Ga naar submenu Ga naar zoekveld

'Boekengek' Martin Ros overleden

‘Ik ben bevindelijk, meneer’

Een gesprek met ‘boekengek’ Martin Ros blijft je bij. Vanwege zijn enorme parate kennis en de gretigheid waarmee hij woorden de wereld instuurt, maar ook omdat hij – ondanks zijn intelligentie – volstrekt abuis kan zijn (“Had u me mórgen pas verwacht voor dit interview?”). Zodra het om geloven gaat, rijst voor de rooms opgevoede recensent en publicist een donker woud aan vraagtekens op.

Deel:

Martin Ros overleden aan gevolgen corona

De voormalige hoofdredacteur van De Arbeiderspers Martin Ros is op dinsdagochtend 8 december 2020 op 83-jarige leeftijd overleden aan de gevolgen van corona. Dit maakte zijn familie bekend. Ros werkte jarenlang als enthousiaste boekenrecensent voor het radioprogramma de TROS Nieuwsshow.
Dit Visie-interview gaf hij in 2009.

Vooruit, na enig aandringen mogen de foto’s thuis in zijn boekenjungle – hij heeft in totaal een slordige tachtigduizend titels – worden gemaakt. Maar het interview zelf (aan de hand van het Bijbelboek Spreuken) moet en zal in het EO-gebouw plaatsvinden. Een dag te vroeg meldt hij zich voor dit interview, dat trekken van een hink-stap-sprongspel krijgt.

'Glashelderrr'

Miljoenen Nederlanders kennen zijn hartstochtelijke stem van een radioreclame met het woord ‘Glashelderrr’ én van zijn legendarische bijdragen (eenentwintig jaar lang) aan de boekenrubriek van de Tros Nieuwsshow. Ros heeft iets van een jukebox waar je geen muntje in hoeft te doen: direct na de begroeting praat hij honderduit over alles wat hem bezighoudt. En dat is veel: van de aanwezigheid van SP’er Harry van Bommel bij de demonstratie tegen het Israëlische offensief in de Gazastrook (“Schófterig, vindt u niet?”) tot een nieuw boek over massamoordenaar Stalin, dat hij – met twee andere titels – in een plastic tas als een kostbare schat met zich meetorst. Dat Stalin verkozen is tot de op twee na populairste Rus aller tijden, steekt als een flinke graat in zijn keel. “De grootste aanranding van de geschiedenis ooit, dat hij in de topdrie staat. Die man is een misdadiger! Wéét u dat?”

Klein-Rome

Zijn wieg stond in een Hilversumse wijk die in de volksmond Klein-Rome heette. Hij was de jongste in een arm, katholiek gezin met negen kinderen. Zijn jeugd speelde zich af rond de Sint-Vitus, waarvan de toren als een stenen vinger omhoog wijst.

Reeds een kind laat zich kennen door zijn daden, door wat het doet, zie je of het eerlijk en oprecht is. Spreuken 20:11
“Ha,” reageert hij, “ik ben net 70 geworden. Ik denk dat u 35 bent? Dan hebt u nog wat voor de boeg. Deze spreuk klopt. Of ik eerlijk was? Nou, ik heb wel gestolen. Boeken, ja. Bij Broese, in Utrecht. Daar kwam ik in het eerste jaar toen ik ging studeren. Ik had geen geld, alleen een piepklein subsidietje. Bij Broese stonden prachtige Engelse en Duitse pockets. Ik had een speciale legerjas. Een broer van me nam die na de oorlog mee uit Duitsland; een lange ‘WA-jas’ met zakken. Daar verdwenen ze in.”

Wat las u in die tijd?
“Maar meneer, ik las álles! Ik begon met Nederlandse literatuur. Alles van Vestdijk, Reve, Van Schendel, Hermans en noem maar op. Vervolgens ging ik vooral over op het Duits. Een grote leerschool was voor mij Thomas Mann; die heb ik op de hei gelezen. In de stromende regen, maar dat merkte ik niet eens. De Toverberg. Dat boek benévelde mij. Het was voor mij de grootste leerschool aller tijden. Ik heb er het hele leven uit geleerd: cultuur, filosofie, communisme, katholicisme, alles! Een geheimzinnig, schitterend boek. Ik heb elke herdruk gekocht. Het ligt op mijn nachtkastje. Via de openbare bibliotheek las ik nog veel meer – Flaubert, Voltaire, Stendhal, ga maar door.”

