Ga naar submenu Ga naar zoekveld

Niet zomaar een straat

Alledaagse oorlogsmonumenten onder de loep

In Nederland herinneren talloze straatnamen aan gebeurtenissen in de Tweede Wereldoorlog. Wie weet nog wie er wordt herdacht en waarom? Visie vond een straat, een plein en een verstopt monument.

Deel:
G.P.-Duuringlaan

In het dorp Ugchelen in de gemeente Apeldoorn ligt de G.P. Duuringlaan, die voor de Tweede Wereldoorlog nog de Koudhoornlaan heette. Na de bevrijding was er weinig discussie over de vraag of dokter Gillis Pieter Duuring een eigen laan moest krijgen: hij keerde zich vrijwel vanaf het eerste uur tegen de Duitse bezetter door een eigen verzetsgroep op te richten. De ‘Groep Duuring’ hield zich bezig met het verzamelen van informatie over het Duitse leger. Met behulp van een geheime code werden de inlichtingen via een zendernetwerk doorgegeven aan Engeland.

'De man die geen vijanden had'

Duuring008

Duurings verhaal leest als een spannende spionagethriller. Het werk van de Groep Duuring was bepaald niet zonder risico’s. De Duitse contraspionagedienst had overal geheime agenten laten infiltreren die illegale contacten met Engeland probeerden te saboteren. Duuring wist dus niet goed wie hij kon vertrouwen. Zo kwam hij op zeker moment op de radar van geheim agent De Graaf, die met Duuring in Apeldoorn wilde praten over het plaatsen van een geheime zender in de bossen bij Ugchelen. De Graaf bleek in werkelijkheid Anton van der Waals te zijn, een beruchte landverrader die in de oorlog tientallen Nederlanders overleverde aan de Duitse Sicherheitsdienst. Op die manier viel ook de Ugchelse dokter in handen van de Duitsers.

Duuring werd met twee andere verzetsstrijders gearresteerd en via kamp Amersfoort overgebracht naar de gevangenis in Scheveningen. Op 26 juni 1942 werden zij in Amsterdam ter dood veroordeeld wegens “spionage voor de vijand van het Derde Rijk”. Duuring werd op 31 juli 1942 doodgeschoten. Hij was slechts 35 jaar oud.

Op 8 augustus 1942 schreef de Ugchelse W. van Houtum de volgende notitie in zijn oorlogsdagboek, dat terug te vinden is in de gemeentearchieven van Apeldoorn:

‘Dr. Duuring, de man die buiten de Duitsers geen vijanden had, de man die dag en nacht voor zijn patiënten klaar stond en geen onderscheid maakte tussen rijk en arm, is op zo’n gewelddadige manier van ons heengegaan. (...) Het is haast onbegrijpelijk dat wij onze dokter niet weer terug zullen zien. Velen komen in hun gesprekken steeds weer terug op onze zo goede huisarts.’ 

'Joden konden geen kant meer op'

Folkingestraat

In Groningen loopt midden in het centrum de smalle Folkingestraat (zie foto bovenaan artikel). Deze is verbonden met de Vismarkt tot het Zuiderdiep. Studenten fietsen er vaak met een noodgang doorheen en voetgangers vinden er vanaf het station de snelste route naar het centrum. Met zijn vele kunstboetiekjes, lifestyle-winkels en eettentjes is de Folkingestraat een stijlvol stukje Groningen.

Joodse buurt

Niet veel mensen zullen weten dat deze straat tot 1942 het hart van de Joodse buurt vormde. Weggestopt op de straathoek van het Zuiderdiep herinnert een kunstwerk aan deze dynamische straat, die zijn Joodse karakter abrupt verloor door de deportaties tijdens de Tweede Wereldoorlog. Wie een snelle blik op de blinde muur werpt, denkt op het eerste oog een massief houten deur te zien met daaronder een hardstenen opstapje. Niets bijzonders dus. Maar wie iets langer kijkt, ontdekt dat de ‘houten’ deur een bronzen wandsculptuur is, met een opmerkelijk detail: de deurklink ontbreekt. De deur kan met geen mogelijkheid meer worden opengemaakt.

Marcel Wichgers van de Stichting Folkingestraat Synagoge zit in de oude synagoge direct tegenover Het Portaal, zoals het monument heet, als hij aan de telefoon uitlegt: “Het symboliseert dat de Joden geen kant meer op konden, toen zij gedeporteerd werden in 1942 en 1943. Ze werden gesommeerd zich hier met hun bagage in de synagoge te melden. Langs de woning waar nu de bronzen deur zit, werden de Joden in lange rijen onder politiebewaking naar het station gedirigeerd, om naar Westerbork gebracht te worden.”
Daarnaast leest de gesloten deur als een gesloten hoofdstuk van de Joodse geschiedenis in Groningen, legt Wichgers uit. “En je zou het zelfs kunnen interpreteren als de deur van een gaskamer. Die werd van buitenaf dichtgedaan en kon je vanbinnen niet openkrijgen.”

