Ga naar submenu Ga naar zoekveld

De rijke jongeling

De Bijbel Open met dominee Arie van der Veer

De vraag van de rijke jongeling is overbekend: ‘Goede Meester, wat moet ik doen om het eeuwige leven te beërven?’

Deel:

Toch vond ik het de moeite waard om dit verhaal ook eens in De Bijbel Open te bespreken. Hebben wij deze jongeman in onze uitleg en preken altijd wel recht gedaan? Jezus is in dit verhaal onderweg naar Jeruzalem. Tijdens die tocht komt dus die rijke jongeling bij Jezus met de bekende vraag: ‘Wat moet ik doen om het eeuwige leven te verkrijgen?’De eerste vraag die ik wil stellen, is: Wat heeft deze jongeman bedoeld met die vraag? Is deze vraag bijvoorbeeld te vergelijken met de vraag van de gevangenbewaarder in Filippi? Deze man vroeg aan Paulus en Silas: ‘Wat moet ik doen om behouden te worden?’ U kent vast het prachtige antwoord: ‘Geloof in de Here Jezus Christus en gij zult behouden worden, gij en uw huis.’

Als de jongeman dit bedoelde, dan kun je je afvragen, waarom Jezus hem ook niet zo’n duidelijk antwoord heeft gegeven. Waarom langs zo’n omweg? Waarom niet een antwoord als: ‘U weet toch wat ik tegen anderen heb gezegd: Wie in Mij gelooft, heeft eeuwig leven.’Nee, Jezus gaf dit antwoord: ‘U kent de geboden: pleeg geen moord, pleeg geen overspel, steel niet, leg geen vals getuigenis af, bedrieg niemand, toon eerbied voor uw vader en uw moeder’ (Marcus 10:19).

Omweg

Stel dat ik als dominee die vraag zou krijgen en ik zou dit antwoord geven, dan zou u terecht tegen mij kunnen zeggen: ‘Dominee, zet u die man met dit antwoord niet op het verkeerde been? Het eeuwige leven krijgen we toch niet door ons te houden aan Gods geboden? Waarom wijst u die ander niet op het feit dat wij zondaars zijn, van genade moeten leven? Waarom verwijst u niet klip-en-klaar naar het werk van de Here Jezus?

Nogmaals, waarom deze omweg?  Dit is toch wel een ingewikkelde methode. Jezus verwijst naar het houden van Gods geboden. Als de man zegt dat hij dat gedaan heeft, gaat Jezus nader in op zijn enorme bezit. Om de man zo te laten ontdekken dat hij zich toch vergist heeft, toen hij zei dat hij zich aan al Gods geboden had gehouden. Wellicht als een opstap om hem te leren alleen van genade te leven. Maar zover is het nooit gekomen.

En dat terwijl er staat dat Jezus deze jongeman liefhad (Marcus 10:21). Zo’n extra vermelding kom je niet vaak tegen. Probeer de vraag van de rijke jongeling eens anders op te vatten.

Hoe leg je de wet uit?

Beschouw daarbij de rijke jongeling niet als iemand als mijn moeder, die haar hele leven worstelde met de vraag of ze wel behouden zou worden. Zij was en is zeker niet de enige. Voor veel mensen betekent geloven dat ze bevestigend kunnen antwoorden op de vraag: ‘Kom ik eenmaal in de hemel?’ Zie de jongeman als een mens uit de tijd van toen. Het lijkt me goed u iets te vertellen over het geestelijk klimaat en de denkwijze in die tijd. In de tijd van Jezus verdeelden de Joodse denkers de geschiedenis van de wereld in twee periodes: ‘de huidige wereld’ en de ‘komende wereld’. De tweede periode, de ‘komende wereld’, zal de tijd zijn dat God JHWH zal ingrijpen om het kwaad te oordelen, Israël te redden en een nieuwe wereld van recht en vrede te scheppen. ‘De komende wereld’ – en dat is in dit verband heel belangrijk ‒ werd ook wel het ‘eeuwige leven’ genoemd.

Eeuwig leven was voor een Jood niet een plekje in de hemel. Wanneer de man vraagt naar het beërven van het eeuwige leven, vraagt hij als het ware: Hoe bereid ik me voor op dat nieuwe bestaan? Hoe voldoe ik aan wat God van mij vraagt? Daar werden in de Joodse wereld van toen heftige discussies over gevoerd. Natuurlijk zei elke schriftgeleerde dat je je daarvoor moest houden aan de wet van God, aan de Thora. Maar de discussie van de rabbijnen ging over de vraag: Hoe leg je die wet uit en hoe pas je hem toe? Farizeeërs gaven daar een ander antwoord op dan bijvoorbeeld de Essenen. Er bestonden allerlei stromingen.

Luister tegen deze godsdienstige achtergrond nog eens naar de vraag van de jongeman. Jezus was een nieuwe rabbi, één die duidelijk indruk had gemaakt op de jongeman. Wat was de weg die Hij, deze goede Meester, zijn volgelingen wees?

‘En Jezus keek hem aan en had hem lief, en Hij zei tegen hem: Eén ding ontbreekt u: ga heen, verkoop alles wat u hebt en geef het aan de armen en u zult een schat hebben in de hemel; en kom dan, neem het kruis op en volg Mij’ (Marcus 10:21).

