Ga naar submenu Ga naar zoekveld

'Gij zult mijn getuigen zijn'

Ons tekort kan in Zijn handen een wonder worden

‘Gij zult mijn getuigen zijn’. Deze tekst staat in steen gebeiteld in het mooie EO-gebouw. Elke medewerker en elke bezoeker komt erlangs of loopt eronderdoor. Aan de hand van vijf woorden staat voorganger en EO-presentator Jurjen ten Brinke er juist bij stil.

Deel:

Gij zult mijn getuigen zijn: de tekst in het EO-gebouw is een herinnering aan de opdracht van Jezus voor Zijn volgelingen. Hoewel, het is meer een belofte. Je vindt het in de Bijbel terug in Handelingen 1:8, waar Jezus het noemt als gevolg van het ontvangen van de Heilige Geest. Dan zúl je Zijn getuige zijn, want dan wóónt Zijn Geest in je.

Hoe doe je dat eigenlijk, in een tijd waarin de kerk en het christendom door allerlei oorzaken niet zomaar positief bekendstaan? Sterker nog, onderzoek van het CBS laat zien dat het instituut kerk lager scoort dan allerlei andere instituten wat betreft vertrouwen. De conclusie die daaruit volgt, ligt dus voor de hand: als het gaat om ‘getuige-zijn’ moeten we meer naar individuele christenen kijken dan naar de kerk als instituut. En het goede nieuws is dat er tal van nieuwe kerkvormen ontstaan én dat in veel bestaande kerken een hernieuwd verlangen is om het evangelie, het goede nieuws, met woorden en daden in onze omgeving kenbaar te maken.

1. Identiteit

Een paar richtlijnen uit de Bijbel kunnen ons helpen om vandaag de dag getuige te zijn. Allereerst: getuige-zijn wordt vaak gedefinieerd als een opdracht, maar het is altijd het gevolg van het kennen van je identiteit. Als je Jezus kent, bén je het licht en bén je het zout (Matteüs 5:13,14). Het kan zijn dat er een korenmaat of een emmer overheen staat waardoor het niet goed zichtbaar is (doe daar dan wat aan), maar het licht ís er. Als Jezus Zijn volgelingen op pad stuurt, legt Hij hun uit: ‘Wie jullie ontvangt, ontvangt Mij, en wie Mij ontvangt, ontvangt Hem die Mij gezonden heeft’ (Matteüs 10:40). Met andere woorden: Christus woont in je; besef dat en je zult Mij binnenbrengen waar je ook maar komt. Het past ook bij die tekst ‘Gij zult mijn getuigen zijn’: als de Heilige Geest in je woont, ís dat het gevolg. Dus: ken je identiteit.

Als je Jezus kent, bén je het licht

2. Authentiek

Dat betekent overigens niet dat je geen vragen, twijfels of onzekerheden over het leven of over omstandigheden mag hebben. Sterker nog, de Bijbel laat ons zien dat Jezus’ volgelingen ook kwetsbare mensen waren. Ze maakten fouten, twijfelden en hadden te dealen met hun karakter. Maar ze kenden hun Heer. Het tweede is daarom: wees authentiek. Dat is vandaag de dag meer nodig dan ooit. Je bent geen heilige, je hebt niet op alle vragen een antwoord, je hebt ook je levensvragen en in je getuige-zijn krijgt dat allemaal een plaats. Overschreeuw jezelf niet, erken dat je het ook allemaal niet begrijpt en dat er sprake is van geloof. En tegelijk: daag een ander uit door hem of haar te vertellen dat je in ieder geval een God hebt tegen wie je kunt praten, met wie je je zorgen kunt bespreken en naar wie je je pijn of verdriet mag uitschreeuwen. Ook dát is geloof en getuige-zijn: in alle eerlijkheid een beroep op je Schepper doen. Op de God van de Bijbel, met al Zijn beloften.

