Ga naar submenu Ga naar zoekveld

‘Ik ben niet meer bang voor de dood’

Annerieke Berg-de Boer over Pasen, adoptie en bootvluchtelingen

Pasen vindt ze het mooiste feest van het jaar. En in Maria herkent Annerieke Berg-de Boer haar eigen gevoel om voor haar kinderen door het vuur te willen gaan. “Maar ik vrees dat ik als moeder na een minuut onder aan het kruis al huilend zou weglopen.”

Deel:

Een bronzen wereldkaart hangt boven de bank in de ruime woning van Annerieke en René Berg. Op Colombia staat een rood stipje en op China staan er zelfs twee. “Die landen zijn ons tweede vaderland geworden,” vertelt Annerieke (46) stralend, kort voor Pasen. Hier komen haar kinderen Daniël (19), Nina (14) en Tian (9) vandaan. Tom (25) en Marthijn (18) komen “uit mijn eigen buik”.

‘De Heer is waarlijk opgestaan’

Annerieke maakt dit bijzondere gezin op paasmorgen steevast wakker met een luid “De Heer is waarlijk opgestaan!” Lachend: “Dan zet ik beneden de muziek aan en ga ik de kamers langs. Prachtig vind ik dat.” Haar vader, oud-EO-directeur Ad de Boer, maakte zijn gezin precies zo wakker. “Hij galmde die tekst echt door het huis. Daar bewaar ik goede herinneringen aan. Pasen is zo’n blij feest, niet zo gecommercialiseerd als Kerst. Natuurlijk, ook Kerst is het evangelie in een notendop, maar Pasen is dat voor mij nog meer.”

In deze ‘Visie’ staan de zeven kruiswoorden centraal. Bij dit interview horen de woorden van Jezus aan Maria en Johannes: ‘Dit is uw zoon’ en ‘Dit is je moeder’. Wie is Maria voor jou?
“Ik heb veel met alle vrouwen in de Bijbel, omdat ik me inzet voor gelijke rechten voor vrouwen én omdat ik deze Bijbelse personen bewonder om hun moed. Maria beleefde het ergste wat je als moeder kunt meemaken: ze verloor haar Zoon op een gruwelijke manier. Het begon al bij die vreemde zwangerschap. Je hoort haar vriendinnen al zeggen: ‘Ja hoor, geloof je het zelf?’ En dan die Zoon... Ze moet vaak voor Hem zijn opgekomen, want in de ogen van anderen spoorde Hij natuurlijk niet helemaal. Ik weet gelukkig niet hoe het is om een kind te verliezen, maar dat je voor je kind door het vuur wilt gaan, herken ik.”

 Een kind hoort bij zijn ouders op te groeien

'Ik ga voor jou zorgen'

Jezus zei tegen Maria: ‘Dit is uw zoon’. Annerieke kreeg ook – drie keer zelfs – een kind dat een andere moeder heeft.

Je hoort vaak van adoptieouders: ‘Het was meteen ons kind.’
“Dat was bij ons ook zo. Je leeft naar een adoptie toe, en er gaat een tijd van verwachten aan vooraf. Tegelijkertijd weet je rationeel dat het gevoel verder moet groeien. Je kunt het lastig vergelijken met een kind dat je baart, dat op je buik wordt gelegd en wiens geurtjes je herkent. Nina en Tian konden al lopen toen we ze voor het eerst zagen. Ze liepen letterlijk ons leven binnen. Toch voel je direct: ik ga voor jou zorgen, je hoort bij ons. Ik kan me daarover verwonderen. Zo van: hoe kan dit?”

Heb je een antwoord op die vraag?
“Als je me dat tien jaar geleden had gevraagd, zou ik gezegd hebben: God heeft het zo gestuurd. Nu ben ik daar niet meer zo stellig in. Ik geloof niet dat het zo moest zijn, want een kind hoort bij zijn ouders op te groeien. Wij zijn een goede B-keuze.”

Niet alleen toevallig

Beeld: Miss Jack
Beeld: Miss Jack.

