Ga naar submenu Ga naar zoekveld

'Ik hoop dat God zegt: goed gedaan'

Wim de Knijff, schoolmeester op tv

Die ene ochtend waarop hij – aan de hand van z’n vader – de deur uitstapte, vergeet Wim de Knijff (72) nooit van z’n leven meer. Hij was inmiddels al 5 en mocht voor het eerst met buurtkinderen uit Den Helder op straat spelen. “Ik was altijd het gouden kind; mijn ouders waren heel zuinig op me.”

Deel:

Nee, van de oorlog herinnert hij zich uiteraard niets. Maar dat hij in de laatste zomer van de Tweede Wereldoorlog ter wereld kwam (in een ziekenhuis in Amsterdam), heeft hem naar eigen zeggen gestempeld. “Ik was een nakomertje,” vertelt Wim. “Mijn enige broer, de theoloog Hans de Knijff, is dertien jaar ouder. Ik heb mijn ouders gevraagd waarom ze mij, nota bene midden in de ellende van de oorlog, kennelijk wilden. Mijn vader was al 48 toen ik werd geboren, mijn moeder 40. Voor haar gold dat ze niet verwachtte dat mijn vader de oorlog zou overleven. Hij werkte op de Rijkswerf in Den Helder, waar vaak bommen vielen: de hele stad was sinds november 1943 Sperrgebiet. Hij reisde er via Alkmaar heen met de trein, die vaak onder vuur werd genomen door Britse bommenwerpers. Dan moest hij er als een haas uit springen en dekking zoeken. Mijn ouders zeiden: ‘In jou zat iets van hoop, bijna tegen beter weten in, dat het ooit nog beter zou worden.’”

Een echt bleekneusje
We ontmoeten elkaar vlak voor Kerst op de eerste verdieping van het EO-gebouw in Hilversum, waar hij toch al moest zijn: hij heeft zojuist een verhaal voorgelezen in het EO-radioprogramma Musica Religiosa. “Ik was altijd het gouden kindje van mijn ouders,” vervolgt hij. “Omdat ik een echt bleekneusje was – ik was vaak ziek dankzij mijn ‘slechte bouwjaar’ – hielden mijn ouders mij lang binnen. Vanaf mijn 1e woonde ik in een bovenwoning in Den Helder, op misschien wel het drukste punt: bij de haven. Op een dag zei onze dokter, die nogal recht voor z’n raap was: ‘Dat kind moet naar buiten, anders gaat hij dood.’ Toen was ik al 5. Ze waren heel zuinig op me.”

Dat kind moet naar buiten anders gaat hij dood

Niet naar bed
Al met al, zegt Wim, had hij een heel gelukkige jeugd. Hij is opgegroeid met verhalen over de oorlog. In de jaren van de wederopbouw probeerde hij zich als kind onzichtbaar te maken op verjaardagen, zodat hij niet naar bed hoefde en kon blijven luisteren. Bijvoorbeeld bij zijn ooms en tantes in Amsterdam, waar zijn vader hem vaak mee naartoe nam. Met z’n tweetjes bezochten ze er niet alleen familie, maar bijvoorbeeld ook Schiphol en Artis. Deze ‘Amsterdamse momenten’ met zijn vader behoren tot Wims dierbaarste jeugdherinneringen.

Wim-de-Knijff-school

Minder gelukkig was hij op de middelbare school. Toen Wim in de vierde klas van het gymnasium zat, dagelijks uren blokkend op Grieks, zag zijn vader dat hij allesbehalve happy was. “De buurtkinderen noemden me niet voor niets altijd al de professor,” vertelt hij. “Ik had een ontzettend brede belangstelling; dat nekte me een beetje op het gymnasium. Zonder dat ik ervan wist, had mijn vader een afspraak geregeld met de directeur van de kweek school, de voorloper van de pabo. Toen ik daar op gesprek kwam, wist ik direct dat deze opleiding geknipt voor mij was. Met kinderen werken, iets overdragen aan anderen, dat was mij op het lijf geschreven.”

Dat had je vader goed ingeschat.
"Absoluut! Ik ben ontzettend dankbaar dat hij deze pedagogisch gezien riskante move heeft gemaakt."

