Ga naar submenu Ga naar zoekveld

Esther Grisnich is ZOA-landendirecteur in Irak

'Ik wist meteen: hier moet ik zijn, hier wil ik dienen'

Met haar 30 lentes is Esther Grisnich de jongste ZOA- landendirecteur, werkzaam in Irak. Trots wil ze zichzelf niet noemen, bang dat ze als hoogmoedig wordt weggezet. Een erfenis van haar reformatorische opvoeding, waarin het naast dankbaarheid ook gaat om nederigheid en zondebesef. Dat vindt ze lastig. “Want juist in het Midden-Oosten zie ik zo’n andere kant van God dan mij altijd is voorgehouden.”

Deel:

Ze is even op werkbezoek in Nederland, maar van op adem komen is geen sprake. Al had ze best een pauze kunnen gebruiken. Werkdagen van veertien uur per dag zijn voor haar eerder regel dan uitzondering. Ook op zaterdagen zit ze vaak nog een middag in een lokaal koffietentje in haar woonplaats Erbil – in het noorden van Irak – te werken. “De verantwoordelijkheid van mijn functie als directeur van ZOA Irak valt me soms zwaar,” erkent Esther. “Vooral omdat ik werk met mensen met heel verschillende achtergronden: Koerdisch, Arabisch, christelijk-Assyrisch, expats uit Sri Lanka, Pakistan en Egypte; het is zo nu en dan echt een Babylonische spraakverwarring. Ik vind het een uitdaging – en misschien wel het moeilijkste van mijn baan – om leiding te geven in zo’n diverse culturele context.”

Bijna onmogelijke taak

Ze verliet Irak terwijl de vluchtelingenstroom uit Noordoost-Syrië net op gang kwam. Vooral Koerden en Assyrische christenen uit het bedreigde gebied drommen samen voor de Syrisch-Iraakse grens. De VN-vluchtelingenorganisatie schat dat het aantal vluchtelingen kan oplopen tot 250.000. Het stelt Esther en haar medewerkers van het ZOA-kantoor in Erbil voor een bijna onmogelijke taak. De kampen in Noord-Irak zijn al overvol met Syriërs – jezidi’s en christenen – die vanwege het eerdere geweld in Syrië gevlucht zijn. Nu daar deze duizenden vluchtelingen bijkomen, wordt de situatie nijpend. ZOA voerde dit najaar daarom in samenwerking met EO Metterdaad actie voor de vluchtelingen in Irak.

Een eerdere uitzending van Metterdaad over de situatie in Irak was doorslaggevend in je keuze om te solliciteren op deze functie.
“Inderdaad! Toen ik deze functie kreeg aangeboden, dacht ik in eerste instantie: nee, dat ga ik niet doen, dat kan ik niet. Tot iemand van ZOA mij wees op de Metterdaad-uitzendingen van februari 2019, om een beeld te krijgen van waar ik in terecht zou komen. Toen ik de situatie in Mosul zag, waar mensen in zo veel gebrokenheid leefden, wist ik meteen: daar moet ik zijn, daar wil ik dienen. Dat was heel duidelijk. Als ik er nu aan terugdenk, krijg ik er gewoon weer kippenvel van.”

Joden en Palestijnen

Esther gaf er haar woonplaats Jeruzalem voor op, waar ze van 2015 tot 2017 werkte voor World Vision, en van 2017 tot 2019 voor het Europees Parlement. “Mijn werk daar was pittig, vooral omdat de situatie in Israël zo complex is. Alle initiatieven die je in dat land opzet voor vrede en ontmoeting tussen Joden en Palestijnen, gaan zwaar en moeizaam. Ik heb daar zo veel tegenstand ervaren. Daarom wilde ik bij een nieuwe baan zeker weten dat God mee zou gaan. Door die Metterdaad-uitzending wist ik dat God mij in Irak wilde hebben.”

‘Was ik maar 40’

“Het klinkt mooi, hè, landendirecteur van ZOA in Irak,” zegt ze even later. “Maar ik kan ook gewoon van mijn sokkel vallen, hoor. Dat maakt me af en toe onzeker. Vooral in het begin schaamde ik me, en dacht ik: was ik maar 40, in plaats van 30, met zo’n grote verantwoordelijkheid. Toen ik me voorstelde aan mijn nieuwe collega’s in Erbil, zei ik: ‘Jongens, ik ben nog maar 30, dus ik wil ook heel veel van jullie leren; we doen het samen.’ Ze keken me aan en zeiden: ‘Maar we hebben echt leiderschap nodig. We moeten weten wie hier de beslissingen neemt.’ Dat was mijn eerste inschattingsfout. Deze mensen hadden behoefte aan sterk leiderschap. Natuurlijk wilden ze graag meedenken, maar er moest iemand zijn die de lijnen uitzette en zei: zo gaan we het doen, dit zijn de kaders.”

