Ga naar submenu Ga naar zoekveld

Piet Edelman overleefde twee bombardementen

Mijn vader schreeuwde: 'Leven jullie nog?'

Als 4-jarige maakte Piet Edelman (1935) het bombardement op Rotterdam mee, en als 7-jarige dat op Schiedam. Vijf decennia zweeg hij over het ongelofelijke verhaal hoe zijn gezin die tweede keer – ternauwernood – aan de dood ontsnapte. Dat vertelde hij uiteindelijk in een beeldroman, waaraan hij tien jaar werkte. “De bommen dreunen nog steeds na.”

Deel:

Het is zondag 23 maart 1943, net na het middageten. Vader en moeder zitten in de woonkamer, terwijl Piet (7) het hobbelpaard met daarin zijn 2-jarige broertje laat bewegen. Plotseling huilt het luchtalarm boven Schiedam. Pa Edelman schiet overeind en roept: “Vooruit, de gang in!” Door het raam zien ze al drie gevechtsvliegtuigen recht op hun huis afkomen, en in een flits ziet vader Edelman ook nog hoe de buren – die bij familie aan de overkant op visite waren – halsoverkop naar hun eigen huis terugrennen, waar hun dochtertje Manda ligt te slapen. Zoals afgesproken, gaan de vier Edelmannen snel de nis in. Vader en moeder leggen zich beschermend over hun kleine kinderen heen, pa Edelman helemaal bovenop. Een paar hartslagen later boort een geallieerde bom zich met donderend geraas in de woning – en op slag is het stikdonker.

Gelukkige momenten

Vandaag, ruim zeventig jaar later, luistert de levenslang ongehuwd gebleven Piet Edelman (82) naar muziek uit de jaren 30. Dat doet hij vaak, in zijn stille woning aan de rand van Elspeet. De klanken van weleer voeren hem terug naar de weinige gelukkige momenten die hij in zijn lange leven heeft gekend, naar zijn kindertijd. 

Hij was 4 jaar oud toen Holland onder het hakenkruis kwam. Zijn vader werkte als technisch hoofdcorrespondent op de scheepswerf Wilton-Feijenoord in Schiedam, op steenworp afstand van hun woning. Op de vraag wat hij zich vooral van de oorlogsperiode herinnert, antwoordt hij direct: “Het bombardement op Rotterdam, 14 mei 1940. Toen was ik 4,5 jaar. Het heftigste wat ik in mijn leven heb meegemaakt. Nóg heftiger dan de bommen op Schiedam, drie jaar later. Dat wilt u niet weten, hoe dit bombardement op Rotterdam zich heeft gemanifesteerd. Zó heftig. Barbaars, kun je wel stellen.”

Heel dichtbij

En dan begint hij te vertellen. Hoe hij en zijn moeder (in verwachting van zijn broertje) op die 14emei door zijn vader per taxi naar opa en oma elders in de stad werden gestuurd, waar het volgens hem veiliger was dan zo dicht bij de scheepswerf. Hoe ze rond het middaguur bij opa en oma Van der Linden aankwamen, in de Vinkenstraat. Hoe hij de Duitse bommenwerpers laag boven de daken zag overvliegen, en het dreunen van hun zware motoren in elke vezel van z’n lijf voelde. Een kleine jongen in een grote, nog maar net ontketende oorlog. 

“We hoorden het luchtalarm afgaan, en de eerste Duitse bommenwerpers waren al te zien. Wij sprongen uit de taxi, renden samen met de chauffeur naar binnen en stonden naast opa en oma in de gang, trillend op onze benen. Even later voelden we het zuigen van de grote luchtverplaatsingen door de zware bommen die op de stad vielen. Heel dichtbij.”

Zag u iets van de enorme verwoesting op dat moment?
“Nee, want we stonden binnen. Mijn moeder stond hysterisch te gillen, naast mij. Ze schreeuwde: ‘We moeten terug naar Schiedam!’ Want mijn vader zat daar nog op kantoor bij de scheepswerf. Ik hield de kleren van mijn moeder vast. Ze droeg een gele jurk, met een rode bloem. Dat vergeet je nooit van je leven meer.” Achter zijn goudomrande bril wellen de tranen op in zijn ogen. Met zachte stem: “Dat draag je je hele leven mee. De bommen dreunen nog steeds na. Barbaars was het. Ik ben die dag in één klap uit mijn kindertijd weggerukt.”

