden. Wanneer de schemer valt, worden de twee weer opgehaald en zet de groep de tocht voort, dieper de bergen in. Twee Afghaanse mannen voorop, dan Peter en Khalifa, gevolgd door de twee andere mannen, die hen onder schot houden. Kort voor middernacht arriveren ze bij een klein dorp, waar Peter en zijn vriend in een soort kippenhok worden opgesloten. Pas dan is er voor Peter en Khalifa gelegenheid om met elkaar te praten over wat hun is overkomen. De chauffeur zit vol schuldgevoel, Peter kan het allemaal nauwelijks bevatten. Hoewel hij in het verleden diverse veiligheidstrainingen heeft gevolgd, dacht hij altijd dat het hem niet zou overkomen. Tot vandaag.

Als nog diezelfde avond het hangslot van de deur wordt gehaald, moeten beide mannen naar buiten komen. Ze krijgen een katoenen zak over hun hoofd. Hier houdt het op, denkt Peter, die dan nog in de veronderstelling is dat ze zijn ontvoerd door de taliban. Maar gek genoeg worden ze weer teruggeduwd in hun hok met de mededeling dat ze te allen tijde die zak over hun hoofd moeten laten zitten. Ook krijgen ze katoenen propjes in hun oren, zodat ze geen gesprekken kunnen afluisteren.
Die nacht praten en bidden de mannen veel. Slapen kunnen ze nauwelijks.

Twee miljoen dollar losgeld

Blaffende honden, kinderen die spelend door de nauwe, stoffige straatjes rennen, vrouwen die druk pratend water halen. Het dorp waar Peter en Khalifa de nacht hebben doorgebracht, ontwaakt. Niemand lijkt op de hoogte van de aanwezigheid van de twee ontvoerde mannen. Pas tegen de avond gaat het slot eraf en zwaait de deur open. Peter wordt gesommeerd naar buiten te komen. Hij laat Khalifa achter in onzekerheid en volgt de gewapende man naar een klein Afghaans huis. Binnen brandt een gaslamp en zitten meerdere mensen in een kring. De zak gaat van zijn hoofd, maar hij mag niemand aankijken. Daar hoort Peter voor het eerst wat het doel is van deze ontvoering: twee miljoen dollar losgeld. Dat bedrag moet er de volgende dag zijn, anders volgt onverbiddelijk de kogel.

Peter krijgt vervolgens een telefoon in handen gedrukt met de opdracht iemand in Nederland te bellen. Het enige nummer dat hij uit zijn hoofd weet, is dat van zijn ouders. Hij twijfelt. Zijn zij al op de hoogte? Kunnen ze dit aan? Langzaam toetst hij het nummer in en wacht op de verbindingstoon. Seconden lijken minuten. Dan de stem van zijn vader. “Pap, ik ben ontvoerd! Maar ik leef nog.”

Emotioneel telefoongesprek

Peters vader blijkt al op de hoogte te zijn, doordat er de avond ervoor alarm was geslagen toen Peter niet op zijn overnachtingsadres kwam opdagen. Hij geeft zijn zoon meteen het nummer van het crisisteam dat in allerijl is opgericht. Hier is ook een Amerikaanse onderhandelaar bij betrokken, die Peter kent van diverse veiligheidstrainingen. Het gesprek met zijn vader is kort en emotioneel. Vooraf is hem duidelijk gemaakt wat hij wel en niet mag zeggen en als de verbinding wordt verbroken, realiseert Peter zich: dit was misschien wel de laatste keer dat ik mijn vader gesproken heb.

Op de verjaardag van zijn vrouw, drinkt Peter zijn eigen urine

Vragen en wanhoop

Terug in het kippenhok zakt bij zowel Peter als zijn vriend Khalifa de moed in de schoenen. Peter weet dat Nederland nooit losgeld betaalt. Voor Khalifa staat vast dat áls er betaald wordt, dit voor zijn vriend is en niet voor hem. Hij denkt aan zijn vrouw, zijn tien kinderen, zijn oudste zoon van 13, die nog veel te jong is om de zorg van een gezin op zich te nemen. Met het vallen van de nacht rijgen de vragen zich aaneen. Wanhoop nestelt zich als een brutaal virus in hun lijf. Van slapen komt het opnieuw weinig.

Die week belt Peter nog twee keer naar Nederland. Hij spreekt met de Amerikaanse onderhandelaar en weet bij zijn ontvoerders de betalingstermijn steeds iets op te rekken. Maar tot grote frustratie van de Afghanen wordt er niets betaald.

