Ga naar submenu Ga naar zoekveld

‘Ik ben als de dóód voor fundamentalisme'

Prof. Dr. Anne van der Meiden over de Bijbel in het Twents

Hij is inmiddels de tachtig gepasseerd en heeft zojuist zijn levenswerk afgerond: de vertaling van de Bijbel in het Twents. Hij sleutelde er zestien jaar lang aan in zijn riante werkkamer in Nijverdal. Prof. dr. Anne van der Meiden, emeritus hoogleraar massacommunicatie, publicist en vrijzinnig theoloog met reformatorische wortels, reageert op enkele speciaal voor hem geselecteerde spreuken.

Deel:

De man die naast de Twentse Biebel zo’n dertig boeken publiceerde – waaronder zijn bestseller De zwarte kousen kerken –, spreekt met een Twentse tongval en kruidt zijn zinnen met klemtonen. Terwijl zijn vrouw (de zus van zijn eerste, overleden echtgenote) thee serveert, neemt Van der Meiden de eerste spreuk onder de loep:

Luister naar je vader, hij die je verwekt heeft, veracht je moeder niet wanneer ze oud is. Spreuken 23:22
“Ik heb daar gróót bezwaar tegen,” valt hij met de deur in huis. “Deze spreuk komt natuurlijk uit een oude cultuur. Het had moeten zijn: ‘Luister naar je vader én je moeder.’ In het Oude Testament is men niet zo vreselijk geneigd om de moeder mee te tellen. Je vader heeft je weliswaar verwekt, maar je moeder heeft je gebaard. Een kleinigheid misschien, maar het moet tóch even genoemd worden. In die oude cultuur, en dat zie je trouwens nog steeds in het oosterse leven, staat de vaderfiguur zo centraal. Dat stuit mij altijd tegen de borst.” Na een korte stilte: “Natúúrlijk luister je naar je vader en je moeder, maar niet alleen wanneer je mantelzorger bent en zij oud zijn.”

Koster
Aan zijn ouders bewaart Van der Meiden (1929) “heel warme” herinneringen. “Vader was van huis uit hervormd, maar werd koster van de christelijk-gereformeerde kerk in Enschede, waar ik ben opgegroeid. Ik kon met beiden goed opschieten. In geestelijk opzicht stond ik dichter bij mijn moeder. Toen ik op latere leeftijd hervormd werd, zei mijn vader: ‘Ach, ik vind het wel fijn als er één terugkeert naar de vaderlandse kerk.’” Hij lacht bij de herinnering. “Bij die oude mensen leefde de gedachte van ‘de vaderlandse kerk’ nog. De stromingen in de kerk vergelijk ik altijd met een vaas bloemen. Een tulp kan heel lang tegen een roos schreeuwen dat-ie tulp moet worden, maar dat gebeurt niet. De Katholieke Kerk moet gewoon katholiek blijven, alleen moeten we alles samen doen. Zelf doe ik rústig een eucharistieviering met een pastoor. Interesseert me niks. Maar moet ik daarom ook in die kerk? Welnee! We staan in één vaas, als tulpen, hyacinten, rozen enzovoort, en zuigen dezelfde sappen op. Het is een schánde dat we elkaar niet openlijk, pluriform erkennen en zeggen: ‘Ik ben niet méér dan jij, alleen een beetje anders.’”

U relativeert kerkmuren. Hebt u dat van uw moeder?
“Jaaaah, helemaal. Als onze katholieke buurvrouwen ziek waren, ging moeder erheen om een pannetje soep te brengen. Ik ben heel relativerend opgevoed. Als kinderen vroegen we haar soms: ‘Die roomsen, komen die in de hemel?’ ‘Tuurlijk,’ antwoordde ze, ‘en meer dan van ons.’ ‘O ja?’ ‘Jazeker, daar zijn er meer van.’ Wanneer je dat als kind meekrijgt, stempelt het je. In de Christelijke Gereformeerde Kerken had je trouwens veel minder fanatisme dan in de Gereformeerde Kerken, vond ik. Het was allemaal wat gemoedelijker. Minder leerstellig. Gereformeerden waren dogmatische scherpslijpers.”

