Ga naar submenu Ga naar zoekveld

Het nieuwe jaar in met Prediker

‘Vraag je niet af waarom het vroeger beter was’

Na een zomervakantie met Prediker, waagt Visie het nog een keer om hem uit te nodigen voor een vakantie. Dit keer brengt de Bijbelschrijver oud en nieuw met ons door. Het tweede deel van een tweeluik.

Deel:

De oliebollen zijn klef en ranzig, en na één hapje laat ik de mijne onaangeroerd op het schoteltje liggen. Prediker heeft alleen even in de zijne geknepen, toen zijn wenkbrauwen opgetrokken en het exemplaar niet meer aangeraakt. “Oud vet,” fluister ik in zijn oor, waarna ik zelf erg hard moet lachen om mijn onbedoelde grapje. Prediker lacht niet.

Trillende handen

We vieren oud en nieuw in een verzorgingstehuis bij mij om de hoek. Opnieuw een idee van Prediker, om oud en nieuw hier te vieren. En hoewel het vooruitzicht mij niet erg vrolijk stemde, was ik nieuwsgierig genoeg om erin mee te gaan. En nu zitten we hier, in de woonkamer van een verzorgingstehuis. Eerlijk is eerlijk, het ziet er gezelliger uit dan ik had verwacht; eigenlijk is het een rijtje kleine, sfeervol ingerichte woonkamers, waar groepjes ouderen zitten. In één woonkamer kijkt men naar de oudejaarsconference van Claudia de Breij (tenminste, degenen die nog wakker zijn), in een andere doen wat mensen een spelletje Scrabble en in een derde wordt gepraat. Dat is de ruimte waar Prediker en ik nu onze oliebollen niet aan het opeten zijn.

Met Prediker naar de kerstmarkt
Met Prediker naar de kerstmarkt

We raken in gesprek met mevrouw Ambacht, een breekbaar vrouwtje dat ineengedoken in haar stoel zit en af en toe langzaam, met trillende handen, haar kopje chocolademelk naar haar mond brengt. Onbewust moet ik denken aan wat Prediker over ouderdom schreef: ‘De dag waarop de wachter trillend voor het huis staat, de soldaten kromgebogen voortgaan, de maalsters langzaamaan verdwijnen.’

Terugkijken

“Hoe was uw jaar?” vraag ik haar luid in haar goede oor. “Ach, jongen,” antwoordt ze, “op mijn leeftijd lijken alle jaren op elkaar.” Ze kijkt naar buiten, waar een groep tieners vuurwerk afsteekt, en verzucht: “Zij hebben nog een leven voor zich. Voor mij rest er weinig dan terugkijken.” Prediker buigt zich naar haar toe en vraagt: “Wat ziet u als u terugkijkt?” Opnieuw kijkt ze een tijdje naar buiten. “Ik was altijd de beste op school,” zegt ze dan zachtjes. We moeten ons naar haar toe buigen om te verstaan wat ze zegt. “De jongens in mijn klas gaf ik het nakijken. Maar ik mocht niet verder studeren; vrouwen hoorden een gezin te stichten, vond mijn vader. Verder dan de huishoudschool ben ik nooit gekomen.”

Je moet hard zijn, anders lopen ze over je heen

Bevend gaat het kopje chocolade naar haar lippen. Als het weer op tafel staat, vervolgt ze haar betoog. “Ik heb altijd willen studeren, maar het is er nooit van gekomen. Het leven lang heb ik het huishouden gedaan. Eerst thuis, later ook voor anderen.” Ik vraag haar voorzichtig: “En het gezin?” Mevrouw Ambacht zwijgt een tijdje; schudt dan haar hoofd. “Waar kijkt u met vreugde op terug?” vraagt Prediker. Het gezicht van de oude vrouw breekt open. “O, er was veel moois hoor,” zegt ze. “De kerk was mijn familie! Ik deed bezoekwerk en leidde de dameskring. En eerder ook het jeugdwerk – daar kijk ik met veel dankbaarheid op terug. Ik heb geleerd dat het beter is vreugde te putten uit wat je wel hebt, dan te rouwen om wat je niet hebt.” Prediker pakt haar handen beet en glimlacht: “Ik zou het hebben kunnen opschrijven.” 

Lege schaal

We worden gestoord door geschreeuw uit een andere kamer. Als we ons ernaartoe haasten, zien we een kale, gezette man, leunend op de tafel. Hij heeft een rood hoofd en wijst naar een andere man, die met een oliebol in zijn hand en een verbaasde blik in zijn ogen op een stoel zit. “Dat was mijn oliebol!” schreeuwt de man met het rode hoofd. “Je pakte mijn oliebol!” Met zijn vrije hand slaat hij op de tafel, waar een lege schaal staat. “En nu zijn ze op!”

