Ga naar submenu Ga naar zoekveld

Els van Dijk: 'Als je écht jezelf bent, ben je op z'n mooist'

Tutten met poppen? Als meisje peinsde ze er niet over. Zij wilde hutten bouwen, in hoogspanningsmasten klimmen, voetballen met jongens en avonturen beleven. Els van Dijk, sinds 2001 directeur van de Evangelische Hogeschool (EH) in Amersfoort, durft van jongs af aan 'leuk anders' te zijn. "Ik heb altijd een zekere eigenzinnigheid over me gehad."

Deel:

Op een middag in haar jongere jaren, toen ze leerkracht was op een basisschool in Veenendaal, stormde een mannelijke collega de school in. ‘Els, ze zijn er weer!’ riep hij, doelend op zes opgeschoten jongens die net achter het schoolplein kinderen opwachtten om hen te pesten. “Die collega – hij was doodsbang – ging snel naar binnen,” vertelt Els van Dijk (59) in haar werkkamer, op de eerste verdieping van de Evangelische Hogeschool. “Maar ik ging naar buiten en stapte op die jongens af. Natuurlijk!”

Natuurlijk? Je bent een vrouw, niet erg groot en zij waren met z’n zessen.

Ze leunt voorover, één vinger in de lucht: “Dat heeft met gezag te maken. Het zwakke beetpakken: niets is kinderachtiger dan dat. Dan word ik... niet wild, maar wel” – ze doet haar ogen wijd open – “héél erg overtuigend. Ik ben naar die jongens toegegaan, in alle rust, vol overtuiging. ‘Als je wilt pesten, moet je míj pakken, niet die kleine kinderen.’”

Hoe reageerden ze?

“Hun eerste reactie was: ‘Wat een stomme trui heb je aan.’ ‘Dat mogen jullie best zeggen,’ zei ik, terwijl ik me nog iets breder maakte dan ik al ben. ‘Maar daar gaat het mij niet om. Jullie zitten aan die kinderen, en dat kan ik niet hebben. Wil je pesten? Pak mij!’ Ze dropen af, staart tussen de poten. En ze zijn nooit meer teruggekomen. Ik heb niet met een stok gezwaaid, of met de politie gedreigd. Alleen gezegd: ‘Kom maar op, als je wilt pesten.’ Meer niet. Het is zó simpel.”

Heb je hier wel eens meegemaakt dat een student werd gepest?

“Op de EH? Nee, op deze school wordt niet gepest. Nooit. Dat komt niet voor.”

Dat gebeurt toch op élke school?

Els schudt haar hoofd. “Hier niet. Ik denk dat dit de enige school in het land is waar niet wordt gepest.”

Waar heeft dat mee te maken?

“Op de eerste dag houd ik alle studenten voor: ‘Ik zie jullie niet als potentiële etterbakken – een term die ik helaas op een andere school een collega-docent hoorde gebruiken. ‘Jullie zijn mensen die de Here God aan ons heeft toevertrouwd; zo wil ik naar jullie kijken. En ik hoop dat jullie ook zo naar elkaar kijken, als mensen die God aan elkaar heeft toevertrouwd. Vanuit het verlangen: wat kan ik voor jou betekenen?’ Dat geeft een totaal andere dynamiek. Op deze school mág niemand buiten de boot vallen. Dostojewski zei: ‘Probeer naar een ander te kijken zoals God hem bedoeld heeft.’ Nou, dan zie je heel andere dingen!”

Rokje met roesjes

Als tweede van zes kinderen groeide Els op in een liefdevol, christelijk-gereformeerd gezin in Veenendaal. Al vroeg bleek dat ze geen doorsneemens is. Een rokje met roesjes aantrekken? Daar paste ze voor. ‘Meisjesdingen’ waren sowieso niet aan haar besteed. “Gelukkig gaven mijn ouders me de ruimte om mezelf te zijn en hebben ze mij niet in een keurslijf geperst.” Glimlachend: “Ik heb altijd enige eigenzinnigheid over me gehad. Toen ik op het lyceum zat, luisterde iedereen bijvoorbeeld naar popmuziek. Ik heb dat toen ook een paar keer gedaan, uit nieuwsgierigheid, maar dacht: ‘Moet ik dít mooi vinden?’ Mijn ervaring is dat mensen het juist waarderen als je anders bent. Op een gegeven moment weten ze: Els is Els, ze doet gewoon niet aan alles mee.”

Als zoutzakken

Sinds 2001 is ze directeur van de Evangelische Hogeschool (vooral bekend van het Basisjaar), die jongeren via geloofstoerusting en persoonlijke vorming wil helpen om als christen in de samenleving te staan. Op het moment van dit gesprek is het nog stil in het gebouw. Er zijn nog geen studenten, omdat het nieuwe cursusjaar nog moet beginnen.