Vastgeketend

Omdat de ontvoerders – die een criminele bende blijken te vormen – zelf ook bang zijn ontdekt te worden, brengen ze Peter en Khalifa vanaf de tweede dag bijna elke avond naar een andere plek. Overdag zitten de twee met hun handen en voeten aan elkaar vastgeketend. Alleen als ze op pad gaan, mogen hun voeten los.
Op 29 oktober, de verjaardag van Peters vrouw, zijn de mannen de hele nacht op pad. Met de katoenen zak over hun hoofd en hun handen aan elkaar vastgebonden, lopen ze uren achtereen door onherbergzaam gebied. Wie struikelt, helpt de ander overeind, ondertussen geschopt en uitgescholden door de ontvoerders. Tot ze eindelijk, bij het krieken van de dag, een schuur van drie bij vier bereiken, waar ze – uitzonderlijk genoeg – een hele week opgesloten zullen zitten.

Een bord vet vlees

Naast het schaarse eten – af en toe een appel, soms een stuk brood – krijgen de mannen nauwelijks te drinken. Het breekt Peter op. Wanneer hij die vrijdagochtend in de schuur aankomt, heeft hij ongekend veel dorst. Om toch wat vocht binnen te krijgen, drinkt hij zijn eigen urine. Als de mannen die avond thee, wat brood en een bord vet vlees krijgen voorgeschoteld, kunnen ze hun geluk niet op. Zo vieren ze samen de verjaardag van Naomi.
Die week wordt Peter ziek. Hij houdt niets binnen en moet om de tien minuten naar het toilet – een zelfgegraven gat in een hoek van de schuur. Omdat ze nog steeds aan elkaar vastzitten, gaat Khalifa elke keer noodgedwongen met hem mee. Peter maakt zich grote zorgen. Hoe moet hij hun nachtelijke tochten in deze erbarmelijke toestand volhouden?
Na exact een week worden de twee opgehaald uit de schuur, precies op de dag dat Peter voor het eerst zijn eten binnenhoudt. Opnieuw een voetreis van een hele nacht. Ook de dagen erna verkassen de mannen elke avond. Soms lopen ze een half uur, soms drie uur. Overdag is het warm, de nachten zijn koud. De uren dat ze onderweg op de keiharde berggrond rusten, doen ze nauwelijks een oog dicht.

‘Zorg alsjeblieft dat ze me vinden,’ smeekt hij

In de handen van God

Met name die eerste week zit Peter vol vragen en twijfels. Hij bidt God vurig om bevrijding – en wel zo snel mogelijk. Tot het begint te knagen. Want wat als hij niet vrijkomt? Waar is het ‘Uw wil geschiede’? Het zorgt voor een geloofscrisis. Wat stelt zijn geloof nu echt voor als het erom spant? Waar is zijn vertrouwen?
In de tweede week van zijn gevangenschap bidt Peter in tranen: “God, ik vertrouw erop dat U weet wat het beste is. Ook al overleef ik dit niet, ik weet dat Uw plan doorgaat met mijn gezin.” Hij bidt het puur met zijn verstand, zijn gevoel weigert erin mee te gaan. Tot zijn grote verrassing merkt hij dat God er een diepe rust voor in de plaats geeft. Op dat moment weet hij heel zeker: ik ben niet in de handen van mijn ontvoerders, maar in de handen van God – ook als ik niet zal thuiskomen.

Doorverkopen aan de taliban

In de derde week krijgt Peter een opmerkelijk bericht. Zijn vrouw zou naar Kabul gekomen zijn en losgeld hebben betaald, maar aan de verkeerde groep mensen. Peter weet dat dit onmogelijk waar kan zijn, maar zijn ontvoerders geloven er heilig in. Ze zijn dan ook zwaar gefrustreerd en proberen hun ‘buit’ door te verkopen aan de taliban. Zijn ontvoerders raden Peter aan de islamitische geloofsbelijdenis uit zijn hoofd te leren; wellicht helpt hem dat. Als zij vervolgens een video van hem maken, weet Peter het zeker: zijn laatste minuten zijn aangebroken. Dit is het filmpje dat zijn vrouw straks via internet zal zien.

Tweemaal wordt Peter midden in de nacht meegenomen naar een andere plek in de bergen, waar ze vergeefs wachten op een contactpersoon van de taliban. Opnieuw tot grote frustratie van zijn ontvoerders.

Tekst loopt door onder de foto.

EO_Visie_-_Peter_Oosterhuis-

Mes op zijn keel

Het is in die week dat Peter tot twee keer toe een mes op zijn keel krijgt. De eerste keer krijgt hij te horen dat hij meer druk op de ketel moet zetten zodat er betaald wordt. Zo niet, dan zal zijn ontvoerder er persoonlijk een einde aan maken. De tweede keer wordt hem de vraag gesteld: ben je moslim of ben je christen?
Peter hoopte altijd dat zijn antwoord anders zou zijn dan dat van de discipel Petrus. Dat hij kleur zou bekennen. Inmiddels weet hij beter; hij kan Petrus de hand schudden.