3. Ontvangen

Het kan verleidelijk zijn om te kijken naar grote en succesvolle campagnes of evenementen, maar op allerlei manieren laat de Bijbel zien dat je oog mag hebben voor het individu en dat je mag kijken naar wat je zelf hebt ontvangen: de derde richtlijn. Vraag jezelf af: wat heb ik ontvangen? Het verhaal van de vermenigvuldiging van de broden en vissen in Marcus 6 is er een mooi voorbeeld van. Het jongetje zonder naam geeft wat hij wél heeft. In de handen van Jezus wordt dat een wonder. Jezus heeft het jochie niet nodig; Hij had Zijn Vader ook om manna uit de hemel kunnen bidden. Toch doet Hij het zo, via het ‘tekort’ (vijf broden en twee vissen is niets op zo’n massa mensen) van dit jongetje.

In het Oude Testament gebeurt iets soortgelijks bij de weduwe die de profeet Elisa om hulp vraagt omdat ze schulden heeft en haar kinderen aan de schuldeiser dreigt te verliezen (2 Koningen 4). Elisa vraagt wat ze nog wél in huis heeft en dat blijkt een kruikje olie te zijn. Ze moet aan de slag met alle potten en pannen die ze kan vinden en het kruikje olie raakt niet leeg. God voorziet dus door onze tekorten heen. Denk nooit dat jij niet in staat bent iets te doen, al ben je ziek of mentaal niet sterk: jouw ‘tekort’ kan in Zijn handen een won- der worden. Het is Zijn werk om mensen te veranderen. Geef wat je hebt over in Zijn handen! Bijzonder eigenlijk: God heeft ons echt niet nodig en toch zet Hij vaak mensen in om Zijn werk te volbrengen.

Je hebt niet op alle vragen een antwoord

4. Zaaien

Wij mogen zaaien. Het zaad wordt in de Bijbel vaak als beeldspraak gebruikt voor het evangelie, het goede nieuws. Dat kan natuurlijk op veel verschillende manieren, ook daar zijn tal van voorbeelden van. Je kunt dienen (Dorkas), je kunt prediken (discipelen in Jeruzalem), je kunt discus- siëren met argumenten (Paulus in Athene), je kunt anderen bij de hand nemen 

(Andreas die zijn broer Simon meenam en hem aan Jezus voorstelde). Met hulp van anderen en door ervaringen – al doende leert men – kom je erachter wat bij je past of wat God van je vraagt.

Jezus vertelt in Matteüs 13 een verhaal over het zaad dat gezaaid wordt. Er is zaad dat op de weg valt, en er komt zaad tussen het onkruid of in aarde met veel stenen. In alle gevallen draagt het geen vrucht. Gelukkig komt er ook zaad in goede grond. Zaaien is goed, maar soms zie je al gebeuren dat de grond er niet klaar voor is. Dan kun je mogelijk beter onkruid wieden en stenen ruimen. Door bijvoorbeeld vooroordelen tegen het christelijk geloof op te ruimen. Door goed te doen, door als kerk viooltjes uit te delen aan de mensen die rond het kerkgebouw wonen en soms ‘last’ van geparkeerde auto’s hebben. Laat maar gewoon zien dat je van goede wil bent. Dat je als kerk een relatie wilt opbouwen met je omgeving en de mensen die er wonen wilt leren kennen. Zodat er later gezaaid kan worden in goede grond. Verdiep je dus in de ander, voordat je lukraak gaat ‘getuigen’.

5. Bidden

Tenslotte: het belangrijkste onderdeel van getuigen is je gebed. Je mag bidden voor de mensen die God op je hart legt, uit je eigen omgeving. Wat je als christen kunt doen, is tegen een ander zeggen dát je voor hem bidt. Dat is ‘getuige-zijn’ bij uitstek en niemand heeft er wat op tegen. Meestal zeggen mensen tegen me dat ze het bijzonder vinden, of dat hen dat raakt. Bid dan ook echt voor die persoon en verwacht Gods werk. Zelf heb ik foto’s van diverse mensen op mijn prikbord hangen; mensen die God me op het hart heeft gelegd. Ze weten allemaal dat ze op dat prikbord hangen. En als ze niets van God willen horen, laat ik ze natuurlijk niet vallen.

Gij zult mijn getuigen zijn. Bij de EO staan de woorden in steen gebeiteld. Voor mij zijn ze een verwijzing naar Gods woorden ‘Ik heb je in Mijn handpalm gegrift’ (Jesaja 49:16). Die belofte draag je met je mee.

Tekst: Jurjen ten Brinke

--:--