Ga naar submenu Ga naar zoekveld

Bram Rebergen: 'Herman Brood en Henk Binnendijk vechten in mij om voorrang'

Bram Rebergen (51), jarenlang de drijvende kracht achter het Flevo Festival, is sinds 1 april de nieuwe directeur van Youth for Christ. “Ik wist dat deze vacature er was, maar heb er bewust niet op gesolliciteerd. Dat heeft alles te maken met een heftige periode in m’n leven.”

Deel:

Het klamme zweet stond in zijn 19-jarige handen: sergeant Bram Rebergen, die volgens zijn luitenant “goed met jongens kon opschieten” en net als dienstplichtige zijn onderofficiersopleiding had afgerond, moest naar een berucht onderdeel van de infanteriebeveiliging. “Dat onderdeel, Van Heutsz, stond erom bekend dat het schorem erheen ging, dienstplichtige jongens met een strafblad. Ik zag er verschrikkelijk tegenop: zo’n beschermd jochie uit Veenendaal, dat ineens leiding moest geven aan stadsjongens die in het weekend dingen deden waar ik niet eens van droomde!”

Flitsende, witte staartjes

Pakweg dertig jaar na dato stralen Brams blauwe ogen als hij eraan terugdenkt. “Met die jongens bij van Heutsz had ik uiteindelijk een mooie tijd. Met eentje, een van mijn betere soldaten, heb ik nog steeds contact. Hij kerkt in een PKN-gemeente in Rijnsburg, waar ik soms spreek. Dan halen we herinneringen op aan die periode.”

Bram (hippe spijkerbroek, casual overhemd) zit ontspannen op zijn bureaustoel, een oranje-witte Youth for Christ-koffiemok in zijn hand. Zijn werkplek is een bescheiden kamer op de eerste verdieping van het monumentale kantoorpand in Driebergen. Als je uit het hoge raam kijkt, kun je beneden konijnen met flitsende, witte staartjes over het gras zien huppelen. Toen hij zelf nog de leeftijd had van de jonge mensen die je in en rond het pand aantreft, kon niemand in zijn omgeving – en ook hijzelf niet – bevroeden dat hij ooit directeur van een jongerenorganisatie zou worden. “In mijn jonge jaren liep ik lang met de wens rond om beroepsmilitair te worden.”

Dat je na de havo in dienst moest, was voor jou geen straf?

“Zeker niet. Mijn dienstplicht heb ik met verve vervuld.”

Aan jou is een eersteklas soldaat verloren gegaan?

Direct: “Absoluut. Een goede militair!”

De gloriedagen

Terwijl Bram in zijn diensttijd serieus overwoog bij te tekenen, dacht pa Rebergen (zelf salarisadministrateur op een plaatselijke wolfabriek) daar totaal anders over. “Hij zei: ‘Joh, daar ben je nog veel te jong voor.’ Ik was pas 19 toen ik, na 16 maanden, uit dienst kwam.” Bram besloot te solliciteren bij de politie, maar aan het eind van de rit trok hij zich terug. “De twijfel sloeg toe: ‘Moet ik dit wel doen?’ Kenmerkend,” zegt hij tussen twee slokken koffie door, “voor die fase van m’n leven.”

Op advies van zijn ouders volgde hij het Basisjaar aan de Evangelische Hogeschool in Amersfoort, om zich te oriënteren op zijn toekomst. “Ook een mooie tijd. Het waren de gloriedagen van in mijn ogen grote mannen als Willem Ouweneel en Mart-Jan Paul; ik was diep onder de indruk van hun kennis en bezieling.” Na het Basisjaar studeerde hij maatschappelijk werk in Ede, en plakte daar vervolgens de post-hbo-studie pastoraal agogisch werk aan vast.

We kennen jou vooral als ‘jongerenman’, maar je loopbaan begon helemaal aan de andere kant van het spectrum: je werkte voor en met ouderen.

Bram schiet in de lach: “Mooi hè? Om mijn studie aan de CHE te kunnen financieren, was ik parttime telefonist in een hervormd verzorgingstehuis in Veenendaal, onze woonplaats. Omdat de directrice ziek werd, kreeg ik de vraag of ik een paar taken van haar wilde overnemen. Dus opeens kon ik me – als telefonist! – ook bezighouden met allerlei beleidszaken en ging ik ook bij ouderen op bezoek. Ik dacht: misschien word ik nog wel eens directeur van zo’n tehuis. Ook wat betreft identiteit voelde ik me er prima op m’n plek.”

Kom je uit een hervormd nest?