Kruipen
Die laatste opmerking is een oprijlaantje naar de volgende spreuk:

Zoals men ijzer scherpt met ijzer, zo scherpt een mens zijn medemens. Spreuken 27:17
“Prachtig! Dat is nou echt wat je noemt wijsheid, chokma. De Joodse wijsheid heeft iets heel bijzonders, iets unieks. Zij probeert inzicht te geven en doorzicht, met het einddoel in balans te komen met de medemens en met God. De vreze des Heren is het begin van alle wijsheid. Wij hebben het in de Twentse Biebel vertaald zoals het moet, denk ik, met ‘ontzag’ – niet ‘vreze’. Ik ben opgevoed met kruipen langs de plinten van angst als de Naam van God genoemd werd.”

Uit zo’n sfeer komt u?
“Ja, in onze christelijke gereformeerde kerk. Al was moeder wat meer evangelisch; zij las De Blijde Boodschap van Johan de Heer, en Het Zoeklicht. Ze geloofde in het Duizendjarig Rijk.”

Door wie bent u ‘gescherpt’?
“Vooral door hoogleraren uit mijn studententijd, zoals de oudtestamenticus prof. Vriezen, de nieuwtestamenticus prof. Van Unnik en de ethicus prof. De Graaf. Soms kon ik met gróte weemoed luisteren naar prof. Van Ruler. Dat was een bewogen man. Na mijn studie werkte ik bij Kerk en Wereld in Driebergen. Daar raakte ik sterk onder de indruk van Banning, socioloog en theoloog. Ik voelde me aangesproken door zijn denkbeelden; men noemde dat toen ‘rechtse vrijzinnigheid’.”

Wat was er ‘rechts’ aan die vrijzinnigheid?
“Daar bedoelde men mee dat zij aan de Bijbel meer gezag – nou ja, invloed – toekenden dan de modernisten, die eigenlijk niets anders deden dan de Bijbel afkraken en ontleden. Zoals Kuitert, bijvoorbeeld. Ons als hervormden die wat vrijzinnig angehaucht zijn, zegt die hele Kuitert niets. Niets! Een man als ds. Klaas Hendrikse idem dito. Rond 1860, 1870 is alles opgeschreven wat Hendrikse en Kuitert beweren. Ik heb het allemaal al gehoord op de colleges. Er zit niets nieuws bij. Daar raak ik dus niet van in de war.”

Op uw leeftijd raakt u waarschijnlijk nergens meer van in de war.
“Jawel! Van fundamentalisme. Dat ruik ik op kilometers afstand, en daar ben ik als de dóód voor. Vooral het vriendelijke soort. Mensen die je minzaam te woord staan, maar ondertussen denken: ‘Jongen, je bent voor eeuwig verloren – wíj hebben gelijk.’ De gewéldige arrogantie waarmee mensen soms hun geloof kunnen presenteren...”

Die ‘fundamentalistische types’ kun je toch ook tegenkomen in de vrijzinnige hoek?
“We hebben toch geen echt felle vrijzinnigen? Ik schaar mijzelf daar nooit onder, hoor. Mensen die echt iets willen opdringen – dat geldt natuurlijk ook voor de islam. Althans, een deeltje ervan. Wij hebben zeventien niet-orthodoxe islamitische stromingen in Nederland. De meerderheid is niet dogmatisch en niet fundamentalistisch, maar zij krijgen nooit de kans om iets te zeggen. Het zijn altijd weer de jongens die hoog van de toren tetteren. De secularisatie onder moslims is gigántisch.”

