Ga naar submenu Ga naar zoekveld

Lydia Kansen verliet haar kerk om dominee te worden

‘Je kunt mij typeren als een dromerig type’

Zo zeker als zij er zelf van was, zo níét vanzelfsprekend was het voor haar omgeving: Lydia Kansen-Brasz (58) wist op haar 14e al dat ze dominee wilde worden. “Ik ben zonder wrok uit mijn kerkverband weggegaan.”

Deel:

Bijna 25 jaar is Lydia nu predikant. Samen met haar man Gerard – eveneens dominee – werd ze in september 1995 bevestigd in de hervormde gemeente van het Zeeuwse Haamstede. Nu staat ze alweer zes jaar in de Nieuwe Kerk te Utrecht en Gerard dient de gemeente met dezelfde naam in Amersfoort, waar de twee ook wonen.

Veto

Vooraf wil Lydia het interviewverzoek bespreken met haar dochter en zoon. Als één van hen een veto geeft, gaat het niet door, laat ze weten. “Vanaf het moment dat wij predikant werden, heb ik geprobeerd er toch zo veel mogelijk voor hen te zijn. Het idee van de dominee die voor iedereen beschikbaar is, maar niet voor thuis, was mijn schrikbeeld. Daarom kozen wij er in onze tweede gemeente voor dat Gerard fulltime aan het werk ging en ik ad interim werkte in de omgeving. Ik had wel de bevoegdheid om te preken en sacramenten te bedienen, maar had geen eigen gemeente.”

Het kenmerkt Lydia: voorzichtig en een en al oog voor haar omgeving. Toch geeft ze aan dat Gerard en zij het achteraf gezien anders hadden willen doen. “Ik heb het ambt gekrégen, dus we hadden dit sámen moeten oplossen.”

Je wilde al jong dominee worden, maar je had nog nooit een vrouw op de preekstoel gezien. Hoe sterk was die roeping?
“Heel sterk. Roeping is een groot woord, maar dat was het wel. Je kunt mij typeren als een dromerig type, niet zo bewust van kerkelijke discussies, dus het thema ‘vrouw in het ambt’ ging voor mij pas tijdens mijn theologiestudie spelen. Ik hield gewoon heel erg van de kerk, van de sfeer, van de muziek. We leefden mee met de christelijke-gereformeerde Pniëlkerk in Hilversum. Ik groeide op met de Oude Berijming, en Psalm 56 vers 5 maakte diepe indruk op me: ‘Ik roem in God, ik prijs ’t onfeilbaar Woord. Ik heb het zelf uit Zijnen mond gehoord.’ En dat gevoel had ik inderdaad, dat God zelf tegen mij zei dat ik predikant moest worden.”

‘Ik verdronk een beetje’

RT.26_mei_2020._87A5465-2

Ondanks haar hoge citoscore belandde Lydia na een jaar brugklas op de mavo. “Ik verdronk gewoon een beetje op die scholengemeenschap. Maar op de mavo haalde ik weer veel te hoge cijfers – ik zat daar dus niet op mijn plek. Toen ik aangaf dat ik dominee wilde worden, ging mijn vader allerlei scholen in Hilversum langs en ging ik van 3 mavo naar 2 gymnasium. Alleen een school voor bijzonder-neutraal onderwijs durfde deze wonderlijke stap aan. Ik kwam in een andere wereld terecht, met kinderen uit het chique Laren en Blaricum.”

Wat bijzonder dat je vader dat deed. Hij stond dus pal achter je?
“Ik denk niet dat hij het ermee eens was dat ik dominee wilde worden, maar hij zag wel dat ik op de mavo niet op mijn plek was. Mijn vader was een autoritaire man, hij regelde het gewoon. Verder werd er niet over gepraat. Hij heeft het moment dat ik predikant werd niet meegemaakt, want hij overleed een jaar eerder. Mijn moeder was er wel bij en in haar kerk wisten mensen wel dat ik dominee was. Je kunt mijn ouders reformatorisch noemen: ze lazen het Reformatorisch Dagblad, het gezinsblad Terdege en gingen op vakantie met Amicitia. Tijdens die vakanties zei ze dan soms: ‘Mijn schoonzoon is dominee.’”