“Hervormd, Gereformeerde Bond. Dat is de vaste grond waarop ik sta! Daarmee voel ik me nog steeds heel erg verbonden, al ben ik nu ‘gewoon PKN’. Omdat ik – net als al mijn vrienden destijds – overging naar de Christelijke Gereformeerde Kerk, waar we voor ons gevoel ons ei meer kwijt konden, zat ik opeens niet meer ‘bij het goede houtje’ en kon ik niet doorgroeien binnen dat hervormde verzorgingstehuis. Dus toen ik klaar was met mijn studie, werd ik beleidsmedewerker een stichting voor ouderenwelzijn in Veenendaal.”

Veelgevraagd spreker

Dat beleidsmatige werk beviel hem matig. Dus toen hij op zijn 29e zag dat Youth for Christ een regioleider zocht, besloot hij te solliciteren. “Ik werd aangenomen, en croste prompt heel Nederland door, gaf Bijbelstudies en sprak op allerlei bijeenkomsten en podia.”

Het ‘onbekende jochie uit Veenendaal’ veranderde op slag in een veelgevraagd spreker, die als regioleider het vuur uit z’n sloffen liep en de blaren op zijn tong praat- te: niets was hem teveel om de Boodschap aan de man te brengen.

In 1999 werd hij programmadirecteur van het Flevo Festival. Die functie, waardoor hij met name bekend werd in christelijk Nederland, legde hij in 2005 plotseling neer (“Een hondsmoeilijke beslissing, maar een goede”). Dat had, bleek achteraf, te maken met een turbulente periode in zijn leven: zijn eerste huwelijk strandde.

In 2008 was je te zien in het EO-programma ‘Herberg De Verandering’, waarin je presentator Andries Knevel hierover vertelde. Hoe kijk je terug op die uitzending?

Bram gaat verzitten. “Ik heb er eerlijk gezegd niet zo’n behoefte aan er nog veel over te zeggen, al had ik zo’n vraag wel verwacht.” Na een korte stilte: “Ik hóóp maar dat het voor sommige mensen op de een of andere manier bemoedigend was. Maar als ze me nu weer zouden vragen voor zo’n programma, zou ik het niet doen. Spijt is een groot woord, maar ik kijk er niet met veel vreugde en dankbaarheid op terug. Dus...”

Die donkere periode

Het feit dat hij “een hele reis achter de rug heeft”, was de reden waarom hij niet zelf heeft gesolliciteerd op de plek die Edward de Kam vorig jaar achterliet, toen hij vertrok als directeur van Youth for Christ. “Ik wist dat deze vacature er was, maar heb er bewust niet op gereageerd. Ben ik, met mijn ‘rugzak’, wel de geschikte persoon? Dat speelde voor mij heel sterk.” Bij het afscheid van Edward de Kam vroeg een bestuurslid hem waarom hij niet gesolliciteerd had. Zo begon de bal alsnog te rollen. “We hebben een aantal diepgaande gesprekken gehad. Uiteindelijk kon ik, ervan overtuigd dat dit Gods leiding was, volmondig ja zeggen.”

Zijn bakkenbaardjes mogen licht beginnen te grijzen, de gedrevenheid die hem als regioleider en later Flevo-directeur typeerde, is er niet minder om geworden. “Als directeur van Youth for Christ wil ik er alles aan doen om de opgroeiende generatie bekend te maken met Jezus,” vat hij zijn motivatie samen. “Om Hem draait het, laten we dat alsjeblieft nooit vergeten.”

Wang tegen wang

Over de opgroeiende generatie gesproken: 2,5 jaar geleden werd Bram, inmiddels al bijna 50, opnieuw vader. Op zijn bureau staat een zwart-witfoto van hemzelf met zijn tweede vrouw, de elf jaar jongere Mirjam. Wang tegen wang kijken ze breeduit lachend in de camera.

Vond je het lastig om, toen bijna 50, terug te gaan naar de ‘luier-fase’?

Bram grijnst, zet z’n leesbril af en zegt: “Man, ik heb staan wankelen bij Davids commode! Ik ben geen twintiger meer, en dat merk ik. Die gebroken nachten waren voor mij echt funest. Dus ik ben zo nu en dan in de woonkamer op de bank gaan liggen om te slapen. Zo bleef ik nog enigszins fit. Dat voelde wel heftig. Wat ik heel prettig vind – en misschien had ik dat mijn oudste kinderen ook meer gegund –, is dat ik nu een veel rustiger vader ben. Ik neem echt de tijd met David op te trekken, en bijvoorbeeld – húp – lekker samen een stuk te gaan fietsen. Op vrijdag ben ik altijd thuis. Dan wil ik gewoon een dag met die jongen bezig zijn. Heerlijk!”