Wim-met-zoon

Kersverse papa
Als jonge onderwijzer trouwde Wim in 1967 met Willie, die hij op de plaatselijke Bijbelclub had leren kennen. Het jaar daarop werd hij voor het eerst vader. Omdat de bevalling nogal zwaar was, bleef zijn vrouw met zoontje Laurens in het ziekenhuis. Terwijl de kersverse papa ’s avonds terug fietste naar huis, begeleidden de pedalen een refrein dat door zijn hoofd maalde: ‘Het wordt nooit meer hetzelfde.’
“Ik was 24 en vond het een heel heftige ervaring. Ik wist dat mijn hele leven van de ene op de andere dag totaal was veranderd. Tegen iedereen die bezig is voor het eerst vader of moeder te worden, zeg ik dan ook: ‘Denk erom, dit is een ingrijpende verandering.’ Dat heb ik zelf tot in het diepst van mijn wezen gevoeld. Je krijgt opeens een gigantische verantwoordelijkheid.”

Je kreeg daarna ook een dochter, Henriët. Wat vond je het moeilijkste aan de opvoeding van jullie kinderen?
Wim zakt onderuit op zijn stoel en denkt enkele hartslagen na, vingertoppen tegen elkaar. “Het was lastig om alle dingen die ik deed te combineren met mijn gezin. Ik was druk bij de EO, combineerde dit de eerste jaren met mijn baan als onderwijzer, en was binnen de kerk onder andere actief bij onze Bijbelclub en de zondagsschool in Den Helder. Het slokte allemaal enorm veel tijd op.”

Hebben jouw kinderen het je verweten dat je er te vaak niet was?
“Nee. Ik heb er namelijk iets positiefs tegenover gesteld. Ik zei: ‘Jongens, als het straks vakantie is, ben ik er honderd procent voor jullie en doen we wat jullie willen.’ Daarmee heb ik voor mijn gevoel wel een soort compensatie ingebouwd.”

Zielsdankbaar
Hij noemt het “een zegen voor het hele gezin” dat ze in 1979 naar het landelijke Eemnes verhuisden, dichter bij Hilversum. Want Wim had inmiddels ontdekt dat het soms gekkenwerk was: zo veel bordjes in de lucht houden naast het veeleisende werk voor de EO. “Weggaan uit Den Helder voelde als ontworteling, en tegelijk als een bevrijding. Van een stuk moeten, van allerlei verplichtingen die we elkaar – met de beste bedoelingen – binnen de kerk en binnen het kinderwerk oplegden. Ons devies was altijd: ‘Missionaire kansen laat je niet liggen...’ Het gevolg was dat ik tijdens een kamp flink ziek werd, omdat ik te veel hooi op mijn vork had genomen. In Eemnes konden we helemaal opnieuw beginnen. Een verademing. Mijn vrouw kreeg daar een baan als avondverpleegkundige. Als zij moest werken, kookte ik en bracht ik de kinderen naar bed. Ik ben zielsdankbaar dat ik die periode ook heb meegemaakt: meer rust, minder moeten, meer tijd met de kinderen.”

Ga die meneer van de Kinderkrant maar een handje geven

Belangrijke momenten
Wat niet veranderde: tv-opnames gingen altijd voor. Zo kon het gebeuren dat Wim enkele belangrijke momenten in het leven van zijn kinderen miste. Een dieptepunt was de mavodiploma-uitreiking van zijn dochter. “Ik zal nooit vergeten dat ik rond die tijd nog met Yvonne Sprunken en een cameraman hulpeloos op een van de kanaaltjes bij Broek op Langedijk ronddobberde. We zouden daar opnames maken, maar de schipper had te weinig benzine bij zich. Het gevolg was dat ik pas om negen uur kwam aanzakken op wat een feestelijke avond had moeten zijn, inclusief een gezellig etentje...”

Zuchtend: “Een drama! Vooral voor mijn dochter. Maar zeker ook voor mijn vrouw. Je hebt er trouwens geen idee van wat het voor een vrouw betekent als haar man bij de tv werkt. Voor de kijkers bestaat zij niet. En ik had altijd kinderen om me heen. Ook op vakantie. Daar moest ik echt aan wennen. We gingen bijvoorbeeld met de veerboot naar Zweden; in no-time was ik omringd door twintig kinderen: allemaal Nederlandse vakantiegangers. Vaak naar voren geduwd door hun ouders: ‘Ga die meneer van de Kinderkrant maar een handje geven.’”

