Ga naar submenu Ga naar zoekveld

Wat zegt de Bijbel over slaven?

'Gij zult uw slaven goed behandelen’

Een huishouden met slaven was in Bijbelse tijden een normaal verschijnsel. In het oude Israël was wel van alles rond slavernij geregeld, maar afgeschaft werd het niet. En ook Jezus, Paulus en Petrus staan niet bepaald bekend om hun anti-slavernijstandpunt. Auteur Theanne Boer vraagt zich af wat de Bijbel nu echt zegt.

Deel:

Jaren geleden bezocht ik Fort Elmina in Ghana, waarvandaan Nederland in de 17e en 18e eeuw slaven verscheepte naar Suriname. Wat mij toen het meest schokte, was dat de kerkzaal, waar de Nederlandse gouverneur zondags ter kerke ging, pal boven de kerkers lag. Het gekerm en geschreeuw moet te horen zijn geweest tijdens de kerkdiensten. Psalmen zingen en uit de Bijbel lezen, terwijl onder je mensen in de meest gruwelijke omstandigheden worden vastgehouden: het is voor ons ondenkbaar. Het advies dat de West-Indische Compagnie destijds inwon bij theologen, overtuigde niet. Nederland schafte de slavernij pas in 1863 af, als laatste land van Europa. 

Niet verboden

Hoe denkt de Bijbel over slavernij? Hebben onze christelijke 17e-eeuwse voorouders de Bijbel niet goed gelezen? De Bijbel lijkt slavernij niet te verbieden. In Exodus 21 wordt hun welbevinden goed geregeld, maar het hebben van slaven wordt niet verboden. Ook Jezus roept niet op tot afschaffing, en Paulus en Petrus maken er in hun brieven geen punt van. Verder dan ‘Gij zult uw slaven goed behandelen’ lijkt de Bijbel niet te gaan. Of vergis ik mij nu? 

Ik vergis mij, gelukkig. Want Exodus 21 en andere Bijbelteksten die over slaven gaan, blijken een schat aan wijsheden te bevatten. Ik had het kunnen weten. Hieronder geef ik wat ontdekkingen weer, waarbij ik dankbaar gebruik maak van een zeer degelijke Bijbelstudie uit Amerika. Nu zult u misschien denken: kan uit Amerika iets goeds komen? Ja, in dit geval wel en ik vond het eigenlijk best raar dat er in Nederland over dit onderwerp weinig te vinden is. Maar goed, daar gaan we. 

Slaaf-zijn is een manier om de schuld in te lossen

Schuldenaar

Allereerst is het belangrijk te beseffen dat het woord ‘slaaf ’ in het oude Israël een andere betekenis had dan die wij er in het 21e-eeuwse Westen aan geven. Het stelen en verhandelen van mensen om geld aan ze te verdienen, was in Israël verboden (Exodus 21:16), terwijl dat bij de omringende volken heel gebruikelijk was.  Als er in het Oude Testament over het houden van slaven gesproken wordt, gaat het over ‘schuldenaars’. Over mensen die bij iemand een schuld hebben uitstaan die ze niet kunnen betalen en die ze dan met arbeid afkopen.

Stel je voor: een man heeft een boerderijtje, met land en dieren, maar de oogst mislukt. De dieren gaan dood of leveren te weinig op om toch te eten te hebben. Dan leent hij geld van een rijke boer en belooft hij zijn lening na de volgende oogst terug te betalen. Rente heffen is verboden, dus de schuld wordt niet groter. Maar de volgende oogst mislukt weer, en die daarna weer. Dan is ‘slaaf-zijn’ een manier om de schuld in te lossen: hij gaat werken voor de rijke boer. En dat mocht maar zes jaar. Na die tijd moest de boer de schuldenaar vrijlaten, of de schuld nu helemaal afgelost was of niet. Sterker nog, de boer moest de vrijgelaten slaaf van alles meegeven: van zijn tarwe, van zijn kudde, van zijn wijngaard, kortom: een startkapitaal om weer opnieuw te kunnen beginnen (Deuteronomium 15:12-14). 

Vrije keuze

Slaaf was je dus altijd maar voor zes jaar en daarna kreeg je nog een microkrediet ook. Tenzij je ervoor koos om bij de boer te blijven. Omdat je het daar wel goed had, of omdat je een gezin had opgebouwd. Dan werd je voorgoed aan het huishouden van de boer toegevoegd, maar dat was dus je eigen vrije keuze. Sterker nog, een wet uit Deuteronomium 23 stelt dat een weggelopen slaaf niet mocht worden teruggebracht bij zijn meester. Je moest hem een plek gunnen bij jou in de buurt. Wat betekent dat als een meester binnen die zes jaar zijn boekje te buiten ging, qua mishandeling of machtsmisbruik, de slaaf kon vertrekken en door de rest van het volk beschermd werd. 