Piet Edelman

Fotografisch geheugen

Dat hij zich ruim zeventig jaar na dato allerlei details feilloos herinnert, heeft een reden. Edelman beschikt over een fotografisch geheugen. Voor hem is dat eerder een vloek dan een zegen. Het betekent dat de vaak heftige beelden uit de oorlogsjaren nooit afbladderen of vervagen. Ze staan hem altijd haarscherp voor de geest. Traumatische ervaringen – met name beide bombardementen, maar bijvoorbeeld ook de hongerwinter van 1944 – stempelen zijn leven tot op de dag van vandaag. Vandaar dat de emoties bij hem altijd dicht onder de oppervlakte liggen. Soms valt hij midden in een zin even stil om zich te herpakken.

Wanneer bent u naar buiten gegaan?
“Mijn moeder bleef maar schreeuwen dat we terug moesten naar Schiedam, naar mijn vader. Uiteindelijk, toen de bommen al heel dichtbij vielen, vond mijn opa het noodzakelijk om te vluchten. Want de stank van het bombardement drong de gang inmiddels binnen. Het leek wel mist, een soort crèmekleurige substantie. Moeilijk te omschrijven, maar echt smerig. Mijn opa zei tegen mijn oma, mijn moeder en mij: ‘Jullie gaan het eerst de taxi in.’”

Nog dichterbij

Op straat draaide de 4-jarige Ko, zoals zijn ouders Piet steevast noemden, zich 360 graden in de rondte, met groeiende verbazing. “Ik dacht: wat is híer aan de hand? De hele Vinkenstraat, normaal zo levendig, was volledig uitgestorven. En dan die gelige, stinkende mist, het constante, angstaanjagende gehuil van de sirenes… De bommenwerpers waren nog steeds in de lucht, klaar om een volgende lading – nóg dichterbij – te lossen. De taxichauffeur weigerde aanvankelijk. Hij durfde het niet aan om onder de bommenwerpers door te rijden. Maar mijn opa, die gelukkig kalm bleef, wist hem te overreden.”

Op topsnelheid raasde de taxi over de vrijwel verlaten wegen. Vanachter de smalle ruiten kregen ze voor het eerst zicht op de enorme catastrofe die zich voor hun ogen voltrok. De apocalyptische beelden van rook, vlammen en zwartgeblakerde puinhopen maakten een onuitwisbare indruk op de jonge Edelman. Na een zenuwslopende rit vonden ze vader Edelman terug, op de fiets tussen Rotterdam en Schiedam. “Iedereen was veilig. Goddank.”

Piet Edelman

'Dit gaat een keer fout'

Drie jaar later maakte Piet Edelman tot overmaat van ramp ook het bombardement op Schiedam mee, waarbij hun huis door een zware geallieerde bom werd getroffen. Precies negen weken voordat dit gebeurde, beleefde de toen 7-jarige Piet iets wat hij zich tot zijn laatste snik zal herinneren. 

“Omdat mijn moeder de volgende dag jarig was, kwamen oom en tante Oldenburg zondag 24 januari 1943 bij ons op visite,” vertelt hij. “Samen met mijn neef Hans en een nichtje. Hans en ik waren allebei 7; hij woonde in Rotterdam. Na het gezellige avondeten zaten we met elkaar in de kamer. Vader en oom Herman spraken met elkaar over de oorlog. ‘We bevinden ons in een hachelijke situatie,’ hoorde ik vader tegen hem zeggen. ‘Als je die Duitse oorlogsschepen bij mij op de werf ziet liggen die gerepareerd moeten worden… Dat weten de geallieerden ook. Daarom zeg ik je, dit gaat een keer fout. Goed fout!’”

