Ga naar submenu Ga naar zoekveld

Henk Pool: ‘Muziek van Bach is voor mij wel een beetje de hemel’

Componist en muziekproducent zou zonder het geloof een heel ander mens zijn

De kerk uit zijn jeugd ervaarde componist en muziekproducent Henk Pool als waardevol, maar soms ook als “een bord dikke Brinta waar je doorheen moest ploegen”. Niettemin heeft hij het geloof van vroeger behouden. “Al ben ik wel verschoven van een strenge naar een omhelzende God.”

Deel:

Hij ziet zijn vader nóg zitten, achter het harmonium dat in de woonkamer stond. “Iedere zondag raasde hij vol gas door de Johannes de Heer-bundel. Geweldig vond ik dat! Door hem raakte ik verknocht aan het orgel, en via het orgel aan alles waar toetsen op zitten.”

Dove moeder

Henk Pool (60), die in binnen- en buitenland actief is als songwriter, kreeg muziek met de paplepel ingegoten. Hoe kon het ook anders, met twee muzikale ouders. Al was het thuis vaak hectisch. “Acht mensen in een te klein huis met ieder zijn eigen ambities en manifestatiedrang, een vader die in Indië was geweest – met alle stress van dien – een moeder die doof was... Je kunt wel nagaan dat het er niet altijd zachtjes aan toeging. Ik heb met terugwerkende kracht soms nog medelijden met onze toenmalige buren.”

Vuurtoren van Ameland

Muziek was voor Henk – de derde van zes kinderen – een beetje een vlucht, zegt hij eerlijk. In die hectiek van thuis verlangde hij naar rust en ruimte. “Het gekke is, dat heb ik nóg.” Hij maakt een weids gebaar richting het raam, waarachter het riet wuift in de wind. Wie goed kijkt, ziet het water ertussendoor glinsteren. “Ik woon hier in een nieuwbouwwijk in Leeuwarden, maar als ik de straat uit loop, zie ik bij helder weer de vuurtoren van Ameland. Daar kan ik zo van genieten!” Mijmerend: “Ik hunker soms naar stilte en verstilling, juist ook in mijn geloofsbeleving. Dat zijn we een beetje kwijtgeraakt in de kerk. Want wat doen wij? We proberen vaak alle stiltes op te vullen. Zelfs onder de gebeden door hoor je van die weke keyboardgeluiden. Zijn we dan zo bang voor ‘even niets’?”

Wat is je vroegste herinnering aan het geloof?
“Mijn hele jeugd was doordrongen van geloofsuitingen. Op zondag twee keer naar de kerk, de gereformeerde kerk in Den Ham. Naar catechisatie, Bijbellezen aan tafel en bidden voor en na het eten. En dat laatste flink lang, zéker op zondag. Alles en iedereen kwam voorbij, van familie tot wereldleiders. Dat vond ik eigenlijk niet eens gek, het hoorde erbij. Mijn ouders baden op statige toon, waarbij de zondagse toon nóg statiger was dan die van doordeweeks. Mijn vader was sowieso heel erg van het ernstige en het plechtstatige, terwijl mijn moeder meer het doordeweekse geloof vertegenwoordigde. Zij is nu 92 en bidt trouwens nog steeds voor alles en iedereen.”

Toen voelde ik: wow, dit is echt

Aanrijding tijdens vakantie

Ondanks die soms wat formele vorm proefde Henk wel degelijk dat het geloof veel voor zijn ouders betekende. Zo was hij een jaar of 6, toen het gezin tijdens een vakantie een aanrijding had. Eenmaal terug in het vakantiehuisje dankte zijn vader dat het gezin nog compleet was. “Toen voelde ik: wow, dit is echt! Dit komt uit zijn hart.”

Spreek je met je moeder nog weleens over het geloof?
“Zeker! Mijn moeder is daarin best een open boek en heeft een ongelofelijke geloofskracht. Ze bidt het hele gezin bij elkaar; iedere avond komt de complete familie, tot aan de achterkleinkinderen voorbij. Ze is bovendien een wandelend wonder. Op haar 18e kreeg ze hersenvliesontsteking en heeft ze op het randje van de dood gelegen. Ze is erbovenop gekomen, maar sindsdien is ze doof. Dat moet ongelooflijk zwaar voor haar geweest zijn. Toch ziet ze iedere dag als een cadeau dat dient te worden uitgepakt. Ze kan nog steeds genieten van een gebakje op haar verjaardag en van een bloempje in de tuin. Voor mij is zij een wandelend geloofsbaken.”

Ben je daar jaloers op?
"Ik bewonder het vooral. En ze is ook zeker een voorbeeld voor mij. Natuurlijk spelen veel vormen een rol bij haar. Als zij naar een preek luistert, komt regelmatig de tale Kanaäns voorbij. Maar ik zie wel dat het echt is. Het voelt alsof zij er geen moeite voor hoeft te doen. Dat vind ik mooi.”

Hand op het orgel

Hij glimlacht bij de herinnering aan hoe zijn moeder vroeger haar hand op het orgel legde als Henk iets speelde. “‘O, wat mooi,’ zei ze dan. Ze hoorde het op haar manier. Zo kijkt ze ook vol overgave naar Nederland Zingt en dan zegt ze: ‘Wat prachtig!’ Ik denk dat ze ondanks haar doofheid de sfeer heel goed oppikt.”