Die donkere bladzijden

“Ik ben God dankbaar voor waar ik nu sta, en voor wat ik heb,” zegt hij even later met een blik op de foto. ”Tegelijkertijd zijn er ook die donkere bladzijden in mijn boek. Veel pijn en verdriet, bij mij en bij anderen. Het is het slechtste wat je in dit leven kunt doen.”

Uit elkaar gaan als man en vrouw, bedoel je?

“Ja. Het is het grootste verlies van mijn leven, hoe rijk ik nu ook ben. Ik heb een geweldig mooi bestaan, waar ik God ongelofelijk dankbaar voor ben. Zoveel herstel en zegen heb ik mogen ervaren. Maar daar ging ook iets aan vooraf wat destructief was, wat kapot heeft gemaakt. Dat vind ik heel verdrietig en daar heb ik elke dag nog wel last van. Ik heb ervaren dat het bij God niet is ‘zand erover’, maar ‘bloed erover’. Dat gaat – en dat voelt – dieper.”

Bram draait zijn hoofd naar de muur links van hem; zijn ogen rusten op een potloodtekening van Jezus, gebukt onder de last van het kruis. Rechts onderin staat, met ronde letters, Eva. “Zij is de tienerdochter van een van mijn beste vrienden, dominee John Boogaard uit Veenendaal. Haar tekening heeft voor mij een bijzondere betekenis, en daarom hangt ’ie hier. Het volgen van Jezus is voor mij soms gebukt gaan onder je eigen kruis en dan op Hem zien. Voor mij is Jezus... onvoorstelbaar, onuitwisbaar.”

Na een laatste slok koffie: “Ik heb Herman Brood en Henk Binnendijk in me zitten, heb ik wel eens gezegd. Ik merkte namelijk dat er zogezegd twee delen in mijn leven waren. Eén deel was ongeremd, wild, onverantwoordelijk, wilde gewoon m’n kop volgen. Dat deel – Herman Brood – was soms heel duidelijk aanwezig. En tegelijkertijd was er die jongen die – net als Henk Binnendijk – onder de indruk was van God en dat het liefst van de daken wilde schreeuwen, en probeerde vroom te leven. Maar die twee kreeg ik niet bij elkaar. Ik verzette me tegen dat Herman Brood-deel, omdat ik ervan overtuigd was dat een kind van de Here God dit nooit zou kunnen hebben. Terwijl het zó manifest in mij zat.”

Je zegt ‘zat’. Is Herman Brood vertrokken?

“Die schaduwkant is er nog altijd. Maar met vallen en opstaan durf ik nu te erkennen: dat ben je ook, Bram, dat hoort ook bij jou; leer nou gewoon te leven met wat onaf is. Die twee delen vormen samen Bram. Dat heb ik inmiddels wel een plek leren geven, mede door het lezen van Bevriend met je eigen schaduw van Jean Monbourquette.”

De toekomst

Een paar minuten verder in het gesprek neuriet Bram de melodie van het Taizé-lied Als alles duister is. “Ken je dat? Daar moet ik vaak aan denken. ‘Ontsteek dan een lichtend vuur dat nooit meer dooft.’ Als je naar deze tijd kijkt: ik hoop dat het doorbrekende licht van Christus zichtbaar wordt. Ik wil geen hoogdravende uitspraken doen, maar ik hóóp dat we als Zijn volgelingen in staat zullen zijn weer te laten zien wie Jezus is, wat het betekent om een echte relatie met Hem te hebben. Want we zijn een godvergeten land geworden. We zijn ver weg bij het kruis, en er is zoveel verwarring en duisternis.”

Ben je een optimist of een pessimist als je aan de toekomst denkt?

Hij zet z’n bril weer op, staart naar het natte raam, waarachter de hoge bomen hun eerste bladeren verliezen. “Beide niet echt, denk ik. Ik ben een realist. De hoop die in ons leeft.... Als christen weet je dat er een tijd zal komen waarin Gods belofte vervuld zal worden: Hij zal alle dingen nieuw maken. Daar kan ik op momenten, als het leven mij echt aanpakt, reikhalzend naar uitzien. Want ik vind het hier soms bar complex. Maar,” zegt hij, terwijl hij zijn rug recht, “laat het helder zijn: ik maak deel uit van die complexiteit; ik draag eraan bij en houd het in stand. Daarin ben ik een realist. Ik ben optimistisch als het gaat om de veerkracht van mensen, en over ontwikkelingen op medisch en technologisch vlak die wij in gang zetten. We kunnen veel. Maar als het ultieme dat we als individu en als samenleving nastreven het geluk is – ‘Als ik me maar gelukkig voel’ – dan zijn we de armste mensen die je maar kunt bedenken.”

Beeld: Ruben Timman

Geschreven door

Gert-Jan Schaap

--:--