Lees ook: Kampoverlevende en 4 mei-spreker Wim Aloserij (94) overleden
Lees ook: Kampoverlevende en 4 mei-spreker Wim Aloserij (94) overleden

Opperrabbijn

818_22474

Simon Dasberg was ten tijde van de Tweede Wereldoorlog opperrabbijn van Groningen en lid van de Joodsche Raad. Op 29 september 1943 was hij samen met zijn gezin een van de vele Joodse families die uit Groningen gedeporteerd werden. Hij overleed in Bergen-Belsen. 

De 2800 Joden die in Groningen woonden, zijn vrijwel allemaal gedeporteerd, vertelt Wichgers. “Op zo’n tweehonderd mensen na, die onderdoken. Ongeveer tien Joden uit Groningen hebben de concentratiekampen overleefd.” Een kleine groep van honderd Joden bleef na de oorlog in Groningen om de gemeenschap weer op te bouwen. De synagoge in de Folkingestraat telt momenteel zo’n vijftig leden. 

Hanna-van-de-Voortplein

Een nieuw leven dankzij 'tante Hanna'

Het is een straat zoals je die overal in Nederland ziet: klinkers op de grond, een paar huizen eromheen, een rijtje bomen en een perkje in het midden. Maar dit plein herinnert aan een allesbehalve gewone vrouw: Hanna van de Voort.

Geheime missie

Vanaf 1942 waagden jonge vrouwen en mannen van het studentenverzet – waaronder de Amsterdamse Studentengroep en het Utrechts Kindercomité – hun leven aan een uiterst geheime missie: Joodse kinderen wegsmokkelen uit de crèche tegenover de Hollandsche Schouwburg in Amsterdam. De schouwburg was de verzamelplek van waaruit Joodse gezinnen werden gedeporteerd. De Joodse Walter Süskind – die namens de Joodse Raad was aangesteld als directeur van het complex – kon door te sjoemelen met papieren en aan te pappen met de Duitsers, honderden kinderen laten ‘verdwijnen’.

Maar dat was slechts de eerste stap. Stap twee was minstens zo uitdagend: een pleeggezin vinden dat een onderduikkind wilde opnemen. Daar zorgde Hanna van de Voort voor, een 38-jarige ongehuwde vroedvrouw uit het Noord-Limburgse Tienray. Door haar beroep kende ze iedereen in de streek. Ze wist samen met de 17-jarige Joodse onderduiker Kurt Loewenstein en de Nijmeegse student Nico Dohmen, die ondergedoken zat bij de familie Van de Voort, binnen twee maanden tijd een netwerk van onderduikadressen op te zetten. Kinderloze echtparen waren het meest welwillend: Hanna kon hen makkelijk overtuigen om een baby in huis te nemen. Toch kleefden er veel risico’s aan het opnemen van een onderduikkind voor een pleeggezin: de dreiging van verraad was continu aanwezig.

Lees ook: Hoe Betty Bausch-Polak (99) de oorlog overleefde
Lees ook: Hoe Betty Bausch-Polak (99) de oorlog overleefde

Nieuwe identiteit

115169

Daarom was een plausibel verhaal over de herkomst van de ‘pleegkinderen’ essentieel. Zo leerde ‘tante Hanna’ in de eerste dagen nadat de kinderen waren aangekomen in Limburg, hun zo snel mogelijk hun nieuwe identiteit aan te nemen: vanaf nu waren ze weesjes uit het gebombardeerde Rotterdam. De kleine onderduikers konden dankzij valse papieren en een schuilnaam naar school. Dankzij Hanna wisten 123 kinderen te ontkomen aan deportatie. 

Hanna van de Voort overleed in 1956. In 1971 werd in Tienray een plein naar haar vernoemd: het Hanna van de Voortplein. Hier is ook een bronzen verzetsmonument geplaatst: drie kinderen die schuilen voor de regen. Op het monument staat de tekst: ‘In memoriam Hanna van de Voort en alle strijders voor recht en vrijheid’. 

Wel of geen straatnaam?

Eind 2013 overleed voormalig verzetsman Joop Abbink. Als leider van de Landelijke Knokploegen in Gelderland betekende hij tijdens de oorlogsjaren veel voor het verzet. Alle reden om een straat naar hem te vernoemen. Maar de gemeente Apeldoorn besloot anders. Een van de criteria om in aanmerking te komen, luidt namelijk dat ‘de verzetsstrijder zijn daden voor het verzet in de periode 1940-1945 met de dood heeft moeten bekopen’. Abbink voldeed niet aan deze voorwaarde, al overleefde hij de oorlog slechts ternauwernood. Hij hield er de rest van zijn leven permanente lichamelijke en geestelijke schade aan over. Uiteindelijk besloot de gemeente in 2015 – na herhaaldelijke pogingen van belanghebbenden om Abbink te eren met een straatnaam – dat vernoeming van verzetshelden mogelijk was, mits iemand ten minste tien jaar overleden is. Dit zou betekenen dat Abbink pas in 2023 een eigen straat kan krijgen. Overigens kent de gemeente Apeldoorn sinds 1970 wel een Verzetsstrijderspark om verzetshelden in algemene zin te eren. 

--:--