Waar kwam die mateloze fascinatie voor boeken vandaan?
“Ik mócht thuis niet lezen. Ik kwam om twee of drie uur van het RK-lyceum. Mijn huiswerk had ik altijd in een uur af; ik haalde allemaal tienen. Wat moest ik daarna doen? Ik had twee grote heiligdommen: boeken en fietsen. Ik kreeg een racefiets van een jongen die naar Lourdes was geweest. Had-ie laten zegenen ook. U weet toch dat ik rondes heb gewonnen? De Ronde van Kortenhoef, de Ronde van Uithoorn in ‘54, met grote voorsprong...”
Na een lange, verbale omweg keert hij terug naar dat andere ‘heiligdom’: “M’n vader wilde niet dat ik boeken las; dat mocht niet van de Kerk. In ‘56 of ‘58 kwam ik stiekem met Simon Vestdijks Rumeiland thuis, rond Kerst. Ik wilde het in de schuur in de gereedschapskist verbergen. Hij ontdekte het en heeft het – voor mijn ogen! – doormidden gescheurd. Het kwam uit de openbare leeszaal, waar ik stiekem lid van werd. Vestdijk was een ongelofelijke schrijver, dat wil ik hier wel even onderstrepen. De grootste die Nederland ooit heeft gekend.”

Leefde het geloof in uw jeugd voor u?
“Ja. Ik was misdienaar, las het kerklatijn en kende de hele liturgie uit mijn hoofd.”

Dat is de buitenkant. Raakte het iets in u?
“Nee. Al jong brak ik met het geloof. In de tweede, derde klas van het lyceum. Dat had te maken met de Borgia-trilogie van Ludwig Huna, een antipapistische schrijver uit Duitsland. Een sleutelroman over de paus van 1499/1500, Alexander VI, Borgia. Die kreeg kinderen bij een maîtresse, onder wie een dochter, Lucrezia. Zij bestierde bordelen. Zo wás het, meneer. Daar ben ik op afgeknapt. Ik ontdekte dat die pausen een uur in de wind stonken. Hoe kunnen die regeren? Weg ermee!”

Verdween daarmee ook het geloof in God?
“Ik begon te twijfelen. Vijftig procent kans dat Hij bestaat.”

Moeder

Mijn zoon, luister naar de lessen van je vader, verwaarloos niet wat je moeder je leert. Hun lessen zijn een sierlijke krans om je hoofd, ze zijn een ketting om je hals. Spreuken 1:8-9
“Ik denk heel vaak terug aan mijn moeder. Mijn vader was een stijfkatholieke man; zij de liefste vrouw ter wereld. Ze was als Maria voor me. Ik heb verdraagzaamheid van haar geleerd, goedheid, alles door de vingers zien. Ze was 46 toen ik geboren werd; ik ben een nakomer.” Met vochtige ogen: “Ze stierf toen ze 96 jaar was. Ik verlang ernaar haar terug te zien in het hiernamaals. Dat is mijn grote hoop. Ik wil haar weer aanraken, ruiken, voelen, proeven, zien dat ze bestond...”

Wist uw moeder dat u innerlijk gebroken had met het geloof?
“Jazeker. Dat heeft haar vreselijk veel pijn gedaan. Ze bleef dag en nacht voor me bidden.”

Volgens mij zei u ruim een jaar geleden op de radio: ‘Ik heb de bus van het geloof gemist, maar ik ren erachteraan.’
“Inderdaad. Ik hoop dat ik klop op een deur en dat die opengaat. Ik zit het dichtst bij de bevindelijken: de christelijk-gereformeerden, de Gereformeerde Bond en de Gereformeerde Gemeenten. Mensen die twee keer naar de kerk gaan. Ik leef niet voor niks in Putten! Ik ben bevindelijk, meneer, en acht die bevindelijke mensen hoog. Heel knap: ze zijn streng in de leer, maar niet wereldvreemd. Ik ben een groot liefhebber van het bevindelijke boek. Ik heb Calvijns Institutie gelezen. En kent u de zes delen van Luthers Tafelgesprekken?”

