Ga naar submenu Ga naar zoekveld

De olijfboom

De Bijbel Open met dominee Arie van der Veer

Deze keer wil ik het met u hebben over een boeiend hoofdstuk uit de brief van Paulus aan de gemeente van Rome.

Deel:

Een paar jaar geleden heb ik in De Bijbel Open al eens uitgebreid aandacht besteed aan de gemeente van Rome. Ik heb toen verteld dat er, vóór de komst van Paulus, in Rome waarschijnlijk al kleine christelijke huisgemeenten moeten zijn geweest. Naar alle waarschijnlijkheid hebben reizigers een aantal van deze huisgemeenten in Rome gesticht. Minimaal drie, mogelijk zelfs enkele tientallen. Zo’n gemeente kwam samen in een huiskamer. In het laatste hoofdstuk van de Romeinenbrief groet Paulus de gemeente en heeft hij het opvallend veel over bepaalde personen ‘en zijn huis’. Meestal denk je dan aan een familie. Maar misschien zijn die ‘huizen’ wel een aanduiding van die huisgemeenten geweest. In Rome, de hoofdstad van dat grote Romeinse rijk, werd de situatie voor Joden en christenen overigens steeds moeilijker. Dat gebeurde met name in de tijd van keizer Claudius en zijn opvolger Nero. Over Claudius staat in Handelingen 18:2 geschreven dat hij bevolen had dat alle Joden uit Rome moesten vertrekken. Nero is later begonnen met de vervolging van de christenen. Ook de relatie tussen Joden en christenen was niet goed. Christenen zagen de Joden als het volk dat de boodschap van Jezus Christus verworpen had. Andersom beschouwden de Joden de boodschap van Jezus Christus als een valse leer en dus als een groot gevaar. En dan de situatie in die huisgemeenten. Er waren in Rome ook Joden die christen waren geworden. Maar ook in Rome was, net als in vele andere gemeenten, de verhouding tussen christenen van Joodse herkomst en christenen van heidense afkomst erg ingewikkeld.

Joodse wetten

U weet waarschijnlijk wel dat de apostelen aan dat probleem in Jeruzalem al eens een grote vergadering hadden gewijd. Centraal stond de vraag: Moeten Joden en mensen van heidense afkomst allemaal de Joodse wetten blijven naleven? Of is dat door het werk van Christus niet meer nodig? Heeft Hij geen einde gemaakt aan de wet? En is de bijzondere relatie met het volk Israël voorbij? Paulus had de Galaten apart een brief geschreven over dit onderwerp. Maar ook in de kringen van Rome was men er nog steeds niet uit. Niet zonder reden begint Paulus daar dus ook in deze brief over. Hij onderwijst beide groepen, christenen van Joodse en van niet-Joodse afkomst, over hun relatie in het Koninkrijk van God. U kunt dat onderwijs uitgebreid vinden in Romeinen 9-11, waar Paulus dit onderwerp behandelt. In die hoofdstukken proef je als lezer de passie en de liefde die Paulus nog altijd voor zijn volk heeft. De apostel heeft heel veel verdriet over het feit dat zovelen van zijn volksgenoten weigeren te geloven in Jezus, als de gekomen Verlosser (Romeinen 9:1-3). Zijn volksgenoten wijzen Jezus af, terwijl heidenen het evangelie wel aanvaarden! Heeft God na de kruisiging Zijn volk dan verstoten? Maar hoe ga je dan met elkaar om?

Hoe liggen de verhoudingen in die samengestelde kerk?

Het begin van hoofdstuk 11 is heel duidelijk: ‘Heeft God zijn eigen volk in de steek gelaten? Nee, natuurlijk niet! Kijk maar naar mij: Ik ben zelf een Israëliet. Ik ben een nakomeling van Abraham, en ik hoor bij de stam Benjamin. God heeft zijn volk Israël niet in de steek gelaten. Hij heeft zijn volk vanaf het begin zelf uitgekozen!’ (uit De Bijbel in gewone taal). Bovendien blijft de HERE altijd voor Israël zorgen, ook al keren er velen zich van Hem af. Paulus herinnert de Romeinen aan de profeet Elia. Die dacht dat hij de enige was die God nog vreesde en diende. Maar daarin vergiste hij zich. God zei tegen Elia: ‘Ik heb ervoor gezorgd dat zevenduizend mensen geen afgoden gediend hebben, maar trouw gebleven zijn aan Mij.’ Paulus vervolgt dan: ‘Ook nu zorgt God ervoor dat een deel van de Joden trouw aan hem blijft. God heeft die mensen zelf uitgekozen. Niet omdat zij zich zo goed aan de wet houden, maar omdat God goed voor hen wil zijn. Want het is alleen te danken aan Gods goedheid dat mensen gered kunnen worden.’ Nogmaals, dit is Paulus’ stellige overtuiging: als God daar in het verleden voor zorgde, dan zal er ook in zijn tijd in Israël een kleine groep gelovigen zijn en blijven, die God wel trouw blijft. God blijft voor Zijn volk zorgen. Toen en nu. Maar, Israël heeft Gods Zoon verworpen. Het voorhangsel van de tempel scheurde bij Zijn dood. Moet je dan niet concluderen dat de bijzondere relatie tussen God en Israël voorbij is?

