Ga naar submenu Ga naar zoekveld

Geluk en bezit - Prediker over geld, zekerheid en geloof

'Vergeet niet vandaag uit te pakken'; een wandeling over de hei met Prediker.

“Volgens mij ben je hier niet.” Verstoord kijk ik naast me, waar Prediker loopt. Hij kijkt me onderzoekend aan en ik glimlach. “U hebt gelijk.” Ik haal diep adem en laat mijn blik over de hei glijden, die volop in bloei staat. Een paars, glooiend landschap, uitlopend in een bosrand, waar schapen lopen. Hoewel we hier al een tijd wandelen, zie ik het nu voor het eerst. Prediker heeft gelijk: ik was er niet echt.

Deel:

'Vergeet niet uit te pakken': Prediker en bezit

Waar ga je heen als je piekert over geld? Misschien wel naar de rijkste en wijste man ter wereld. En dus wandelt Visie een dag met Prediker over de hei, op zoek naar zin en zekerheid.

Bloeiende hei

Terwijl het mijn idee was om te gaan wandelen. Regelmatig hebben wij even contact – een mailtje, een brief – en onlangs vroeg ik hem of we een keer konden afspreken. Omdat Prediker niet van halve maatregelen houdt, stelde hij direct een overnachting voor. Twee dagen wandelen en overnachten in een boswachtershuisje bij Vierhouten. En nu lopen we hier, naast elkaar over de bloeiende hei. Om ons heen heerst de rust, maar in mijn hoofd spookt het.

“Prediker,” zeg ik na een tijdje. “Ik zoek zekerheid.” Ik zwijg eventjes, hakkel dan verder: “Ik dacht dat ik uw woorden ter harte had genomen. Dat ik ging voor échte rijkdom, voor wat waardevol was. Ik heb nooit geld verzameld, nooit een huis gekocht, nooit echt meegedaan aan de race voor meer geld of een groter huis of een grotere auto. Maar nu ben ik bang dat ik onverstandig ben geweest. U schrijft in uw boek dat rijkdom onrust geeft; maar nu al mijn vrienden huizen hebben gekocht, voor een goedbetaalde, vaste baan zijn gegaan en hun leven helemaal op orde lijken te hebben, voel juist ík onrust met mijn huurhuisje en kleine inkomen.” Weer lopen we in stilte verder. Dan zeg ik: “Doe ik mijn kinderen niet tekort, Prediker, door voor zo’n leven te kiezen? Wat is wijsheid?”

Alle bezit is geschenk

“Wat is wijsheid,” echoot Prediker. Dan: “Volgens mij is jouw vraag eerder: wat is zekerheid?” Ik knik. Prediker staat stil en kijkt me aan. “Waar ben je bang voor?” “Dat ik straks geen goede woning kan vinden. Dat ik niet mee kan komen in de maatschappij. Dat ik mijn kinderen niet kan laten studeren. Van alles!” “Je toekomst, dus,” concludeert Prediker. Ik knik opnieuw.

Prediker gaat op de grond zitten, aan de rand van het pad. Hij stelt me de vraag die hij al zo veel keren heeft gesteld als we samen op pad zijn: “Wat zie je?” Mijn blik dwaalt over de uitgestrekte hei. “Tienduizenden piepkleine bloempjes, die samen een paarse vlakte vormen. Ik zie zand, ik zie bomen, ik zie schaduwen van wolken over het land glijden. Ik zie schapen en een paar mensen.” Prediker knikt. “Je bent nu in ieder geval hier,” concludeert hij. “En van wie krijg je dit uitzicht?” Staatsbosbeheer, denk ik, maar dat zeg ik niet. Prediker gaat door: “Wie geeft jou de ogen om dit te zien? Wie het licht? Wie bedacht de geurreceptoren die jou deze buitenlucht laten ruiken?” Ik zwijg. Ik hoef geen antwoord te geven; we kennen het allebei.

Ik neem de omgeving in me op, drink de schoonheid in alsof het de eerste keer is dat ik een heidelandschap zie. “Alles is een geschenk van God,” mompel ik dan, Predikers boek parafraserend. Dan steekt de onrust weer op. “Maar dat is geen antwoord op mijn vraag, Prediker,” zeg ik. “Wellicht,” antwoordt hij. Dan staat hij op, kijkt me aan en zegt: “Misschien ben ik niet zo goed in antwoorden. Misschien ben ik beter in kijken. Kom, we gaan.” Terwijl we doorwandelen, echoot het in mijn hoofd op het ritme van mijn stappen: alles is een geschenk van God. Alles is een geschenk van God.