Binnen tien jaar gaan de eerste moskeeën in de verkoop?
“Túúrlijk! De jeugd komt niet meer. Die is hier geboren en getogen, én geseculariseerd. We zijn te zenuwachtig voor de islam. In ons land, althans.”

Een veelprater begaat al snel een misstap, wie zijn tong in toom houdt is verstandig. Spreuken 10:19
“Zo is het.”

Ik zal u geen veelprater noemen, maar u praat beroepshalve wel veel. Hebt u in al die jaren dat u hoogleraar was en de preekstoel beklom misstappen begaan?”
Zijn wenkbrauwen schieten omhoog: “Misstappen?”

Dat woord wordt hier gebruikt.
“O, ik heb vást wel verkeerde dingen gezegd. Maar ik ben me er niet van bewust.”

Lange tenen
Peinzend: “Je ontmoet soms mensen met zúlke lange tenen. In een lezing gebruikte ik eens het woord schlemiel. Er kwam een Joodse mevrouw naar me toe, die zei: ‘Dat mag ú niet gebruiken; het is een Joods woord.’ Ik zei: ‘Mevrouw, ík beslis welk woord ik gebruik, u niet.’ ‘Ja maar dat is die vervloekte westerse vrijheid,’ reageerde ze. ‘Ik ben er ontzettend dankbaar voor,’ antwoordde ik. Want ik ben enorm gesteld op vrijheid van meningsuiting. Ik zou niet graag ergens voor sterven, maar wel voor het democratisch rechtsstelsel, bijvoorbeeld. Dat zijn fundamentele waarden, waar men niet aan moet komen.”

Tegelijk ziet u hoe iemand als Wilders de communicatietrom roert...
“...hij is alleen niet altijd erg verstandig.”

Hij maakt wel slim gebruik van communicatietrucjes. Bijvoorbeeld door bepaalde woorden steeds te herhalen. Of te verzinnen, zoals de ‘kopvoddentax’, waarmee hij alle media haalt.
“Ik ben in 1972 gepromoveerd op het onderwerp propaganda, en dit is een duidelijke propagandatechniek. Wilders is een propagandist. Hij maakt geen redenering, maar gebruikt kapstokwoorden en slogans. Als je oplet, zie je dat hij die altijd aan het eind gebruikt – een goede techniek. Dat deed Hitler bijvoorbeeld ook.” Met stemverheffing, terwijl zijn vuist op de leuning van de sofa slaat: “Und déshalb sóllen die Júden stérben!” (‘En daarom moeten de Joden sterven’, red.) En dan was hij stil. Dat was de climax; die woorden bleven hangen.” Hij leunt voorover, één vinger omhoog. “Wat wij níet hebben, is de zogenaamde ‘tegenopenbaarheid’. Daarvan is bijvoorbeeld sprake wanneer honderdvijftig Kamerleden een feestneus zouden opzetten als Wilders naar de microfoon loopt. Zonder woorden maken ze zo duidelijk: ‘Wat er nu komt, is onzin.’ Waar waren we?”

Eergevoel
We zijn bij de volgende spreuk:
Een goede naam is te verkiezen boven grote rijkdom, waardering boven zilver en goud. Spreuken 22:1
“Mooi hè? Een goede naam speelde in de Joodse cultuur natuurlijk een grote rol. Eergevoel. Wij kennen dat niet zo.”

Is een goede naam voor uzelf belangrijk?
“Als ’t het resultaat is van mijn handelen vind ik het best, maar ik ga niet – zoals meneer Nicolas Sarkozy (de Franse president, red.) dat doet – met behulp van coaches om de vijf minuten bepalen wat ik moet doen of zeggen.”

Wat is rijkdom voor u?
“Levensgeluk. Zilver en goud? Ach... De christelijk-gereformeerde ds. Jansen preekte bij ons eens over de rijken, vanuit Jakobus.” Van der Meidens wijsvinger priemt naar voren. “Hij zei: ‘Goud en zilver, het zal nog eens op je kóp verroesten.’ Haha! Dat maakte ik als kind mee. Fantástisch.”