Jarenlang spoorloos

Weinig eten, nauwelijks slaap, geen douche of tandenborstel, vretende onzekerheid omtrent hun lot, en fysiek geweld; na vier weken breekt het Peter op. Hoewel de wil om te overleven immens is, denkt hij regelmatig: schiet me maar dood. Als de ontvoerders Peter op een dag laten weten dat ze hem gaan ombrengen, gaat hij onwillekeurig de opties langs: een kogel, een touw of een mes. Een kogel is het snelst, concludeert hij. “Maar zorg alsjeblieft dat ze me vinden,” smeekt hij de mannen. Het ergste scenario – jarenlang spoorloos – wil hij zijn gezin besparen.

Eenzaam onder de sterren

Wanneer Peter en Khalifa in de vijfde week weer een nacht onder de sterren moeten doorbrengen, overvalt Peter een enorm gevoel van eenzaamheid. Terwijl hij naar de hemel staart, ziet hij een satelliet overkomen. Niemand weet waar ik ben, schiet het door hem heen. Direct daarop komt een tekst uit 2 Kronieken 16 in zijn gedachten: ‘De ogen des Heren gaan over de gehele aarde om krachtig bij te staan hem wiens hart volkomen naar Hem uitgaat.’

Eindelijk gloort er een streepje hoop aan de horizon

Streepje hoop

Vanuit veiligheidstrainingen weet Peter dat het belangrijk is gesprekken met zijn ontvoerders aan te knopen, zodat hij een mens wordt, in plaats van een potentiële zak geld. Maar iedere vorm van toenadering kappen de mannen meteen af. Op één man na. Met hem kan Peter een paar korte gesprekjes voeren. Hij vertelt over zijn gezin en vraagt de man hoeveel kinderen hij heeft.
Contact met Nederland is er na die tweede week niet meer. Ruim drie weken lang weet zijn familie niet of Peter nog leeft. Tot het begin van de zesde week. Het is zondagochtend als Peter voor het eerst in lange tijd weer mag bellen met de onderhandelaar. Hij merkt duidelijk opluchting aan de andere kant van de lijn.
Diezelfde dag horen de mannen van hun ontvoerders dat er een mogelijkheid is dat ze later die week worden vrijgelaten. Eindelijk gloort er een streepje hoop aan de horizon! Ze weten niet wat hun overkomt, vragen zich af of het waar is, maar klampen zich er meteen aan vast.

Twintig dollar

Drie dagen later mag Peter nog een aantal keer bellen, om te laten weten dat ze inderdaad nog leven. Maar ook in de periode daarna blijft het spannend: de ene keer zeggen de ontvoerders dat alleen Peter wordt vrijgelaten, dan weer krijgen ze te horen dat ze beiden vrijkomen.
Als op de avond van hun beloofde vrijlating de auto die hen naar een veilige plek zal brengen, niet komt opdagen, zinkt de mannen opnieuw de moed in de schoenen. Ze worden een bergpad op gestuurd, tot ze ergens moeten wachten op de man die verantwoordelijk is voor hun ontvoering. Als deze eindelijk arriveert, draagt hij hun op de katoenen zak van hun hoofd te halen. “Kijk me aan,” zegt hij. Ze durven niet, maar de man herhaalt bars zijn bevel. Het is de enige keer dat Peter zijn ontvoerder recht in de ogen kijkt.

Ze lopen verder naar een dorp in de buurt, waar uiteindelijk tóch een auto arriveert. Dan gaan de kettingen af, mogen hun hoofddoeken af en geeft hun ontvoerder beide mannen twintig dollar mee. “Voor jullie kinderen,” zegt hij. Zonder achterom te kijken, lopen Peter en Khalifa richting de geparkeerde auto, hun vrijheid tegemoet.

Op maandag 6 december 2010 landt Peter Oosterhuis na zes weken gevangenschap, en zestien kilo lichter, met een militair vliegtuig op vliegveld Eindhoven.

Genadige Vader

Het ‘Petrusmoment’ tijdens de derde week van zijn ontvoering heeft een enorme impact op Peters geloofsleven. Hij is enorm teleurgesteld in zichzelf en kan zich levendig voorstellen hoe Petrus zich na zijn verloochening gevoeld moet hebben. God vergeeft me dit nooit! denkt Peter, en hij wenst zelfs in een soortgelijke situatie terecht te komen om het recht te kunnen zetten. Pas twee jaar na zijn vrijlating vertelt hij zijn vrouw Naomi erover. In de jaren die volgen, leert hij stukje bij beetje dat hij met zijn fouten bij God terechtkan en herontdekt hij in Hem een genadige Vader. De islamitische geloofsbelijdenis kent Peter tot op de dag van vandaag uit zijn hoofd.

Geschreven door

Mirjam Hollebrandse

--:--