Slapeloze nachten

Ergens geeft de gedachte rust; maar een antwoord is het niet. “U hebt toch ook goed voor uzelf en uw kinderen gezorgd?” probeer ik opnieuw. “U bent rijk. Geeft dat geen rust?” “Rust? Heb je mijn boek wel gelezen?” antwoordt Prediker. “Lucht en leegte is het. Het bracht me eerst genot, maar daarna vertwijfeling, slapeloze nachten, onrust, angst. Angst om het los te laten, angst om het kwijt te raken, angst voor wat ermee zou kunnen gebeuren. Ik was wijs, jawel. Maar ondanks mijn wijsheid was ik eerder in de macht van mijn bezit dan andersom. Weet je hoeveel rijkdom en bezit ik nodig had om rust te krijgen?”

Ik haal mijn schouders op. Prediker spuugt het woord bijna uit: “Meer. Altijd net iets meer.” Het doet me denken aan de woorden van een vriend: van geld, tijd en ruimte heb je altijd tien procent te weinig. Rust geeft die gedachte niet.

Kloofbijl

Als we die middag bij ons huisje komen, heb ik meer vragen dan antwoorden. Ik durf ze bijna niet te stellen aan Prediker; hij lijkt eerder met nog meer vragen dan antwoorden te komen, haalt mijn geijkte ideeën onderuit, is ongrijpbaar. Toch straalt hij een rust uit waar ik jaloers op ben.

Ik schud mijn hoofd, alsof ik mijn gepieker van me af kan schudden. “Wil jij wat hout kloven voor een vuurtje?” vraagt Prediker. Ik pak de grote kloofbijl uit het schuurtje en hak de stammetjes in stukken. De fysieke inspanning laat mijn gepieker wegzakken. Al snel is er niets meer dan het ritme van het werk. Een stammetje op het hakblok, de bijl naar achter, de valbeweging, gestuurd door mijn rechterhand, de voldoening van hout dat splijt. Als ik een stapel hout heb, maak ik een kleine wigwam van houtsplinters in het midden van de vuurplaats. Het vlammetje van een lucifer groeit aarzelend uit tot het begin van een vuurtje, en al snel branden grotere stukken hout. Dan komt Prediker naar buiten met een gietijzeren pan, een tas vol groenten en een fles wijn. Bij het vuur snijden we de uien, knoflook, wortels, champignons, aardappels. De pan gaat op het vuur – letterlijk – en al snel ruikt het heerlijk naar een vegetarische stoofpot. Ik heb honger gekregen.

Goed leven

Als ik een tijdje later met een homp brood het laatste beetje stoofpot van mijn bord haal, verzucht ik: “Dit is het goede leven.” Ik kijk in de vlammen, maar hoor Prediker naast me grinniken. “Jij gaat snel van piekeren naar genieten,” merkt hij op. “Wat maakt dit leven goed?” Over die vraag moet ik een moment nadenken. “De combinatie van een mooie plek, het buiten zijn en de voldoening van goed eten na hard werken,” antwoord ik. “En natuurlijk het gezelschap. Het voelt als een cadeau, zo’n moment midden in het drukke leven.”

Prediker glimlacht. “Het is het beste antwoord dat ik kan geven op je onrust. Allereerst dat alles een cadeau is. Je kinderen, je geld, je bezit: het zijn geschenken van God. Ook als je er hard voor werkt: alles komt van God. Je wordt in je blootje geboren en kunt niks meenemen als je sterft, maar onderweg geeft God je cadeaus. Cadeaus om voor te zorgen, jawel; maar van God, niet van jou.”

Trieste zaak

“Het is juist dat ‘zorgen voor’ waar ik me druk om maak,” antwoord ik. “Zorg ik wel goed genoeg? Ik heb zó veel gekregen van God; een gezin, talenten, een veilige plek. Moet ik daar niet heel verantwoord mee omgaan?”

Het is even stil. We staren in de vlammen. Dan zucht Prediker diep. “Geen wonder dat jij je zorgen maakt. Je hebt me laten kennismaken met een maatschappij waarin mensen geloven dat ze hun leven kunnen maken of breken; dat als je hard genoeg werkt, je zeker en gelukkig kunt leven. Leegte is het, een trieste zaak. Ja, je mag werken met wat God je gegeven heeft. Maar een geschenk is pas een geschenk als je ervan durft te genieten. Je kunt je leven lang bezig zijn met morgen en voortdurend vergeten vandaag uit te pakken. Het is net als onze wandeling: pas toen je jezelf toestond stil te staan en om je heen te kijken, was je er.” Hij kijkt me aan – een scherpe blik – en vraagt: “Zou het niet kunnen dat jij, met al je zorgen, soms vergeet wat je hebt gekregen? En wie de Gever is?”

Vonken

Ik kijk omhoog en zie duizenden vonken richting een met sterren overladen hemel vliegen. En denk aan mijn vrouw, mijn kinderen en het vertrouwen dat ik had in God; de momenten dat ik in overgave kon genieten. Nooit ben ik écht tekortgekomen, besef ik. “Alles is een geschenk,” herhaal ik nog eens. Prediker antwoordt: “Geeft dat zekerheid?” Een tijd is het stil. Dan fluister ik: “Ik geloof het.”

Geschreven door

Pieter-Jan Rodenburg

--:--