“Vanuit het verdriet van afgestaan-zijn, is adoptie wel iets moois,” vervolgt Annerieke. “Je krijgt een plek waar je veilig bent, waar je mag groeien en bloeien. Het is honderd keer beter dan opgroeien in een kindertehuis. Ik kan heel praktisch redeneren over hoe onze kinderen op ons pad zijn gekomen. Ons dossier lag op een bepaalde stapel, en het hunne op een andere. En zo kwamen we bij elkaar. Niet alleen toevallig, want God kan verdrietige dingen ten goede keren. Maar dat het Gods bedoeling was dat het zo is gegaan, gaat mij te ver.”

Geen groot gezin

Annerieke en René trouwden op hun 20e, terwijl ze allebei nog studeerden. Een jaar na hun huwelijk werd Tom geboren. Annerieke werkte als verpleegkundige in de ouderenzorg en verdiende de kost voor het gezin. Toen René afstudeerde, draaiden ze de rollen om. Een paar jaar na de geboorte van Tom bleek dat het stel moeilijk een tweede kindje kon krijgen. “Ik wilde altijd een groot gezin en kon me er moeilijk bij neerleggen,” zegt Annerieke. “Mijn ouders hadden zeven kinderen, van wie er twee geadopteerd waren. Ik vond adoptie dus een vrij logische stap. René moest aan het idee wennen.”

Van één naar drie

Toen René er klaar voor was, meldden ze zich aan voor adoptie “en een paar jaar later kregen we Daniël. We zijn hem gaan halen in Colombia. Toen we terugkwamen, bleek ik zwanger te zijn. Medisch gezien kon dat eigenlijk niet. Ik vond dit ontzettend ingewikkeld, want we hadden net zo’n lief baby’tje gekregen dat ik alle zorg en aandacht wilde geven. Door de snelle komst van nog een baby lukte dat naar mijn idee niet goed. In korte tijd gingen we van één naar drie kinderen en was ik fulltime thuis. De muren kwamen op me af. Daniël accepteerde bovendien niet dat er een broertje bij kwam. Hij wilde mijn schoot voor hem alleen. Als ik borstvoeding gaf aan Marthijn, duwde hij hem weg of beet hij in zijn tenen.”

Bij adoptie zoek je geen kind voor ouders

Tweeling

Gelukkig bleek al snel dat de twee jongens – “eigenlijk was het gewoon een tweeling” – onafscheidelijk zouden worden. “We hebben bijna geen foto waar ze niet samen op staan. Daniël was geboren na een zwangerschap van 27 weken zwangerschap. Hij woog toen een kilo. Hij had een ontwikkelingsachterstand, terwijl Marthijn juist vrij vlot was met alles. Ze konden zich dus prima aan elkaar optrekken.” Ondanks de drukte van het jonge gezin, merkten Annerieke en haar man na een aantal jaar dat ze “armen en liefde over hadden voor een kind”. Nina kwam, als meisje van 1,5. “‘O ja, ze heeft één arm,’ zei de medewerker van het adoptiebureau bij het eerste telefoontje. Daar schrokken we niet zo van. We hadden aangegeven open te staan voor kinderen met een handicap, dus het was eerder zo van: is dat alles? Inmiddels heeft Nina zich ontwikkeld tot een prachtige vrouw die zich daardoor niet uit het veld laat slaan.”

Gejuich aan de telefoon

Het gezin leek compleet, er liepen geen procedures meer voor een derde adoptie. Totdat René en Annerieke op de website van Wereldkinderen een oproepje zagen staan voor de adoptie van een jongetje (3) uit China. “We lazen dat er al lange tijd geen match was gevonden voor dit kind en dat het dossier binnenkort naar China teruggestuurd zou worden. Toen we belden, gaven we meteen aan dat ze waarschijnlijk niks aan ons hadden, omdat we niet in de procedure zaten. Maar in dat kantoor ging gejuich op. Alle papieren waren in twee weken tijd geregeld, terwijl daar normaal een jaar overheen gaat. Na zes maanden gingen we Tian ophalen.”

Beeld: Miss Jack
Beeld: Miss Jack.