Er keken natuurlijk ook gigantisch veel kinderen naar: op het hoogtepunt driehonderdduizend. “De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat we toen nog maar twee netten hadden. Maar toch: gigantisch inderdaad. Dus geen wonder dat ik overal werd herkend. Dat is niet leuk, voor je kinderen ook niet.” Hij schiet in de lach. “Het grappigste wat ik in dit verband ooit heb meegemaakt, gebeurde in Nunspeet. Onze kinderen liepen soms bewust een paar meter achter ons, want dan konden ze lachen. Iemand riep luidkeels over straat: ‘Hé, daar heb je Jan van den Bosch van de NCRV!’ De naam en de omroep klopten niet, maar dat was hilarisch.”

EO_Kinderkrant

Diezelfde Jan van den Bosch zei ooit in een interview: ‘Als je presentator bent, zit iedereen met zijn neus tegen de vissenkom en weet precies waar je zwemt.’ Herkenbaar?
Wim knikt. “Je leeft een beetje in een glazen huis. Daar word je je ook wel snel bewust van, natuurlijk.”

Heb jij je weleens ‘de christelijke Ome Willem’ gevoeld?
Hij veert overeind. “Nou en of! Denk je eens in, een camping in Frankrijk. Op een regenachtige middag wandel je, wc-rolletje onder je arm, richting de toiletten. Onder de luifel heeft de camping-jeugd uit Nederland zich verzameld. Dus tussen de jongelui door moet je naar de wc. ‘Kijk,’ roept er eentje, ‘ome Wim moet ook poepen!’ Nou, als je daar met je eigen kinderen bent, en zeker als dat inmiddels tieners zijn, heb je het gauw gehad, hoor!”

Nu groeit er een generatie kinderen op die jou niet meer kent.
“In sommige opzichten is dat een verademing. Nu kan ik rustig tussen een groepje jongeren door lopen.”

Het lege nest
Wim merkte hoe snel de tijd verstrijkt toen zijn kinderen rond hun 18e binnen veertien dagen allebei het huis uit waren: dochter Henriët ging studeren in Ede en zoon Laurens deed een diaconaal jaar bij Continental Sound in Rotterdam.

Opeens het lege nest.
Terwijl hij even aan het uiteinde van z’n snor draait, antwoordt hij: “Ik herinner me nog dat als ik ’s nachts wakker werd en naar de wc ging, die lege kamers met hun openstaande deuren me aangaapten. Dan weet je: er is een periode voorbij die nooit meer terugkomt. Als je kinderen eenmaal 12 zijn, gaat het daarna zo hard – het is voorbij voordat je het weet.”

Over ‘voorbij’ gesproken: jullie zoon gelooft niet meer. Wanneer ontdekten jullie dat?
“Het is heel geleidelijk gegaan, dus we hadden het niet zo gauw in de gaten. En Laurens heeft het ons pas heel laat verteld, toen hij al lang en breed volwassen was. Met tranen in zijn ogen. Hij was bang dat hij ons zou kwijtraken, omdat hij het geloof had losgelaten. Hij vroeg ons om respect te hebben voor die keuze. Van onze kant hebben Willie en ik benadrukt dat hij altijd ons kind zal blijven, en dus onverminderd welkom is.”

Waarom was hij bang dat hij jullie zou kwijtraken?
Wim leunt achterover, kijkt naar het plafond. “Omdat hij wist dat wij het geloof er niet ‘bij’ hadden – ons hele bestaan draait erom.”

Zijn keuze moet je pijn doen.
“Ja. Het doet pijn dat mijn eigen zoon niet meer gelooft. Onze diepste levensovertuiging deelt hij niet langer.”

Spreken jullie er nog wel over met elkaar?
“Weinig. Ik denk ook dat hij uit respect er niet al te nadrukkelijk over wil beginnen. We zijn trouwens heel dankbaar dat Henriët, om wie we ons op dit punt in haar tienertijd grote zorgen maakten, wel bij het geloof is gebleven.”