'Acht, een bom kan overal vallen'

En toen gebeurde het onvergetelijke. Hans (“altijd een vrolijke jongen”) zat roerloos voor zich uit te staren tussen de twee volwassenen. Plotseling stond hij op, liep naar Piet en zei: ‘Kom mee, ik moet je wat zeggen.’ Hij legde zijn stomverbaasde neefje uit dat er, als het huis getroffen zou worden door een bom, één plek was waar ze veilig waren: de driehoekige nis in de gang, onder een trap. “Daar stonden dweilen, bezems, emmers en andere schoonmaakspullen. Hans vertelde me heel gedetailleerd dat onze achter- en de voorkamer zouden worden weggevaagd, evenals de gang, de keuken en de tuinkamers, zelfs in welke richting het puin zou vallen. En dat is negen weken later allemaal exact zo gebeurd.”

Toen de familie Oldenburg vertrokken was, heeft u het direct aan uw vader verteld. Nam hij het serieus?
“In het begin niet. Hij zei: ‘Ach, een bom kan overal vallen. Daar moet je niet te lang over piekeren, anders ga je er vannacht nog van dromen.’ Hij veegde het zo van tafel.”

Hij dacht dat het kinderlijke fantasie was?
“Ja.” Geëmotioneerd: “Ik voelde me heel teleurgesteld. Maar precies een week later trof ik mijn vader in de gang aan. Hij maakte de nis leeg, en zei: ‘Ko, als je mij een handje helpt, schiet het tenminste op.’ Toen voelde ik dat het wáár was. Daarna zei hij: ‘We gaan voortaan allemaal in de gang slapen. Als het luchtalarm ’s nachts gaat, zijn we vlak bij de nis en gaan we erin.’” 

Kunt u dat tweede bombardement beschrijven, op Schiedam?
“Zondag 31 maart 1943. Het luchtalarm ging. We zagen drie Engelse vliegtuigen. Op de werf – dicht bij ons huis – lagen Duitse U-boten. In de luttele seconden die ons restten, konden we net naar de veilige nis rennen. Daarin lag een matras. We zaten er nét in, bovenop elkaar, of… geweldige dreunen. Dat wilt u niet weten, hoe dat klinkt. Knappende balken, versplinterend glas, puin dat naar beneden valt. En het was opeens stikdonker. ‘Leven jullie nog?’ schreeuwde mijn vader toen het eindelijk weer wat stiller was. ‘Ja, we leven nog,’ zeiden wij. Dat was het grootste wonder, dat we dit konden zeggen.”

Piet Edelman

Een engel

Na het bombardement kropen ze een voor een voorzichtig uit de nis, geschokt door de aanblik van hun verwoeste huis. “Ik zag het hobbelpaard van mijn broertje staan. Op de plek waar hij had gezeten, lagen grote stukken steen. Hij zou verpletterd zijn geweest als we niet door Hans waren gewaarschuwd. Wat hij had gezegd, bleek helemaal waar!”
Pas na de bevrijding vertelde Hans zijn neefje hoe hij dit alles, als 7-jarig jochie, zo onwaarschijnlijk precies wist te vertellen: een engel had het hem op datzelfde moment duidelijk gemaakt. “De engel zei die bewuste dag tegen Hans: ‘Ik ben je goede wachter; ik wil dat je mij vandaag gaat helpen.’”

Hebt u destijds zelf iets gemerkt van die engelverschijning? 
“Het was voor mijzelf goed voelbaar, een aanwezigheid, al wist ik niet dat het om een engel ging. Het was zo… ongewoon in die kamer. Hans stond zó ernstig te praten, zo kende ik hem helemaal niet. Het had iets profetisch. Ik wist meteen: dit is zeer ernstig, dit gaat over leven en dood. Daarom dacht ik: dat moet mijn vader weten, straks.”

Jullie gezin was destijds niet kerkelijk, maar wel gelovig?
“Van hervormden huize, maar niet kerkelijk. Als kind leefde ik absoluut met een Godsbesef. Dit was een dag, dat schrijf ik ook in mijn boek…” – opnieuw wellen de tranen op in zijn ogen – “…om nooit te vergeten.”

Waarom heeft u vijftig jaar lang gezwegen over het verhaal van de engel?
“Omdat ik dat aan mijn vader had beloofd. Hij zei: ‘Niemand zal het geloven.’ Dat heeft hij zijn leven lang gezegd: ‘Hier mag je nóóit met iemand over spreken. Mensen zullen ons uitlachen.’”