“De kernboodschap die ik jongeren dit jaar wil meegeven, is ‘Sta op en schitter’ (gebaseerd op Jesaja 60:1, red.). Het is niet Gods bedoeling dat wij als onmachtige mensen of als zoutzakken rondstrompelen over deze aarde. Zijn heerlijkheid mag schitteren over elk kind van Hem.”

In de afgelopen zomervakantie, die ze traditiegetrouw op een Waddeneiland doorbracht, heeft ze er veel over nagedacht. “Als het daar bewolkt is en somber – zo’n grijze regendag als vandaag – mis je de schoonheid van het eiland. Zodra de zon gaat schijnen, verandert alles. De heerlijkheid van de zon maakt de natuur tien keer mooier. De kleuren zijn vele malen intenser als de zon schijnt. Het paars van de heide tegen een knalblauwe lucht is anders dan wanneer er een grijs licht overheen hangt. Dat doet me denken aan een uitspraak van C.S. Lewis: ‘Ik geloof in God zoals ik in de opgang van de zon geloof, want ik kan Hem niet zien, maar wel wat Hij aanraakt.’ Dat is in feite wat ik in mijn werk ook zie: hoe jonge mensen veranderen, bevrijd worden van de leugens die de wereld hen influistert, verlost uit de foute verwachtingspatronen van deze maatschappij, zoals het idee dat je moet ‘scoren’, de sterkste of de mooiste moet zijn. Nee, je hoeft alleen maar op te staan en te schitteren, Gods heerlijkheid over je leven te laten schijnen.”

Enthousiast voor het leven

Els is, geeft ze direct toe, gezegend met een opgewekt karakter (“Studenten kunnen zich gewoon niet voorstellen dat ik nooit chagrijnig mijn bed uit kom”). Ze kruidt haar colleges en lezingen graag met wat droge humor, en wie goed op haar blauwe ogen let, zal merken dat die vaak twinkelen.

‘Als wij zelf dof en moedeloos over deze aardkloot strompelen,’ zei je vorig jaar in Uitdaging, ‘dan kunnen we niet verwachten dat we jongeren enthousiast maken voor het leven.’ Wat is het geheim van jouw levensvreugde?

Ze staart even naar de ramen in haar kantoor, waarlangs de regen naar beneden gutst. “Als God mijn leven gewild heeft... Die prachtige tekst uit Numeri 6: ‘De Here zegene u en Hij behoede u, de Here doe Zijn aangezicht over u lichten.’ Daar hebje het licht weer... Oorspronkelijk staat er, zo heb ik me laten vertellen: ‘Laat de Heer maar veel plezier aan je beleven.’ God kijkt als het ware vanuit de hemel naar ons, en zegt: ‘Laat Ik maar veel plezier aan jou mogen beleven.’ Dat kan alleen maar omdat Hij ons zegent en behoedt; dat is het uitgangspunt. Nu zeg ik daar niet mee dat het leven geen ongelofelijke dieptepunten kent; put-ervaringen, zoals die van Jozef. Dit weekend nog kreeg ik bericht van ouders die hun zoon, 33 jaar, dood hebben gevonden: hij was plotseling overleden. En tóch wil de Here God ook in die put-ervaringen zegenend aanwezig zijn; daar heb ik in de loop van de jaren heel wat voorbeelden van gezien.”

Meisje met een pop

Op haar werkkamer hangt een ingelijste potloodtekening van een klein meisje met een pop. Deze herinnert haar aan hartverscheurende gesprekken met een EH-studente, die haar vertelde dat ze tussen haar 7e en haar 9e seksueel is misbruikt door een groep mannen. “Alleen haar pop – en die heette Elsje... – had ze erover verteld, en haar hondje, verder niemand. Maar ik voelde gewoon dat er iets met dit meisje was. Inmiddels is zij al jaren van de EH en het gaat nu steeds beter met haar. We hebben nog steeds contact. Heel bijzonder.”

Gewoontegetrouw begint Els elke dag met de vraag of God haar wil gebruiken, zodat ze van betekenis mag zijn voor anderen. Vooral voor alle jongeren die ze in de gangen, de collegezalen en in haar eigen werkkamer ontmoet. “Als Hij, zoals Numeri 6 zegt, plezier aan mij beleeft, dan kan ik vanuit die wetenschap ook de bergen beklimmen, lastige gesprekken aangaan, ‘moeilijke mensen’ ontmoeten. Je kunt veel hebben als je het in het juiste perspectief ziet. Dat neemt niet weg dat ik soms hartelijk moet huilen om de gebrokenheid die ik om me heen zie, ver weg of dichterbij. Maar die gebrokenheid heeft niet het laatste woord.”

Zelf ben je ongehuwd gebleven, nooit moeder geworden. Heb je het er moeilijk mee gehad dat het zo is gelopen in je leven?