Hartgrondig vloeken

Henk kreeg in zijn jeugd niet echt het beeld mee van een God met wie je een vriendschappelijke relatie kunt hebben. God was vooral streng en rechtvaardig, en zou uiteindelijk oordelen. Dat idee maakte indruk. “Op de middelbare school hoorde ik voor het eerst iemand hartgrondig vloeken. Toen dacht ik: nu is het een kwestie van tijd of het is gebeurd met die jongen. Ik kon me niet voorstellen dat iemand ongestraft Gods naam kon misbruiken. Zo diep zat dat beeld van die rechtvaardige, oordelende God. Tot ik erachter kwam dat het natuurlijk niet zo werkt. Via vrienden als Kees Kraayenoord, met wie ik een aantal liedjes heb geschreven, leerde ik God meer zien als de God van de omhelzing. Daar voel ik me veel meer bij thuis. Hoewel je met dat godsbeeld ook moet uitkijken. Voor je het weet, denk je dat je God in je broekzak hebt. Terwijl God voor ons vaak ongrijpbaar is. Hij is een stilte die aan je voorbijtrekt.”

Verlang je nog weleens terug naar die gereformeerde kerk uit je jeugd?
"Nee. Het was toen goed, maar het kon ook best wel een bord dikke Brinta zijn waar je doorheen moest ploegen. Dat maakte het lastig om de voedingswaarde eruit te halen. Tegelijk kan ik zeggen: ik zag wel degelijk waar het echt om draaide, ondanks alle vormen. Ik kan me heel wat gezichten voor de geest halen van mensen die indruk op mij maakten met hun oprechtheid en eerlijke geloofsbeleving.” Wat heb je wél van het geloof van toen meegenomen? “Een soort diep godsbesef. Ik denk dat het geloof dieper in mij is verankerd dan ooit. Toen ik 18 was, wist ik veel dingen heel zeker. Nu weet ik veel minder dingen zeker. Ik heb ook minder behoefte om overal uitroeptekens bij te zetten. Want God is een mysterie. Samen met Matthijn Buwalda en Stef Bos heb ik daar een liedje over geschreven: ‘Lichtjes in de mist’. Dat is precies de metafoor daarvoor. Wij kunnen niet het hele veld overzien, we lopen van het ene lichtje naar het andere lichtje in de mist. Geloof is voor mij iedere dag opstaan met open handen en zien wat er gebeurt. Vanuit het diepe besef: God is er en het zit goed. Want dat weet ik absoluut.”

Ervaar je weleens iets van God in je leven?
“Muziek van Bach. Dat is voor mij wel een beetje de hemel. Veel dichterbij komt het niet in het leven.”

Komen er vaak vragen bij, naarmate je ouder wordt?
“Je raakt gebutst in het leven. Ook in ons eigen leven hebben we heftige dingen meegemaakt. Mijn vrouw is op jonge leeftijd haar broer verloren. Zelf konden we geen kinderen krijgen. Na jaren hebben we drie prachtige kinderen geadopteerd, al ging daar een heel rouwproces aan vooraf. We hebben geen antwoorden gekregen, maar we zijn het geloof in een God die van ons houdt niet kwijtgeraakt. Sterker nog, ik kan met veel meer vragen leven nu. Die vragen tasten de basis niet aan. Dat is geen borstklopperij, ik ben dankbaar dat we het geloof nog hebben. Zonder geloof zou ik een heel ander mens zijn.”

Grenzeloos vertrouwen

Die dankbaarheid komt ook boven als Henk ziet hoe zijn drie kinderen van 26, 23 en 18 het geloof vormgeven. “Ik vind het mooi om te zien dat het geloof voor hen een grote rol speelt en dat ze daar alle drie heel natuurlijk hun weg in vinden. Als je zelf het geloof waardevol vindt en ziet als fundament, wil je dat doorgeven. Dan is het fijn dat je dat bij je kinderen terugvindt. Niet als een verworvenheid, maar meer: ‘Dank U God, dat ze – ondanks mijzelf – toch een weg met U vinden.’ En ja, dan maken ze soms keuzes waarvan ik denk: dat had ik anders gedaan. Ze geven het soms anders vorm, maar ik vind het mooi dat het geloof ook bij hen de basis is.”

Ben je betrokken bij een kerkelijke gemeente?
“Jazeker, we gaan naar een evangelische kerk. Hoewel het geloof voor mij niet in een stenen gebouw zit. Veel muzikanten en kunstenaars bewegen zich vaak een beetje aan de rand van een kerkelijke gemeenschap. Misschien wel omdat we vaak een tikje uit de pas lopen en graag morrelen aan hoe de dingen gaan.”

Ik houd niet van christelijke subculturen

Muziek- en filmwereld

Henk reist de hele wereld over en werkt samen met grote namen in de muziek- en filmwereld. De meesten weten wel dat hij gelovig is, daar doet hij niet geheimzinnig over, zegt hij. “Het komt heel vaak ter sprake. En dan hoop ik altijd dat het geloof bij anderen de associatie oproept van de omhelzing, niet van de buitensluiting. Ik kan dat alleen laten zien door te zijn wie ik ben. Ik denk ook dat je als christen op je scherpst bent in een confrontatie met mensen die er anders over denken. Daarom houd ik niet van christelijke subculturen. Als iedereen het ontzettend met elkaar eens is, ben ik het liefste weg.”

Beeld: Ruben Timman

Geschreven door

Mirjam Hollebrandse

--:--