Deed dat zeer?
“Nou ja, een beetje misschien. Maar ik begreep het ook. Ik ben zonder wrok uit de Christelijke Gereformeerde Kerken weggegaan naar de Nederlandse Hervormde Kerk. Ik dacht: ik ben veranderd van standpunt, dus ik ga. Gelukkig zonder wrok, want dit was de kerk waar ik God heb leren kennen! Met de predikant, die ons nog heeft getrouwd, hadden we een goed exitgesprek. Zijn dochter zit nu bij mij in de gemeente en twee jaar geleden deed zijn kleindochter belijdenis. Na afloop van de dienst ontmoette ik hem en gaf hij me een dikke zoen. Dat is toch prachtig?”

Verhitte discussie

Om haar ouders te ontzien, ging Lydia na het gymnasium niet direct theologie studeren, maar klassieke talen aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Ze wilde rekening houden met hun gevoeligheden en was van plan pas na deze studie theologie te gaan studeren en predikant te worden. “Maar na een week, toen ik medestudenten een verhitte discussie hoorde voeren over een stuk van Vergilius, wist ik dat ik voor theologie moest gaan. Ik ben zonder overleg meteen overgestapt.”

Had je vrouwelijke identificatiefiguren in die tijd?
“Helemaal niet. Die waren er nog niet in de orthodoxe hoek van de kerk. Toen ik in Haamstede kwam, ontmoette ik Hilde Graafland, de dochter van prof. C. Graafland, die een gereformeerdebondsachtergrond had. Zij was predikant in een nabijgelegen dorp. Maar verder kwamen vrouwelijke predikanten meestal uit andere delen van de kerk.”

Niet gewend

“Onlangs ging ik in een gemeente voor en in de consistorie begreep ik dat ik de eerste vrouwelijke voorganger was,” vervolgt Lydia terwijl ze even gaat verzitten. “Daar zeg ik dan wel even iets over. Ook als ik voor het eerst op pastoraal bezoek kom en men is geen vrouwelijke predikant gewend. En eigenlijk loopt dat áltijd uit op een goed gesprek.”

Ben je nooit gekwetst op dit punt?
“Als mensen mij mijn christen-zijn ontzeggen, stopt voor mij het gesprek. Daar moet de heilige Geest dan maar mee dealen. Maar als je als broeders en zusters in Christus naast elkaar kunt staan, kan de uitkomst nog wel verschillen, maar houd je je gewetensvrijheid. En dat is een christelijke vrijheid.

Ik zal vast weleens gekwetst zijn, maar het besef dat God dit van mij vraagt, is zó sterk dat ik daar geen heftige gevoelens bij heb gehad. Vaak zit er achter de moeite van mensen nog iets anders, merk ik. Als je altijd hebt gehoord dat iets fout is, kan het lastig en angstig zijn daarin te veranderen.

Ik zoek al sinds mijn kindertijd naar eerlijkheid, naar echtheid. Daarbij is de tekst: ‘Wees niet al te rechtvaardig, en meet jezelf geen overdreven wijsheid aan,’ uit Prediker 7 een ankerpunt. Je moet je niet blindstaren op rechtvaardigheid alleen, al ben ik daar erg van. En je kunt beter niet denken dat jij de wijsheid in pacht hebt.”

Lydia stopt en lacht even: “Ik heb een soort naïviteit van waaruit ik denk dat ik mensen blij maak als ik onrecht of dingen die anders kunnen aan de kaak stel. Alsof ze er zelf nog niet op gekomen waren en ik hen help. Maar zo is het natuurlijk niet.”