Hebben jullie alle kinderen opgehaald?
Lachend: “Ja. Tom, de oudste, dacht vroeger dat kinderen zo kwamen: met het vliegtuig. Hij vroeg een keer aan een hoogzwangere moeder: ‘Met welk vliegtuig komt jouw baby?’ Het ophalen helpt je veel van de lege puzzelstukjes in te vullen. Dat kindertehuis waar Tian zat, bijvoorbeeld... Als je dat gezien hebt, weet je zoveel meer. Een betonnen gebouw zonder vrolijkheid, bedjes in een strakke rij en allemaal zwaar ge- handicapte kinderen die hoofdschuddend in stoeltjes niks zitten te doen. Tian liep daar snottebellen afvegend tussendoor, en voerde af en toe een kind een hapje eten. Hij was een hulpje voor het personeel. Toen hij bij ons kwam, had hij ’s morgens zijn bed zo strak opgemaakt dat je er een liniaal kon langs leggen. Hartverscheurend eigenlijk. Als we gegeten hadden, bracht hij onze borden meteen naar de keuken. Bij een vlek in zijn kleren, een pluisje op de grond of als hij iets kapot liet vallen, was hij ten einde raad. Hij dacht dat hij liefde moest verdienen. Gelukkig weet hij nu beter en is het een gewone schooljongen die ook weleens vergeet zijn bord naar de keuken te brengen. Hij begrijpt nu dat onze liefde onvoorwaardelijk is.”

Omdenken

Welke lessen over adoptie heeft Annerieke van huis uit meegekregen? “Mijn ouders ontfermden zich over alles wat kwetsbaar was. Er waren vaak kinderen bij ons die even niet thuis konden wonen. Tegelijk weet ik van huis uit dat het niet altijd gaat zoals je hoopt. Met mijn adoptiebroer hebben mijn ouders nog maar sporadisch contact. Dat doet hun – en hem ongetwijfeld ook – veel verdriet. Toch was dat voor mijn man en mij geen reden niet voor adoptie te kiezen. Bij adoptie zoek je geen kind voor ouders, maar ouders voor een kind. Dat is omdenken.”

Je noemde jezelf in een eerder interview een tobber. Hoe ga je om met je tobberijen?
“Het heerlijke van ouder worden is dat je zekerder wordt van jezelf. Je weet wat je sterke en zwakke kanten zijn. Als jong meisje voelde ik goed situaties aan, bijvoorbeeld als de spanning tijdens het eten om te snijden was. Ik probeerde dan – als oudste dochter met te veel verantwoordelijkheidsgevoel – lief te zijn. De oorzaak van spanning of onenigheid zocht ik altijd bij mezelf. Nu weet ik dat het niet altijd aan mij ligt als er iets gebeurt. Het kan ook door iemands karakter komen dat er botsingen ontstaan. Als ik er niets aan kan doen, hoef ik het niet op te lossen. En ik hoef mijn geluk niet te laten afhangen van andermans geluk.”

Als het hart voor het laatst slaat, is er die laatste zucht

Schokkend

Anneriek is directeur van Stichting Bootvluchteling. Het recente nieuws dat Europa geen drenkelingen meer gaat redden op de Middellandse Zee vindt ze "enorm schokkend. Het feit dat de belangrijkste wet van de zee – mensen in nood moet je redden – niet meer geldt, zegt veel over hoe wij in Europa naar immigratie kijken. We hebben regeringen die bang zijn voor een invasie aan vluchtelingen – waar helemaal geen sprake van is – terwijl ze de wortel van dit probleem niet aanpakken. Libië, waar deze mensen vandaan vluchten, is een hel. Mensen worden daar verkracht, ernstig mishandeld en gebruikt als slaven. Het is misdadig om te zeggen dat ze daar niet vandaan mogen vluchten. Totdat de problemen daar zijn aangepakt, moeten we met open armen klaarstaan.”

Is het werk van je stichting geen druppel op een gloeiende plaat?
Annerieke veert op: “Welnee, het zijn allang geen druppels meer, maar stromen van zegen! We hebben drieduizend vrijwilligers die op de Griekse eilanden fantastisch werk hebben gedaan. Elke dag zien we honderd patiënten en maandelijks gaan er honderden kinderen naar school. We zijn in vier jaar tijd een belangrijke en onmisbare partner van andere hulporganisaties geworden. Tot twee jaar geleden deden we reddingsmissies op zee, maar daar liepen we financieel op leeg, helaas. En je begeeft je in een juridische slangenkuil: mensen willen niet dat je daar bent.”