Vrouw en kinderen

Wegvliegende_vogel

Maar nu krijgen we een lastige: als de slaaf tijdens die zes jaar een vrouw en kinderen had gekregen, mocht hij die niet meenemen bij zijn vrijlating (Exodus 21:3-4). Dat zou namelijk betekenen dat de vrouw (ook een slavin) zou kunnen trouwen om maar vrij te komen – ze hoefde haar zes jaar dan niet af te maken. Dat is geen goede basis voor een huwelijk. De slaaf kan dus kiezen: nu vrijkomen zonder vrouw, wachten tot zij vrijkomt of haar vrijkopen met het microkrediet. Dan blijkt wat hij voor haar over heeft... Hoe wijs! Zo beschermt God het huwelijk van slaven en slavinnen.

Er is nog uitzondering: als je vader je als slaaf verkocht had, werd je niet na zes jaar vrijgelaten (Exodus 21:7). Hoe zit dat? De meeste Bijbeluitleggers denken dat het hier – gezien de daaropvolgende verzen – om een huwelijk zonder bruidsschat gaat: de vrouw wordt verkocht, omdat de vader geen bruidsschat kan betalen. En dan is dit juist weer een barmhartige wet, want een ontmaagde vrouw had namelijk geen enkele kans meer in de samenleving. 

Waar Christus woont, is niemand slaaf

Buitenlandse slaven

Maar deze wetgeving, zoals we die vooral in Exodus 21 vinden, gold voor Hebreeuwse slaven. Buitenlandse slaven lijken er gezien Leviticus 25 niet goed vanaf te komen. Die mocht je wel kopen, voorgoed houden en tot je bezit rekenen. Gelukkig staat Leviticus 19:33 daarnaast. Vreemdelingen moet je behandelen als volksgenoten, je moet hen liefhebben als jezelf, zegt God daar. Je moest hen laten rusten op sabbat en hen aan je tafel uitnodigen bij een offermaaltijd. Want, zo is altijd weer het argument waarmee God dit soort wetgevingen besluit: bedenk dat je zelf slaaf bent geweest in Egypte. Denk daaraan en behandel je medemens goed. 

Wat zegt de Bijbel nog meer over slaven?

In 1 Timotheüs 1:10 en Openbaring 18:13 wordt slavenhandel beschouwd als een grote zonde. Andere belangrijke teksten zijn Johannes 13:12-17 en 1 Korintiërs 7:17-24.

Broeder in de Heer

Om een sprong te maken naar het Nieuwe Testament: dat is ook wat Paulus zegt in zijn brief aan Filemon: ‘Behandel Onesimus goed.’ Hij stuurt Onesimus wel terug naar zijn meester, want Paulus had te maken met de Romeinse wetgeving. Maar dat vangt hij op door tegen Filemon te zeggen: hij is niet meer je slaaf, maar je broeder in de Heer (vers 16). En dát is nu de manier waarop Jezus, Paulus en Petrus de slavernij in feite hebben ‘afgeschaft’, ook al was slavernij in het Romeinse Rijk van die dagen een doodnormaal verschijnsel. Ze hebben de slavernij ‘afgeschaft’ door iedereen in Christus gelijk te stellen.  

Geen slaaf

‘Heb uw naaste lief als uzelf,’ zei Jezus en Hij liet een Samaritaan het goede voorbeeld geven. ‘Er zijn geen Joden of Grieken meer, slaven of vrijen, mannen of vrouwen, – U bent allen één in Christus Jezus,’ schrijft Paulus aan de Galaten (3:28). ‘Een slaaf die door de Heer geroepen is, is een vrijgelatene van de Heer, zoals degene die als vrij man geroepen is een slaaf van Christus is.’ Zo wordt de neiging jezelf te verheffen boven anderen en anderen aan je te onderwerpen van binnenuit bestreden: wie beseft dat hij van zijn schuld en boete verlost is door Christus, zal zijn leven lang ten dienste staan van Christus. Die zal Hem toebehoren die kwam, ‘niet om gediend te worden, maar om te dienen’. Waar Christus woont, is niemand slaaf en tegelijkertijd is iedereen slaaf... 

Tekst: Theanne Boer
Beeld: Anke Knapper

--:--