Wim-de-Knijff2

Om zeep geholpen
Hoewel Wim sinds 2006 met pensioen is, is hij nog steeds druk. Zo preekt hij pakweg de helft van alle zondagen per jaar, geeft hij podiumtrainingen aan kerkelijk werkers, en verzorgt hij een workshop ‘Verhalen vertellen’ voor kinderwerkers.

Als onderwijzer, maar later ook in de Kinderkrant, stond je bekend als een kei van een verteller. Waar komt dat vandaan?
“Het zit vermoedelijk gewoon in mijn DNA. Ik kom uit een oer-Amsterdamse familie, en Amsterdammers zijn vertellers. Mijn moeder was echt een Jordaanse. Tot mijn grote verdriet wordt er bijna niet meer verteld, vandaag de dag. Je mag op een christelijke school al blij zijn als de leerkracht nog een verhaal voorleest uit de kinderbijbel. En soms hoor ik van zondagsschoolwerkers dat ze maar eens in de zes weken ‘dienst hebben’. Zo bouw je toch geen relatie op met kinderen? Terwijl dat juist cruciaal is. Je moet echte aandacht voor ze hebben, want die krijgen ze thuis vaak niet. Ook zo moet je beelddrager van de Here Jezus zijn. Denk aan dat bekende plaatje van vroeger, van Jezus met de kinderen om zich heen en op Zijn schoot. Dat plaatje hing op onze zondagsschool. Als ik ernaar keek, stelde ik me altijd voor dat ik erbij zat. Zo moet je bezig zijn, zo moet je vertegenwoordiger van Jezus zijn, juist ook voor kinderen.”

Stel, je zou in elke kerk in Nederland een minuut spreektijd krijgen over dit onderwerp. Wat zou je zeggen?
“Dat kinderen een van de meest verwaarloosde bevolkingsgroepen in Nederland zijn. En dat de kerk daar, helaas, geen uitzondering op is. In de samenleving noch in de kerk zijn kinderen topprioriteit. Het is, om iets te noemen, zo jammer dat zondagsscholen door de kerken zelf om zeep zijn geholpen. Zondagsscholen hadden oorspronkelijk een duidelijk missionair doel, maar nu richten ze zich vrijwel zonder uitzondering op kerkelijke kinderen. Onze evangelische gemeente in Eemnes, waar we jarenlang bij betrokken waren, bewijst dat het ook anders kan. Daar zetten ze de beste mensen op het kinderwerk, omdat ze weten hoe belangrijk dat is, juist in deze tijd van secularisatie.” Na een korte stilte: “Mijn grote wens is dat mensen weer echt gaan vertellen, en dat het evangelie op die manier ook buitenkerkelijke kinderen zal bereiken.”

Een kop thee
Denkt hij weleens met heimwee terug aan zijn eigen jeugd? “Jawel. Het leek wel of vrijwel alle kinderen vroeger een warm thuis hadden. Ik heb nog een foto van onze kinderen, die na schooltijd thuis gezellig een kop thee dronken met Willie. Dat gaf toch een heel veilig gevoel. Hoewel mijn eigen ouders zo druk waren dat ik zelf een sleutel had.”

Wat hoop je dat God op een dag tegen je zal zeggen wanneer je voor Hem staat?
Wim, zelden om woorden verlegen, blijft lang stil. “Nu ik ouder word, komt dat moment natuurlijk dichterbij. Dit is best een heel serieuze vraag... Toen ik vanmorgen naar de EO reed, dacht ik er nog aan dat Willie en ik het afgelopen jaar veel met de dood zijn geconfronteerd, in onze directe omgeving. Ook van jongere mensen. Naarmate we ouder worden, zal dat vaker gebeuren. Het maakt dat je meer over zulke dingen nadenkt. Laatst heb ik over het eeuwige leven gepreekt: de Bijbel staat er vol mee, maar we spreken er weinig over.” Wim staart uit het raam, naar de grauwe hemel boven Hilversum. “Ik hoop dat God straks ook tegen mij zal zeggen: ‘Goed gedaan, trouwe dienstknecht.’”

Tekst: Gert-Jan Schaap
Beeld: Ruben Timman

--:--