(Lees verder onder de foto.)

Ik wil het geloven, en daarom doe ik het
Beeld: Miss Jack
Beeld: Miss Jack.

Heb je heftige dingen gezien?
“Ik kom regelmatig in de kampen in Griekenland en dat is altijd weer schokkend. Verder doe ik mijn werk vanuit Nederland. Mijn collega’s die mensen uit zee haalden, dood of levend, maakten dramatische situaties mee. In Nederland ben ik meer rationeel beslissingen aan het nemen.”

Je komt hoe dan ook in aanraking met de dood, de sterfelijkheid van mensen.
“Inderdaad. Bij mijn vorige baan – in een hospice – was dat ook zo. Toevallig zeiden de kinderen dit weekend nog: ‘Mam, we hebben er eigenlijk nooit bij stilgestaan wat voor heftig werk je deed.’ Maar dat kon ook niet, want toen ik in de hospice werkte, waren ze nog klein. Zelf vond ik het vooral móói werk. Het heeft zo’n impact op jezelf als je bij iemand bent die sterft. Die laatste adem... Het heeft iets wonderlijks. Nee, dat is niet het goede woord: het is allesomvattend. Bij een geboorte zuigen de longen zich voor het eerst vol lucht en is er leven, maar als het hart voor het laatst slaat, is er die laatste zucht. Dat is zo intens.”

Het klinkt bijna alsof je je bevoorrecht voelt dat je daarbij mocht zijn.
“Nee, bevoorrecht niet. Ik noem sterven ook niet mooi, maar dat laatste moment van iemands leven raakte me altijd zo diep. Onlangs overleed mijn schoonmoeder. Als je van iemand gehouden hebt, beleef je het toch heel anders. Dan is daar meteen het intense gemis. Zoiets voel je in elke vezel.”

Denk je zelf vaak na over de dood?
“Ik denk er wel veel aan, maar ik ben er niet meer bang voor. Ik weet dat datgene wat erna komt hoe dan ook goed zal zijn. Toen de kinderen klein waren en ik me onmisbaar voelde, dacht ik bij elk pijntje: o nee, ik wil niet doodgaan, ik mág niet doodgaan. Als meisje had ik hierover zelfs nachtmerries. Mijn moeder zong toen eens: ‘Ik kan gaan slapen zonder zorgen, want slapend kom ik bij U thuis.’ Prompt wilde ik helemáál niet meer slapen, haha! Mijn moeder bedoelde het troostend natuurlijk.”

Wie is God voor jou?
Een lange stilte volgt. Annerieke zit met een kussen op haar schoot en verschuift wat. “Wat zal ik daarop zeggen? Iemand die altijd in mijn hoofd zit, met wie ik kan praten en die – ongeacht of ik aan Hem twijfel – er toch is. Ik heb geen idee hoe ik Hem moet verklaren. De Ik-zal-er-zijn- figuur. Ik kan het moeilijk verwoorden. Geen Man met een grijze baard op een wolk in de hemel, als die hemel al bestaat. Voor mij is dat eerder een soort vierde dimensie, een bewustzijn na je dood, waar je nu niets van weet. Zeker geen lijfelijke plek. En ook dat moet ik natuurlijk gewoon gelóven. Het is allemaal niet zo stellig te zeggen.”

Voor veel mensen is geloven juist een zeker weten.
“Daar kan ik best jaloers op zijn. Ik kan dat niet. Zoiets als de opstanding – dat vind ik zo ingewikkeld. Ik ben een twijfelaar en verklaar dingen graag wetenschappelijk. Daarom moet ik besluiten om te geloven dat Jezus is opgestaan. Ik wil het geloven, en daarom doe ik het.”

Waarom neem je dat besluit?
“Voor mij staat of valt het evangelie bij het wel of niet geloven in de opstanding. Als je dat loslaat, valt Jezus’ redding aan het kruis ook in duigen. Ik geloof daarom dat het de beste keus is die ik kan maken. En verder doe ik wat mijn hand vindt om te doen en probeer ik zo een lichtje te zijn voor anderen.”

Geschreven door

Reinald Molenaar

--:--