Over goede communicatie gesproken: dat ene zinnetje is u al die jaren bijgebleven.
“Dat maakte díepe indruk. Ds. Jansen was 2.10m lang, en veldprediker. Kwam in uniform de kansel op.” De oud-hoogleraar slaat zich op de knieën van pret. “‘Het zal nog eens op je kóp verroesten,’ zei-ie. Schitterend.” Op fluistertoon: “Dat kwam omdat er vrouwen zaten met van die dure oorijzers op hun kap... Dat vond ik heel erg, want opoe zat daar ook tussen.”

Alleen de zegen van de HEER maakt rijk, zwoegen voegt daar niets aan toe. Spreuken 10:22
“Tegen dat laatste heb ik toch wel wat bezwaar. Alleen de zegen van de HEER maakt rijk: jazeker. Maar je moet je kapót werken om die te pakken!”
Ja?
“Natúúrlijk! Als jij voor het raam gaat staan en zegt ‘De Heer zegent mij wel’, waar haal je dan de centen vandaan als je naar de bakker moet? Flauwekúl! Je moet gewoon hard werken.”

Wat betekent ‘de zegen van de HEER’ voor u?
“Dat je brood kunt eten, en leuke dingen met je gezin kunt doen. De mooie dingen van het leven. En mijn kleinkinderen. Ik heb er zes.”

Kern
Zijn levensboom mag inmiddels tachtig jaarringen tellen, Van der Meiden preekt nog bijna elke zondag – in het Twents, in vrijzinnige en doopsgezinde gemeenten. “Vijfenveertig keer per jaar. Ik maak veel nieuwe preken, bij voorkeur over de evangeliën. En de psalmen. Dat komt voor mij het dichtst bij de kern van het geloof.”

Namelijk?
“Wat Jezus ons voorhoudt in de Bergrede. Dat is de kern van het geloof, en trouwens van de hele Bijbel. In de Psalmen – niet in alle, in een stuk of dertig – lees ik wat ik zelf ook al gelovend ervaar. Psalm 139 bijvoorbeeld, en 131. Dat zijn kernpsalmen; teksten over de altijd durende liefde en nabijheid van God. Op 3 januari 2010 is het precies vijftig jaar geleden dat ik begon met preken in het Twents. Dan houd ik een preek over dezelfde tekst als destijds. Uit Matteüs 6. ‘Wat maakt u zich dan zorgen voor de dag van morgen? Elke dag heeft genoeg aan zijn eigen...’”

...kwaad.
“Kwaad is niet goed vertaald! Ik weet niet eens hoe ik het in het Twents heb weergegeven. Wacht even... Zwarigheid, denk ik. Lasten – dat is het eigenlijk. Al was kwaad misschien wel goed toen de Statenvertaling werd geschreven. Woorden veranderen soms van betekenis. Net als ijdelheid in Prediker; dat kun je nu niet meer gebruiken. Het Hebreeuwse woord is lucht. Wind. ’t Is alles wiend.”

Tekst: Gert-Jan Schaap
Beeld: Gert-Jan van der Tuuk
(2009)

De spreuk van Anne

Troanen bint ne slechte brille.

“Dat is Twents voor: ‘Tranen zijn een slechte bril.’ Dat zei mijn moeder altijd. Er was vroeger veel verdriet in ons huis; mijn 11-jarige broertje verdronk toen ik 5 was, en in de oorlog is onze woning in rook opgegaan door geallieerde bommen. En toch zei ze dit vaak. Als je altijd huilt, zie je hooguit eens een regenboog als de zon in je ogen schijnt, maar het verduistert je blik op de wereld en op de werkelijkheid. Die woorden zijn me altijd bijgebleven.”

Geschreven door

Gert-Jan Schaap

--:--