(tekst gaat verder onder de foto)

RT.26_mei_2020._87A5253

'Zo spreekt de Heer'

In het pastoraat is dit talent van Lydia wel een kracht, geeft ze toe. “Maar het is geen trucje, of iets van mezelf. Het is een gevoeligheid voor wat de Geest me laat zien. In het gebedspastoraat dat wij in de Nieuwe Kerk in Utrecht hebben opgezet, is dat een zegen, omdat mensen willen dat God in hun leven aan het werk gaat. Maar ik breng het nooit zo van: ‘Zo spreekt de Heer.’ Dat vind ik gevaarlijk. We geven het vooral door in termen van: ‘Ik moet hieraan denken.’ Of: ‘Zou dit iets voor je kunnen zijn?’ Dan geef je iemand de vrijheid om het zelf op te pakken.”

En?
“Ik vind het bizar om te zien hoe verrassend raak het vaak is. Ik noemde het net naïviteit, maar ik heb geleerd dat verstand en geloof – wat je naïef zou kunnen noemen – hand in hand gaan. In mijn studententijd trok ik veel op met mensen uit de evangelische hoek en de pinksterbeweging. We zongen op braderieën en spraken mensen aan. Ik zou dat nu niet meer durven. Wat ik destijds moeilijk vond in die kringen, was dat je geen kritische vragen mocht stellen. Want dan was je ongelovig. Maar de realiteit gaat niet om God heen. Aan de andere kant was er op de universiteit soms weer heel weinig ruimte om blijmoedig te geloven, want dat was te simpel in een ingewikkelde en lijdende wereld.”

De werkelijkheid

Lydia pakt een boek dat naast haar stoel klaarligt. Het is Een goed woord van de inmiddels overleden prof. dr. Gerrit de Kruijf. “Ik heb hier een fragment voor me dat dit mooi illustreert. Het gaat erover dat je met het ene been in de werkelijkheid van Christus’ opstanding staat, maar met je andere been in het lijden van deze wereld. Je moet geen been bijtrekken, want dan zing je los van de werkelijkheid of je verdrinkt in het lijden.”

In Vriezenveen, de gemeente waar ze na Haamstede woonden, beleefden Lydia en Gerard rond 2005 een periode waarin ze met beide benen in het lijden werden getrokken. “Op 2 januari overleed een jongen van 16 jaar door vuurwerk. Er stierven enkele jonge moeders van rond de 40. En na een ernstig auto-ongeluk en een week in coma te hebben gelegen, stierf een 23-jarige vrouw. Het hele dorp had gebeden, gelovig en ongelovig, maar ze overleed. Ik weet nog dat we een paar weken later buiten zaten in de tuin en het op ons in lieten werken. Zo van ‘Pffff, wat heftig.’ Op dat moment werd Gerard gebeld. Een jongen van 17 was tijdens zijn werk in de bouw verongelukt. Het lijden hield niet op.”

Snikken

Een jaar later kwam het stel in aanraking met New Wine, de vernieuwingsbeweging waarbij ze daarna lange tijd betrokken waren. Daar sprak de Britse theoloog Bruce Collins. “Hij hield een prachtig betoog over het koninkrijk van God. Na afloop liep hij naar ons toe en ging hij voor ons bidden. Luisterend bidden. Hij sprak over ons, onze kinderen, en ga zo maar door. We hebben dat gebed ontvangen en waren verwonderd, diepgeraakt en dankbaar. Huilend zijn we daarna naar onze tent gelopen. God liet ons zien: ‘Jullie denken dat Ik weg ben, maar Ik ben er nog.’ Op dat moment werd één been van ons teruggezet in de werkelijkheid van Jezus’ opstanding.”

Wat is de grootste uitdaging voor de kerk vandaag?
“Eigenlijk is de vraag hier: welke betekenis heeft het geloof voor het leven vandaag? Tegenwoordig krijgt het ethische van het geloof sterk de aandacht. Welke kleding kan ik verantwoord dragen? Wat eet ik? Ik ontmoet jongvolwassenen die hier volledig op stuklopen. De lat ligt hoog en de wereld om hen heen is vaak ongenadig. De druk om te presteren is gigantisch. Terwijl het juist genade is wat het geloof biedt. Dat is het hart van het geloof. Wat betekent het dat God God is en dat ik van genade mag leven? Als je beseft wie Hij is en hoe liefdevol en genadig Hij is, vloeien al die andere dingen daar als vanzelf uit voort.

