Ga naar submenu Ga naar zoekveld

Vier hardnekkige misverstanden over evangelisatie

'Ik ben niet zo'n prater' en andere misverstanden

Hoe kun je het beste getuigen van je geloof? Wereldwijd zijn er honderden meters aan boeken over volgeschreven. Toch bestaan er nog hardnekkige misverstanden over evangelisatie. We vroegen vier praktijkmensen naar hun ervaringen. De uitkomst? Het hoeft niet ‘snel’ en een vlotte babbel is geen voorwaarde, net zomin als alle antwoorden paraat hebben. En soms werkt een ouderwets ‘stappenplan’ ook.

Deel:

1. ‘Ik moet iemand zo snel mogelijk tot Jezus leiden’

“Dit zie ik als een heel groot misverstand: alsof de ander een ‘object’ is die zo snel mogelijk ‘bekeerd’ moet worden,” zegt Gea Gort. Zij is al jarenlang missionair actief, schreef onder meer God in de stad en onderzoekt momenteel hoe missie en ondernemerschap geïntegreerd kunnen worden.

“Het klinkt me veel te resultaatgericht. Ik zie getuigen veel meer als een proces, waarin je bouwt aan een goede relatie en allereerst probeert te ontdekken waar mensen staan: wat zijn hun vragen, wat houdt hen bezig, wat zijn hun – misschien onbewuste – vooroordelen en ‘muren’, hoe denken zij over God en geloven?

God neemt de tijd om veranderingen tot stand te brengen, en dat moeten wij ook doen. Natuurlijk hoop ik ook dat iemand uiteindelijk Jezus leert kennen. Het is als een parel die je zelf hebt gevonden en van heel grote waarde is. Die parel gun je toch iedereen? Het leven wordt er zoveel mooier, rijker door, en krijgt zelfs een eeuwigheidsdimensie als je Jezus kent. Maar neem er de tijd voor om anderen tot Hem te leiden. Juist in het naast elkaar staan, elkaar van hart tot hart te ontmoeten, ontstaat ruimte voor de Geest om te werken en mensen te overtuigen.”

2. ‘Ik ben niet zo’n prater’

Nynke Dijkstra-Algra stimuleert mensen binnen de Protestantse Kerk in Nederland (meer) missionair actief te zijn. “Weet je wat ik altijd zeg tegen degenen die dit veel voorkomende excuus gebruiken? ‘Dat is maar goed ook, begin maar eens met luisteren en toon echte belangstelling voor die ander.’

Als je een prater bent, is dat juist een valkuil: te veel willen zeggen, mensen niet laten uitpraten, je boodschap ‘door de strot duwen’. Als ik hen daarnaast uitlegt dat je zeker niet alle antwoorden op zak hoeft te hebben, neemt dat veel druk van de ketel en gaan ze vaak anders tegen getuigen aankijken. Minder krampachtig.

Weet je… getuigen is een van de leukste en mooiste dingen om te doen! Ik gun het iedereen om dit soort contacten op te zoeken. Niet alleen omdat het fijn is dat andere mensen iets over het Evangelie horen, maar in eerste instantie ook voor jezelf. Je eigen geloof wordt erdoor verdiept en verrijkt.”

3. ‘Ik moet alle antwoorden hebben’

“Dit misverstand hoor ik best vaak om me heen,” zegt Oeds Blok. Hij is betrokken bij Urban Expression, een netwerk voor creatieve gemeentestichting in aandachtwijken en oude volksbuurten.

“Sommige christenen hebben het idee dat ze op allerlei – soms lastige vragen – een pasklaar antwoord moeten hebben. Dit vormt een struikelblok om onbevangen contact aan te gaan met niet-christenen. Jammer, en niet nodig! Wat ik in de afgelopen jaren heb ontdekt, is dat het veel belangrijker is om nieuwsgierig te zijn naar de ander. Luisteren, vragen stellen: dat geeft een heel andere, verrassende dynamiek aan het gesprek en schept de mogelijkheid voor een ontmoeting van hart tot hart. Die ander gelooft misschien totaal anders dan jij, of gelooft nergens in. Maar je deelt om zo te zeggen hetzelfde leven, en dat roept vragen op. Daar is iedereen op een bepaalde manier mee bezig.

Dus: toon belangstelling, stel vragen, probeer in het hoofd van de ander te kruipen. Dan komt er een moment dat mensen tijdens zo’n gesprek zeggen: ‘Ik word steeds nieuwsgieriger wat jij hier nu van vindt….’ En dan kun je vertellen over jouw hoop en houvast. En laat gerust weten dat je, hoewel je gelooft, zelf ook vragen hebt. Dat verrast mensen vaak – in positieve zin.”

4. ‘Een ‘stappenplan’ blokkeert de Geest’

We spraken een vijftiger die al sinds zijn tienertijd evangeliseert. Dat deed hij onder andere tijdens rommelmarkten, barbecues en evangelisatiesamenkomsten. Maar sinds juni is hij heel enthousiast over wat hij ‘Het Script van het Hart’ noemt: enkele gerichte vragen om in gesprek te raken met mensen, die een Amerikaanse voorganger naar eigen zeggen in een droom van God heeft ontvangen.

“Ik merk dat sommige christenen in mijn omgeving weerstand tegen deze vorm hebben. Zij menen dat je daarmee de Geest voor de voeten loopt of zelfs blokkeert. Maar ik ben ervan overtuigd dat Hij dit middel zegent.

Hoe het werkt? Na een gebed om de leiding van Gods Geest gaan we in Gouda en Delft met getrainde teams de straat op. De eerste vraag die we iemand stellen, is: ‘Heeft iemand jou weleens verteld dat God van je houdt en een geweldig plan heeft voor jouw leven?’ Dus we beginnen met Gods liefde; elk antwoord is goed. Vervolgens vragen we: ‘Als jij nu sterft, weet je dan zeker dat je naar de hemel gaat?’ Zo onderzoeken we of iemand een kind van God is. Voelen we dat dit niet zo is, dan leggen we kort het Evangelie uit.

Als zij ervoor openstaan en Jezus willen aannemen – wat verrassend vaak gebeurt! – bidden we het zondaarsgebed met hen, en zorgen we voor goede follow-up. Ik blijf het een beetje eng vinden om ‘zomaar’ op mensen af te stappen, maar in al die jaren heb ik nog nooit zoveel mensen naar Jezus' hart mogen leiden als nu.”


Tekst: Gert-Jan Schaap

--:--