Je kunt het nog korter zeggen. De rijke jongeling vroeg aan Jezus: ‘Ik wil u volgen, maar hoe moet dat?’ Daarom geeft Jezus antwoord. Over het houden van Gods geboden, over het verkopen van zijn bezit. Trouwens, Jezus zegt nóg iets! Tot mijn grote verbazing is dat heel belangrijke element uit Jezus’ antwoord in sommige Bijbelvertalingen verdwenen. Jezus zei toen letterlijk ‒ ik citeer de HSV: ‘En Jezus keek hem aan en had hem lief, en Hij zei tegen hem: Eén ding ontbreekt u: ga heen, verkoop alles wat u hebt en geef het aan de armen en u zult een schat hebben in de hemel; en kom dan, neem het kruis op en volg Mij’ (Marcus 10:21).

Het gaat mij om de volgende zin: ‘neem het kruis op en volg Mij’. Ik denk dat juist die zin de kern is van Jezus’ antwoord. Het is niet alleen een antwoord voor de rijke jongeling, maar ook voor ons. Het is namelijk een oproep die Jezus heel vaak heeft gedaan. Neem het kruis op en volg Mij. Je vindt deze oproep in bijna alle evangeliën. Lees maar in Matteüs 6:24, Marcus 8:34 en Lucas 9:23. Marcus heeft er kort daarvoor nog over geschreven in zijn evangelie. Ik lees voor: ‘Hij riep de menigte samen met de leerlingen bij zich en zei: “Wie mijn volgeling wil zijn, moet zichzelf verloochenen, zijn kruis op zich nemen en zo achter mij aan komen”’ (Marcus 8:34). Dat is de kern. Voor de rijke jongeling heeft dat volgen als consequentie dat hij zijn bezit moet achterlaten. Dat is de toepassing die hij moet maken. Bij andere ontmoetingen maakte Jezus weer andere toepassingen. Je zou mogen zeggen: Hij geeft elke keer een toepassing op maat.

Een zware eis aan de rijke jongeling

Tegen een ander zei Hij: ‘Volg mij!’ Maar deze persoon zei: ‘Heer, sta me toe eerst terug te gaan om mijn vader te begraven.’ Jezus zei tegen hem: ‘Laat de doden hun doden begraven, maar ga jij op weg om het koninkrijk van God te verkondigen.’ Weer een ander zei: ‘Ik zal u volgen, Heer, maar sta me toe dat ik eerst afscheid neem van mijn huisgenoten.’ Jezus zei tegen hem: ‘Wie de hand aan de ploeg slaat en achterom blijft kijken, is niet geschikt voor het koninkrijk van God’ (Lucas 9:59-62). Ik sprak over een toepassing op maat. Ik heb u een paar voorbeelden gegeven.

Jezus stelde een zware eis aan de rijke jongeling. Zijn bezit stond hem duidelijk in de weg. Dat kan voor een ander weer iets anders zijn. De meeste discipelen waren eenvoudige vissers geweest. Zij hadden hun familie moeten achterlaten om Jezus te volgen. Jezus volgen is een roeping voor alle mensen. Die roeping vereist wel zeer persoonlijke keuzes. Je moet jouw kruis op je nemen en niet dat van een ander. Dat gebeurt trouwens niet in een keer en klaar is Kees. Nee, je moet elke dag opnieuw kiezen. Dagelijks je kruis op je nemen. Vroeger had je kloosterordes. Elke orde had zijn eigen strenge (vaste) regels. Bijvoorbeeld het ideaal van leven in armoede. Hebt u ooit van de bedelmonniken gehoord? Ik ben eens in een kloosterorde geweest, waar zwijgen gold als hoogste ideaal. Mensen kozen daar bewust voor. Die regels golden gedurende hun hele kloosterleven. Wie Jezus volgt, komt elke dag voor nieuwe keuzes te staan. Jezus volgen kent geen vaste agenda. Kan niet gepland worden. Jezus volgen is elke dag vragen: Heer, wat wilt u dat ik doen moet? Ik zei al: Je moet ‘dagelijks’ je kruis opnemen. Jezus volgen is niet in een paar regels te vatten. Regels die voor iedereen gelden. Dat zou het volgen wel een stuk makkelijker maken. Je weet van tevoren waar je aan toe bent. Maar zo werkt het dus niet.

Grote offers

Ik moest denken aan Petrus, die bij het meer van Galilea te horen kreeg hoe zijn levensweg zou zijn. Petrus was benieuwd hoe het met Johannes zou gaan. Jezus zei tegen hem dat hem dat niet aanging. Dat gedeelte laat duidelijk zien hoe persoonlijk het volgen van Jezus is. Er kunnen grote offers van je gevraagd worden. De discipelen hadden gelijk, toen ze zich afvroegen: ‘Wie kan dan zalig worden?’ Laten we niet vergeten wat Jezus toen zei: ‘Bij de mensen is het onmogelijk, maar niet bij God, want bij God zijn alle dingen mogelijk’ (Marcus 10:27). Hoe zorgt God daarvoor? Laat ik het in één zin zeggen: Wie Christus volgt, kan nergens komen, waar Hij niet eerst is geweest.

Geschreven door

Arie van der Veer

--:--