Ga naar submenu Ga naar zoekveld

Het vers van de steen

De Bijbel Open met dominee Arie van der Veer

In Psalm 118 wordt over een steen geschreven, die door tempelbouwers werd afgekeurd, maar die als hoeksteen gebruikt wordt. Jezus dacht bij die Psalm aan zichzelf. Ook wij worden aangemoedigd om als steen gebruikt te worden.

Deel:

Op feestdagen zongen we vroeger in de kerk bijna altijd Psalm 118. Ik hoor ons nog uit volle borst zingen:

Dit is de dag, de roem der dagen,
Dien Isrels God geheiligd heeft;
Laat ons verheugd, van zorg ontslagen,
Hem roemen, die ons blijdschap geeft.

En natuurlijk ook dat andere couplet, het couplet van de steen:

De steen, dien door de tempelbouwers
Veracht'lijk was een plaats ontzegd,
Is, tot verbazing der beschouwers,
Van God ten hoofd des hoeks gelegd.

De Joden zongen deze psalm graag. Volgens sommige commentaren is deze psalm geschreven na de ballingschap in Babel, bij de wederopbouw van Jeruzalem, tijdens de voltooiing van de muur. Israël was verlost door Gods machtige hand. Nu mocht het volk de stad, en vooral de tempel, opnieuw in gebruik nemen.

Ook Jezus heeft deze psalm vaak gezongen. Het was namelijk een vast onderdeel bij de viering van het Joodse paasfeest.

Jezus dacht bij psalm 118 aan zichzelf

Jezus als hoeksteen

Volgens de evangelisten heeft Jezus bij deze psalm ook aan Zichzelf gedacht. Hij was zo’n steen van de muur of van de tempel. Hij werd eerst verworpen. Daarna zou God Hem gebruiken voor een heel bijzondere plek. Hij zou niet zomaar een steen zijn, nee, een hoeksteen! Zo’n steen is belangrijk voor het hele fundament van een gebouw.

‘De steen die de bouwers afkeurden is een hoeksteen geworden’ (Psalm 118:22)

Bijna alle evangelisten vertellen dat Jezus de mensen herinnerde aan dat vers uit Psalm 118. Dat gebeurde, toen Hij de gelijkenis van de onrechtvaardige pachters had verteld. De leiders van Israël vergeleek Hij met pachters die weigerden pacht aan de eigenaar te betalen. Ze gingen zelfs zover dat ze de zoon van de eigenaar vermoordden. Jezus sprak duidelijk over Zichzelf en wat men met Hem zou doen. Als een steen die weggeworpen zou worden. Maar ook wat God met die steen zou doen: opnieuw gebruiken als een hoeksteen.

Weet je wie ook vaak sprak over deze psalm? De apostel Petrus. Petrus en Johannes hebben iemand genezen in de periode na Pinksteren. Ze worden daarvoor gearresteerd. Dan zeggen ze dat ze dit door de naam van Jezus hebben gedaan. Ze voegen eraan toe dat Jezus ter dood is gebracht door dezelfde Raad, waar zij nu voor staan. Op dat moment haalt ook Petrus Psalm 118 aan: ‘Hij is de steen die door u, de bouwlieden, vol verachting is weggeworpen, maar die nu de hoeksteen geworden is.’

Laat je gebruiken als levende steen

In zijn brieven schrijft Petrus over het bouwen van Gods huis, de tempel, waarvan Jezus de hoeksteen is. Hij moedigt de gelovigen aan zich te laten gebruiken als levende stenen bij de bouw van dat huis. Op die manier kunnen ze werkelijk hun dankbaarheid tonen voor Gods verlossing. Dus als je Psalm 118 zingt, sta je in een oude traditie.

Trouwens, ben jij zo’n steen? Gebouwd op dat ene fundament?

Geschreven door

Arie van der Veer

--:--