Ongedierte

We leggen de bekendste boekenwurm van Nederland in dit Darwinjaar een dierenspreuk voor:

Ga naar de mieren, luiaard. Kijk hoe ze werken en word wijs. Spreuken 6:6
“Dat deed ik! Ik was altijd dol op ongedierte. Het meest op salamanders, maar ook op mieren. Zo’n dynamisch volk! En bijen. O, wat hield ik van bijen! Vooral van hommels. Weet jij waarom ze er zo mooi uitzien?”

Omdat de Schepper hen heeft gemaakt.
“Dat zal wel... Ik heb nooit in Darwin en de evolutie geloofd. Nooit! Hoe kán dat nou, jochie? Ik heb al die boeken gelezen. Hoe kun je nou van een wórm een méns worden?”

Gelooft u dus in een Schepper?
“Jazeker. Ik weet alleen niet of Hij er is. Hij laat Zich nooit zien. Maar Hij is er wel.”

Nu spreekt u zichzelf tegen.
“Ik geloof dat Hij er is, maar ik weet niet of we Hem ooit zullen aantreffen.”

Hij bestaat dus wél?
“Ja, anders kunnen wij niet bestaan. Onherroepelijk bestaat Hij. Maar dan is de volgende vraag: ‘Waar komt Hij vandaan?’”

God is eeuwig, zonder begin.
Hij veert overeind: “Dat kán toch niet, jochie? Dan kunnen wij niet bestaan. Want wij hebben met de tijd te maken. Eeuwigheid kan niet bestaan – geen begin en geen einde. Dat kan niet. God kan niet bestaan, Hij is eeuwig. Meneer, wij hebben God gemaakt. Hebt u wel eens encyclopedieën over alle godsdiensten gelezen? Het gaat maar door, met al die goden en al hun wonderen. Ik heb het boek van die filmregisseur (Paul Verhoeven, red.) gelezen over Jezus. Niet slecht. Hij zegt: ‘God bestaat niet, de mens bestaat, en Jezus is een charismatisch Figuur.’ Hij heeft alle wonderen in de Bijbel onderzocht en al die boeken over Jezus gelezen. Het zijn schijnwonderen; hij ontraadselt ze.”

Er zijn veel wetenschappers die korte metten maken met Verhoevens claims.
“Hét raadsel van de wereld is dat wij bestaan. Dat raadsel heeft nog niemand opgelost.”

En als ik ‘God’ zeg?
“Onzin. Je zegt dat God eeuwig is. Hoe kan Hij bestaan als Hij geen begin heeft?”

Omdat Hij eeuwig is.
“Ha, we komen er niet uit! Maar het geloof houdt me wél bezig.”

Komt u nog wel eens in een kerk?
Bijna verontwaardigd: “Natuurlijk!”

Ook met Kerst, ondanks het ‘Jezusboek’ van Verhoeven?
“Wat dacht u? Tweede Kerstdag, Ermelo, bij de gereformeerdebonders! Ik zit er dicht tegenaan, ziet u?”

Voorbij

Juich niet over de dag van morgen, je weet niet wat hij brengen zal. Spreuken 27:1
“Mee eens. Ik stap elke avond in bed en zeg dan tegen mijn gezellin: ‘Ik hoop dat ik je morgen weer zie.’”

Wat moet er op uw grafsteen komen te staan?
“Hij die veel las en daardoor alles beleefde.”

Is lezen bij u een vlucht uit de échte wereld?
“Waarom? Wat moet ik nou verder in die wereld?”

Alleen de zegen van de Heer maakt rijk, zwoegen voegt daar niets aan toe. Spreuken 10:22
“Door het lezen voel ik me rijk. Ik heb tachtigduizend boeken; veel daarvan zul je nergens anders in heel Nederland vinden. Een unieke collectie. Ik heb ook alles over Augustinus, en noem maar op. Ik heb álles, meneer.”

Waarom leest u Augustinus?
“Hij is een van de grootste theologen. De biografie Augustinus de zielzorger van F. van der Meer (recent herdrukt, red.) heb ik wel vier keer gelezen.”