Ik pak de schouder van de man beet. “Kom,” zeg ik, “laten we gaan zitten. Dan haal ik voor u een nieuwe oliebol.” De man sputtert dat hij het er niet bij laat zitten, maar laat zich toch naar een lege stoel leiden. Ik haal de oliebol van Prediker en geef hem aan de oude man. Terwijl ik de poedersuiker van tafel pak, vraagt Prediker: “Waarom was die oliebol zo belangrijk voor u?” De man lijkt even van slag door de vraag. “Het gaat om het principe,” zegt hij dan fel. “Als je niet oppast, pakken ze alles van je af. Dat is altijd al zo geweest!” 

Ik ben oud en jij bent nieuw

Schamper

De man lijkt weinig zin te hebben in een verder gesprek, dus Prediker en ik schuiven aan bij de mensen die naar de oudejaarsconference kijken. Gelachen wordt er weinig; wel wat geslapen. Eén man lacht af en toe, maar eerder schamper dan hartelijk. “Wim Kan,” zegt hij tegen niemand in het bijzonder, “die wist wat grappen waren. Maar dit!” Ik kijk naar Prediker, hij kijkt terug en samen citeren we fluisterend: “Vraag je niet af waarom het vroeger beter was dan nu. Het getuigt van weinig wijsheid als je daarnaar vraagt.”

Rechtdoorzee

“Vertel,” zegt Prediker. De man neemt een hap van zijn oliebol en vervolgt dan met volle mond: “Mijn leven lang heb ik hard gewerkt. Een goede zaak opgebouwd. En ik heb één ding geleerd: je moet hard zijn. Anders lopen ze over je heen. Hard en rechtdoorzee; richting je personeel, richting je klanten, richting je kinderen. Als je geen grens trekt, is het einde zoek.” Opnieuw neemt de man een hap. “Heeft u kunnen genieten van wat u heeft opgebouwd?” vraagt Prediker. “Genieten?” schampert de man – een stukje oliebol vliegt uit zijn mond. Dan, zachter: “Genieten. Daar was geen tijd voor. Ik moest iets opbouwen voor mijn kinderen. Ik wilde niet dat zij honger kenden, zoals ik die gekend heb. Ik heb gewerkt, meneer, gewerkt!” En opnieuw neemt hij een fikse hap van zijn oliebol. “Maar mijn kinderen bakken er niks van. Ze lanterfanten maar wat. Ha, zij genieten van mijn zuurverdiende centen.”

Een weekje kamperen met Prediker
Een weekje kamperen met Prediker

Stralen

De Breij kan me niet lang boeien, dus ik loop door naar de huiskamer waar een potje Scrabble bezig is. Als ik even zit, voel ik een arm op mijn schouder; het is een vrouw in een rolstoel, die door een van de verzorgenden naar me toe is gereden. “Wat ontzettend leuk dat je met ons oud en nieuw komt vieren,” zegt ze. Haar ogen kijken me stralend aan uit een verder bleek en mager gezicht. Met een ondeugend lachje zegt ze: “Zo is het echt oud en nieuw. Ik ben oud en jij bent nieuw!”

Ik lach mee, misschien nog wel meer vanwege haar aanstekelijke giecheltje dan vanwege de grap. Dan pakt ze nogmaals mijn arm beet. “Ik zal oud en nieuw niet vaak meer meemaken, jongen. Maar: ‘Geslachten gaan, geslachten zullen komen: wij zijn in Uw ontferming opgenomen.’” Ineens krijg ik een brok in mijn keel. Ik knik haar toe, knijp even in haar hand en hoor dan op de achtergrond het aftelmoment op televisie beginnen. Snel sta ik op en loop naar de kamer waar ik Prediker net heb achtergelaten. Daar vind ik hem niet meer; ik loop verder, maar zie hem niet. Onbewust grijp ik naar mijn telefoon; misschien heeft hij een berichtje achtergelaten. In mijn zak voel ik een briefje. En terwijl buiten het vuurwerk losbarst, lees ik: ‘God heeft alles op Zijn tijd mooi gemaakt. Hij heeft de eeuw in je hart gelegd. Prediker.’

Beeld: Jedi Noordegraaf

Geschreven door

Pieter-Jan Rodenburg

--:--