Voelde het niet als verraad aan uw vader dat u het uiteindelijk tóch hebt verteld? U verbrak uw belofte.
Aarzelend: “Verraad is een groot woord. Bovendien ben ik ervan overtuigd dat God het zo heeft geleid dat ik het geheim, waar ik al zolang mee rondliep, eindelijk mocht vertellen.” 

Oprechte interesse

Dat gebeurde zo. Op een zaterdag in 2004 was hij, gewoontegetrouw, in Amersfoort om wat boodschappen te halen. Hij stapte een winkel binnen die uitverkoop hield, en raakte aan de praat met Annemiek Littlejohn, dochter van de eigenaar. “Zij werkte zelf bij Herinneringscentrum Kamp Amersfoort. Omdat zij oprechte interesse toonde, vertelde ik haar mijn verhaal. Daarna drukte zij me op het hart dit niet langer voor me te houden.”

Prompt wist Piet Edelman wat hem te doen stond: hij zou in tekst en beeld zijn oorlogsherinneringen vastleggen. Van 2004 tot 2014 werkte hij aan zijn unieke boek, op een krukje in zijn keuken. Dag in, dag uit. “Toen ik eraan begon, heb ik gebeden of God me wilde helpen alle tekeningen – het zijn er 470 – zo goed mogelijk op papier te krijgen. Hij heeft mijn hand geleid. Ik heb geen seconde getwijfeld, zelfs niet over de details. Ik maakte telkens eerst een tekening met potlood op kladpapier. Die kleurde ik daarna in met acrylverf. Met bepaalde tekeningen was ik wel een week bezig, ook omdat ze telkens lang moesten drogen.”

Piet Edelman

Zes maanden verkering

Hij pakt het boek erbij, en laat de eerste tekening zien die hij heeft gemaakt. Daarop zie je hem als kind voor het achterraam van zijn opa en oma in Rotterdam staan, terwijl een Duitse bommenwerper in duikvlucht recht op hem afkomt. “Mijn opa riep: ‘Kom bij dat raam vandaan, dat is veel te gevaarlijk! We moeten hier in de gang bij elkaar blijven!’” Mijmerend: “Die Duitse piloot moet mij gezien hebben.” 

Bij het bombardement op Rotterdam vielen honderden doden. En in Schiedam werden uw eigen buren niet gespaard, net als 24 anderen. Dat roept moeilijke vragen op. Was er voor hen geen ‘hemelse Wacht’?
Piet Edelman staart even naar de foto van zijn opa en oma, op de schoorsteenmantel tegenover hem. Dan zegt hij: “Daar heb ik geen antwoord op. Dat zijn heel moeilijke zaken. Mijn vader heeft de buren nog naar hun huis zien rennen… Ze liepen hun dood tegemoet. Maar voor ons was er die hemelse bescherming. Daarom kan ik het navertellen.”

U zei zojuist dat de bommen voor u nog altijd nadreunen. In die zin is het voor u nooit Bevrijdingsdag geworden? 
“Nee. Voor mij is het nog elke dag oorlog.”

Wordt het ooit nog Bevrijdingsdag?
“Daar zegt u wat… Moeilijk hoor. Het is heel heftig geweest allemaal. Al die beelden draag ik dag en nacht met me mee, tot mijn dood.” 

Persoonlijk

  • P.A.J. (Piet) Edelman wordt op 12 november 1935 geboren in Rotterdam. 
  • Zijn vader werkt op de scheepswerf Wilton Fijenoord in Schiedam; het gezin woont vlak bij de werf. 
  • In 1943 wordt hun huis verwoest door een geallieerde bom, bedoeld voor een nabijgelegen Duitse onderzeeër.
  • In 1945 betrekken ze hun herbouwde woning, maar na enkele jaren verhuizen ze naar Elspeet. 
  • Na het overlijden van zijn ouders blijft zoon Piet, die tot zijn pensioen voor uitgeverij Sijthoff werkt, in hun huis wonen.
  • In 2016 publiceert hij zijn beeldroman Hemelse wacht voor dag en nacht, over zijn belevenissen in de jaren 1940 tot 1947. 



Foto: Rob Voss Elspeet
Illustraties: Piet Edelman

Geschreven door

Gert-Jan Schaap

--:--