Eenvoudig gebed

Tegelijk houdt die onzekerheid haar dicht bij God, stelt Esther. Ze vertelt hoe ze op een dag een van haar vrouwelijke medewerkers, een moslima, op kantoor begroette en merkte dat er iets met haar aan de hand was. Ze nam de vrouw even apart, die daarop haar hart luchtte en haar zorgen deelde over de ellendige situatie in het land. “Het enige wat ik op dat moment kon doen, was samen met haar bidden. Dus we zaten tegenover elkaar, haar handen in mijn handen, en ik sprak een heel eenvoudig gebed uit. Het mooie was dat het voelde alsof er een deken over ons heen lag, als een bijzondere aanwezigheid van God.”
“We zijn geen evangelisatieorganisatie,” vervolgt ze, “maar je hoopt wel dat je mensen kunt inspireren. Mijn dagelijkse gebed voor mijn werk in Erbil is dan ook dat de Geest van God door ons kantoor waait. Het mooie is: ik zie harten veranderen en de houding van mensen zachter worden. Als ik de sfeer van toen ik net begon, vergelijk met hoe die nu is, is dat een wereld van verschil.”

Het Midden-Oosten is en blijft een kwetsbaar gebied. Hoe houd je hoop voor de regio?
“Bij tijd en wijle voel ik me inderdaad heel hulpeloos, omdat we niet méér kunnen doen. Ik zie mensen de vluchtelingenkampen binnenkomen met alleen maar een tasje, zonder toekomst. Dat grijpt me naar de keel. Tegelijk probeer ik te kijken naar de mens achter de mens. Het is heel makkelijk om hen te zien als een stel achterlijke mensen die elkaar toch wel afmaken. Het is immers een eindeloos conflict tussen sjiieten en soennieten – en o ja, ook nog een paar christenen, denken we dan. Maar zo wil ik niet naar hen kijken. Het zijn mensen zoals jij en ik, die berooid op de vlucht slaan en alles hebben moeten achterlaten. Het zijn ondernemers, docenten; het zou jou en mij net zo goed kunnen overkomen.
Het mooie is dat we de lokale bevolking kunnen betrekken bij de hulpverlening aan hun eigen volk. Maar ook crosscultureel ontstaan mooie initiatieven, tussen Syriërs, Arabieren en Koerden. Ik zie dat in het klein in mijn eigen team: mensen die veranderen en die je kunt betrekken bij de verantwoordelijkheid die ze hebben voor hun land. Dat geeft mij hoop.”

SGP-gezin

Esther groeide op in een streng gereformeerd milieu, in eigen woorden een “volop SGP-gezin”. In die wereld was het verre van vanzelfsprekend dat ze ging studeren, laat staan bestuurskunde. “Ik weet nog,” zegt ze, “dat mijn opa daar moeite mee had. Een vrouw hoort immers geen bestuurskundige functie te hebben. Ook al ben je single, zoals in mijn geval. Kijk, verpleegkundige worden, of misschien wel hoofdverpleegkundige, daar is niet zo veel bezwaar tegen. Maar een bestuursfunctie in het publieke domein? Dat is echt wat anders. Later trok hij overigens wel bij en had mijn opa juist veel interesse in wat ik deed.”

Eindeloos radio luisteren

Aanvankelijk wilde Esther overigens naar het conservatorium om klassieke zang te studeren. Haar tweede keus was de mode­ academie. Maar beide opties gingen niet door, omdat haar ouders er moeite mee hadden. “Op sommige momenten heb ik daar wel spijt van. Ik zing nog steeds graag en heb lang op een oratoriumkoor gezeten, dus ik ken veel klassieke werken uit mijn hoofd. En naaien is een heerlijke hobby van me.”
Een brede interesse, vooral op politiek vlak, had ze altijd al. Een tv had het gezin niet – “nog steeds niet”, maar ze luisterde eindeloos radio. “Als mijn moeder er wat van zei, riep ik: ‘Maar mam, het is de EO!’ Ik luisterde marathoninterviews, prachtig vond ik die. Zo ben ik een beetje wereld­ wijs geworden.”

Personalia Esther Grisnich

Esther Grisnich werd in 1989 geboren te Lisse. Ze stu- deerde bestuurskunde aan de Haagse Hogeschool en behaalde haar master International Public Administration aan de Universiteit van Leiden/Den Haag.
Van 2015 tot 2017 werkte ze voor World Vision in Jeru- zalem, en van 2017 tot 2019 was ze als Midden-Oosten-adviseur werkzaam voor het Europees Parlement en het ministerie van Buitenlandse Zaken. Sinds juli 2019 is Esther Grisnich ZOA-landendirecteur in Irak.

Beeld: Ruben Timman

Geschreven door

Mirjam Hollebrandse

--:--