Genade moet dalen van je hoofd naar je hart en doorwerken in je handen. Als er belemmeringen zijn om dat te aanvaarden, kan gebedspastoraat helend zijn. Dat je gaat bidden om vervulling door de Geest, want Hij laat zien wat genade betekent.”

Genade moet dalen van je hoofd naar je hart en doorwerken in je handen

Geestelijke oefeningen

“De Britse theoloog John Stott en de Amerikaanse theologen Richard Foster en Dallas Willard zijn belangrijk voor mij,” voegt Lydia hier in één adem aan toe. “Ik vond bij hen wat ik altijd al zocht: binnen de rails van genade en werk te blijven. Dat doe je door geestelijke oefeningen. We leven als christenen voor honderd procent uit genade, en die genade bepaalt ons hele leven en handelen. Om te voorkomen dat die twee dingen – genade en het leven – losse waarheden zijn, heb je geestelijke oefeningen nodig: bidden, stille meditatie, studie, werken van barmhartigheid, streven naar gerechtigheid. Deze mannen lieten mij zien dat er eenheid van leven ontstaat als je deze dingen onderhoudt.”

Heb je het nu over gebedspastoraat of is het meer dan dat?
“Gebedspastoraat kan helpen om die eenheid van leven te kunnen ontvangen. Er kunnen dan blokkades worden weggenomen die in de weg staan om op God te vertrouwen – God God te laten zijn – en de Geest ruimte te geven.”

Missionaire bewustwording is ook een onderdeel van je werk. Hoe krijgt dat vorm?
“Toen ik zes jaar geleden solliciteerde op deze functie, zei ik meteen: ‘Als je iemand zoekt die allerlei missionaire activiteiten uit de grond stampt, moet je niet bij mij zijn.’ Zulke evenementen kosten vaak veel energie, duren kort, en hoe leuk ook: de impact op een leven als toegewijde leerling van Jezus is heel beperkt. Ik ga voor whole life discipleship – christen-zijn dat het hele leven doortrekt.

Er is veel verloop in de Nieuwe Kerk. We hebben studenten en jongvolwassenen, maar ook wat ouderen en jonge gezinnen. De laatste groep trekt op den duur weg, omdat huizen in Utrecht niet te betalen zijn. Eerst vond ik dat jammer, want ik hecht me snel aan mensen. Maar ik besef ook dat ik niet alleen investeer in de Nieuwe Kerk, maar vooral in het koninkrijk van God. Als ik dan hoor dat mensen nog steeds dankbaar zijn voor hun tijd bij ons, vind ik dat een zegen. Pas zei iemand nog: ‘Bij de cursus discipelschap heb ik voor het eerst God ervaren.’ Als je stil wordt voor God, merk je pas dat Hij misschien ook nog iets wil zeggen.”

Personalia

Lydia Kansen-Brasz werd in 1961 geboren te Hilversum, als jongste in een gezin van vijf kinderen. Haar ouders hadden een textiel- en later een kledingwinkel in de mediastad. Na het gymnasium studeerde Lydia theologie aan de Vrije Universiteit in Amsterdam en volgde ze de kerkelijke opleiding aan de Universiteit Utrecht. Ze werd in 1995 predikant in het Zeeuwse Haamstede en woonde en werkte nadien in enkele gemeenten rond Vriezenveen, als geestelijk verzorger in Hilversum en is vanaf 2013 (missionair) predikant in Utrecht (Nieuwe Kerk).

Lydia is getrouwd met Gerard, predikant in Amersfoort, en samen hebben ze twee volwassen kinderen. Lydia en Gerard waren jarenlang verbonden aan de vernieuwingsbeweging New Wine.

Geschreven door

Reinald Molenaar

--:--