Augustinus geloofde, anders dan Verhoeven, in Jezus zoals de Bijbel Hem tekent.
“Jezus is een unieke Figuur. Toch?”

Dat zegt men ook van Boeddha. Ziet u onderscheid?
“Weinig. Wel zeg ik dat de christelijke boodschap ten diepste de allermooiste is. Dan denk ik vooral aan het Nieuwe Testament: heb jezelf lief en de ander.”

Daaraan vooraf gaat: ‘Heb God lief boven alles.’
“Dat is veel moeilijker. Maar niemand weet of Hij bestaat. Jij ook niet.”

Er zijn meer dingen die niet te bewijzen zijn. Hoe ‘weet’ u dat uw gezellin werkelijk van u houdt?
“Hier komen we nooit uit. Het is een raadsel. Jij gaat ook dood, toch?”

Ja, tenzij Jezus eerder terugkomt.
“Hij komt nooit terug. Hij is gestorven.”

En opgestaan.
Met een wegwerpgebaar: “Jahaaa...”

Nachtkastje

Terug naar zijn lievelingsstokpaard: de wereldliteratuur. Wie is volgens hem de allergrootste auteur ooit?
“Chateaubriand. Het mooist is zijn autobiografie, Mémoires d’Outre-Tombe (Nederlandse titel: Memoires van over het graf, red.). Drieduizend bladzijden. Die ligt op mijn nachtkastje. Daar grijp ik nog steeds naar. Hij ziet de dood naderen: ‘Met het kruis in mijn hand daal ik af in het graf...’ Hij was zeer katholiek, meneer, al kwam hij nooit in de kerk. Wíst u dat?”

Chateaubriand hield zich vast aan het kruis. Wat is úw troost?
“Ik heb troost aan mijn moeder, aan mijn boeken – ik ga vanavond weer lezen. Ik heb ze bij me; u ziet het aan mijn tasje, haha!”

Een blij hart maakt het aangezicht vrolijk, maar door hartenleed wordt de geest verslagen. Spreuken 12:25
“Ik heb vreselijk veel hartenleed gekend in mijn leven. Het eerste is dat God niet bestaat en er toch moet zijn. Maar Hij kán er niet zijn. De dood ontsluiert het geheim van het leven; het grootste geheim is of God bestaat.”

Waarop baseert u de gedachte dat de dood het leven ontsluiert?
“Dat is een belofte van God...”

...Die volgens u niet bestaat.
Na een korte stilte: “Het komt door mijn moeder. Ik kan niet geloven dat ik haar na mijn dood niet terugzie. Je zult mij nooit horen zeggen dat God bestaat, maar ook niet dat Hij niet bestaat. Ik weet het niet, ik weet het niet.”

Beeld: Gert-Jan van der Tuuk

De lijfspreuk van Martin Ros:

‘Ik leef en lees en daardoor besta ik.’
Gevraagd om een toelichting, zegt hij: “Dat is het! Dat is het! De boeken hebben mijn leven verrijkt, vergroot, vermenigvuldigd. Leven en lezen, daardoor besta ik. Dat is mijn lijfspreuk. En ik vind ’em niet slecht, want hij gaat echt over míj.”

Ros in het kort

Martin Ros was jarenlang het gezicht van uitgeverij De Arbeiderspers, waar hij als hoofdredacteur onder meer aan de wieg stond van de succesvolle autobiografiereeks ‘Privé Domein’. Na een hersenbloeding (1996) werkte hij bij uitgeverij Aspect. Eind 2007 moest hij na eenentwintig jaar afscheid nemen van de Tros Nieuwsshow, die wilde verjongen en hem ‘onnavolgbaarheid’ verweet. Hij spande een rechtszaak aan, maar nam genoegen met een afkoopsom. Later besprak hij boeken voor de website van boekhandel Selexyz en voor de Amsterdamse tv-zender AT5. Van zijn hand verscheen een groot aantal publicaties, waaronder Herinneringen aan mijn rijke roomse jeugd (1997) en portretten van beroemde wielrenners.

Geschreven door

Gert-Jan Schaap

--:--