Paulus is het daar totaal mee oneens.

De olijfboom komt al duizenden jaren voor in de landen rondom de Middellandse Zee.

Om het nog eens aan iedereen in Rome uit te leggen, gebruikt hij een voorbeeld. Het voorbeeld van de olijfboom. Een boom, die overal in die tijd groeide. In Rome, maar ook in Israël. Iedereen kent de naam ‘Olijfberg’. Daar hebben vele olijfbomen gestaan. En ze staan er nog. De olijfboom komt al duizenden jaren voor in de landen rondom de Middellandse Zee. Hij kan één à twee meter hoog worden. Het is een prachtige boom. Vooral bij oude olijfbomen is de grillige stam indrukwekkend. Niet zozeer door zijn omvang, maar door de vormen. De olijfboom lijkt wel op onze knotwilg. Hij heeft kleine, blauwgrijze blaadjes en de vrucht is van grote betekenis. Olijven werden overal voor gebruikt. Je hebt nu verschillende soorten. Olijfbomen met groene, maar ook met zwarte vruchten. Je kunt ze eten. Er kan olie van worden gemaakt. Zelfs zeep. Een tak van een olijfboom draagt maar één keer vrucht. Door een tak regelmatig te snoeien, krijg je uiteraard meer takken en dus meer vruchten. Verder was de olijfboom een symbool voor wijsheid, vrede en overvloed. Denk maar aan de duif uit de ark van Noach: die had een blad van de olijfboom in zijn bek. In het Oude Testament wordt het volk Israël vaak met een boom vergeleken. Een boom, waarvan God de Eigenaar is en die Hij heel goed verzorgt. In Psalm 80 is dat een wijnstok. Maar bij de profeten Jeremia (11:16) en Hosea (14:7) is dat een olijfboom. Jeremia zegt: ‘Een zilvergroene olijfboom vol prachtige vruchten noemde de HERE jou.’

Is dat geen mooi beeld?

Het volk Israël wordt vergeleken met een eeuwenoude olijfboom, waarvan de aartsvader Abraham het begin, de wortel is. Een boom uitgekozen en speciaal verzorgd door God. Denk daarbij aan de beloften en zegeningen, die God heeft gegeven.

Het volk Israël: een eeuwenoude, edele olijfboom

Als je alleen al in Paulus’ tijd terugkijkt, moet je concluderen: wat is er in de loop der eeuwen veel met die olijfboom gebeurd! Laat staan als je vandaag de dag terugkijkt in de geschiedenis. De olijfboom bestaat nog altijd. Ondanks rampen, tegenslagen, oordelen, ingrijpen van God. Want dat vond ook plaats. Jeremia, die ik zo-even citeerde, spreekt zelfs van de bliksem die een keer deze boom heeft getroffen. ‘Maar de boom werd geraakt door de bliksem en brandde helemaal af. Jullie zijn net als die boom’ (Jeremia 11:16,17 BGT). Maar de olijfboom bleef in leven, liep telkens weer uit. Ik herinner u aan een heel bijzondere loot. Ik zou haast zeggen: Wie kent die oude tekst uit Jesaja nou niet? ‘Want er zal een Twijgje opgroeien uit de afgehouwen stronk van Isaï, en een Loot uit zijn wortels zal vrucht voortbrengen’ (Jesaja 11:1). God, Die Zich altijd bleef houden aan de beloften die Hij ooit aan Abraham deed. Naast deze bijzondere olijfboom zijn er meer olijfbomen: andere volken, heidense volken. Volken die, anders dan Israël, in de wereld stonden. En de bijzondere zorg van God niet genoten, deze zelfs bewust verwierpen. Maar let op: nu gaat Paulus in zijn brief een bijzondere toepassing maken. Wat is er de jaren na Pinksteren gebeurd? De Messias werd door Joden verworpen, maar ook door andere Joden aanvaard. Met Pinksteren waren dat er duizenden. Maar daarna (mede door Paulus’ zendingswerk) namen ook heidenen Jezus als de Messias aan.

Ze horen bij elkaar!

Terug naar die eeuwenoude, bijzondere olijfboom. Door niet in Jezus te geloven, zijn er heel wat takken van de oude olijfboom afgebroken. Maar er zijn ook nieuwe takken bijgekomen. Door Gods genade. Ze zijn als het ware in die oude boom geënt en bevinden zich nu tussen die oude, gelovige takken. Mensen die samen in Jezus Christus geloven, behoren tot die ene eeuwenoude boom. Ze horen bij elkaar. Leven samen van de sappen, de zegeningen die aan Israël verbonden waren. Zo is dus de relatie. Takken van wilde olijfbomen zijn ertussen gekomen. Dat moeten de christenen uit de heidenen absoluut niet vergeten. Niet zij, de Joden hoorden nu bij hen, het was juist andersom. Lieve mensen, aan dit voorbeeld van Paulus heb ik altijd veel gehad. Hoe is onze relatie met het volk Israël? Zo dus. Volgende week vertel ik nog meer. Er staat in dit hoofdstuk namelijk nog een groot geheim

Geschreven door

Arie van der Veer

--:--