“Dat druk je heel goed uit: het is inderdaad zo gelopen. In mijn jongere jaren was ik er absoluut niet op gefocust. Natuurlijk trouwde op een gegeven moment de een na de ander; de vriendengroep van onze kerk viel uiteen, en de biologische klok tikte verder. ‘Word ik nog wel moeder?’ Dat heb ik moeilijk gevonden. Maar ik heb geleerd dat je je niet moet richten op wat je mist, maar op wat je wél hebt. Ik ben blij dat ik daardoor geen verbitterend mens ben geworden. Dat dit nu mijn levensroeping is, of welk woord je daar ook maar op wilt plakken, past bij mijn situatie. Wat ik nu doe, was onmogelijk als ik een groot gezin had.”

De humor van God

“Onze studenten geef ik altijd het volgende mee,” vervolgt ze. “Wij hebben de neiging te denken: welke levensomstandigheden zullen mij gelukkig maken? En vervolgens denken we misschien nog: welke levensopgave heb ik eigenlijk? Maar het moet precies andersom. Wat is je levensopgave? En God zal er vervolgens voor zorgen dat jouw levensomstandigheden daar bij passen. Nu spreek ik uit ervaring. Ik ben pedagoog in hart en nieren, en dol op kinderen. Dus ja, er is een tijd geweest dat ik het er moeilijk mee had: geen eigen kinderen krijgen. Maar weet je wat ik dan wel weer de humor van God vind? Ik mag elk jaar genieten van zo’n driehonderd kinderen van anderen. Kostelijk!”

Jij daagt jonge mensen graag uit ‘leuk anders’ te zijn. Wat bedoel je daarmee?

“Niet doorsnee. De groepsdruk is in deze tijd groter dan ooit. Aan de ene kant zie je uitwassen, van studenten die willen laten zien dat ze ‘anders’ zijn en plotseling hun haar blauw verven, of een gekke pet opzetten.” Ze schiet in de lach: “Dan zeg ik altijd: ‘Joh, ben je weer bezig met je identiteit?’ En soms vind ik het sneu: is het buiten dertig graden en dan moet je van jezelf een muts op. Ik doe wel eens voorzichtig de suggestie: ‘Misschien mag ‘ie af, misschien rolt je identiteit dan niet om...’ Soms zijn ze zó bang om er niet bij te horen. Maar als je echt jezelf bent, ben je op z’n mooist. Niet als je voortdurend meekleurt met wat iedereen om je heen doet, denkt of vindt.”

Originaliteit, daar draait het om. “Ik vergelijk het graag met chocola. Kenners vinden pure, echte chocola het lekkerst, omdat deze het minst vermengd is met melk. Hoe kun je ervoor zorgen dat je het dichtst bij het origineel – de persoon die God bedoeld heeft – uitkomt? De wereld probeert allerlei bijsmaakjes aan je toe te voegen. Maar wees gewoon wie je bent – je hoeft helemaal niets nieuws aan jezelf toe te voegen.”

Tranen in hun ogen

Ze kan bijna niet wachten tot het nieuwe cursusjaar begint: als de studenten er zijn, breekt voor haar de mooiste tijd aan. “Ik loop hier al jaren tussen de wonderen van God; een betere werkplek kan ik niet bedenken. Aan het eind van elke schoolperiode staan hier” – ze wijst naar de deur van haar kamer – “studenten met tranen in hun ogen omdat ze als groep uit elkaar gaan. En er zijn trouwens ook altijd ouders die me met natte ogen bedanken: ‘Wat is het geweldig wat er dit jaar is gebeurd.’”

In CV-Koers zei je twee jaar geleden: ‘Studenten zeggen soms tegen me: “U vertelt zo weinig over uw eigen leven.” Maar in de geloofslessen die ik geef, deel ik misschien wel meer over mezelf dan mijn collega’s die over hun gezin praten.’ Waarom ben je er kennelijk terughoudend in?

“Het moet niet om mij gaan. Ik laat de studenten zien wat ik – met Gods hulp – van het leven heb geleerd, zonder dat ik altijd precies vertel met welke ervaring dat te maken heeft. Maar alles wat ik zeg, is door mijn eigen ziel gegaan. Soms deel ik iets persoonlijks, bijvoorbeeld in een les over loslaten. Dan vertel ik voorbeelden van dingen die ík heb moeten loslaten. En studenten mogen mij ook altijd bevragen op mijn concrete ervaringen, maar uit mijzelf ben ik er voorzichtig mee. Ik ben dankbaar voor elke jongere die ik iets over dit leven mag leren. Alleen: studenten moeten míj niet zien, maar – om dat beeld van Lewis weer te gebruiken – wat Gód aanraakt. En misschien zien ze dan ook dat Hij mij heeft aangeraakt.”


Tekst: Gert-Jan Schaap
Beeld: Ruben Timman
Bron: Visie 2015, nr. 38

--:--