Ga naar submenu Ga naar zoekveld

Niet-gelovige journalist Jim Schilder werd priester

Als journalist versloeg de onkerkelijk geworden domineeszoon Jim Schilder de val van de Berlijnse Muur, de bloedige burgeroorlog in Mozambique en de terreuraanslagen in New York. Maar geen van die ervaringen had zo’n impact op hem als die ene kerkdienst in 2006. “Ik was niet langer toeschouwer, maar deelnemer.”

Deel:

Zodra je station Amsterdam Centraal uitwandelt, rijzen schuin tegenover je de tweelingtorens en de 58 meter hoge koepel van de Sint Nicolaas-basiliek op. Pal ernaast bevindt zich de pastorie van kapelaan Schilder (“zeg maar Jim”): een lange, slanke vijftiger met heldere ogen en een rustige stem. Dat hij sinds 2012 een priesterboordje draagt, had vooraf niemand kunnen bedenken – hijzelf al helemaal niet.

Tot bloei gekomen

“Christus en ik zijn, met eerbied gesproken, bijna buren,” vertelt hij in een vergaderruimte op de eerste verdieping. Rechts van hem kijkt paus Franciscus vanaf een foto minzaam lachend toe. “Ik woon naast de kerk en dat is voor katholieken in de meest letterlijke zin een Godshuis: Christus woont daar, permanent. Dat ik als priester dag en nacht zo dicht bij Hem mag zijn, maakt dat ik me een bevoorrecht mens voel. Zoals Samuël in de tabernakel dicht bij God was.”

De Nicolaas, in de jaren zeventig ternauwernood aan de sloopkogel ontsnapt, is in de afgelopen jaren grondig gerestaureerd, tot basiliek uitgeroepen en verrassend genoeg weer tot bloei gekomen. “Zaten er destijds nog maar dertig mensen in de zondagse viering, tegenwoordig zijn er gemiddeld zo’n driehonderd gelovigen. Betrokken mensen. Geen gewoonte-, maar keuzekatholieken. Vorig jaar bij de paasviering stonden de mensen zelfs tot buiten op de stoep. Zo druk had ik het niet eerder meegemaakt.”

De kerk bungelde er wat bij

“Als kind lag ik elke avond op mijn knietjes voor het bed, om te bidden voor het slapengaan,” vertelt Jim als zijn jeugd ter sprake komt. “Met mijn negen broers en zussen ging ik ’s zondags tweemaal naar de gereformeerd-vrijgemaakte kerk in Kampen, waar mijn vader hoogleraar Oude Testament was. Toch speelde God geen grote rol in mijn leven. Het geloof, de Bijbel, de kerk, catechisatie: het hoorde er allemaal bij, net zoals de school en de gymnastiekvereniging. Maar tafeltennis vond ik veel belangrijker. De kerk bungelde er wat bij.”

Dat bleef zo. Op de golven van de tijdgeest nam Jim als tiener afscheid van de kerk. “Voor mijn generatie was het vanzelfsprekend om andere dingen te gaan doen. Ik voelde geen enkele verplichting meer om naar de kerk te gaan. Ik had ook niet het idee dat God mij daarom boos aankeek.”

Je hebt Hem niet afgezworen?

Met licht opgetrokken schouders: “God was gewoon niet relevant. Dus ik heb Hem nooit afgezworen, zoals atheïsten doen. Zelfs de vraag of Hij bestond, hield me niet bezig. Ik werd agnost, kun je zeggen. De kerk leek voorgoed verleden tijd. Iets van mijn ouders, zoals kinderen nu niet meer e-mailen maar whatsappen.”

Een soort visioen

De wijde wereld, waarvan hij als kind al droomde zodra hij het treinstation aan de andere oever van de IJssel zag liggen, lonkte. Jims grenzeloze nieuwsgierigheid, het verlangen om daar te zijn waar iets gebeurt, en zijn liefde voor kranten en verhalen brachten hem ertoe journalistiek te gaan studeren. Hij werkte onder meer voor De Groene Amsterdammer, Panorama, de Volkskrant en De Tijd.

“In 1993, toen ik niet helemaal lekker in mijn vel zat, volgde ik een aantal sessies bij een regressietherapeute. Bij de laatste sessie kreeg ik, onder een lichte hypnose, een soort visioen. Opeens bevond ik me in een landschap met een riviertje in Zuid-Frankrijk, dat ik herkende van een vakantie van tien jaar ervoor. Daar zag ik een herdersjongen. Op een berghelling tussen twee rotsen voerde hij gesprekken met God, en was kennelijk volmaakt gelukkig. De intensiteit van zijn contact met God ontroerde me.”

‘Papa, waar ben je?’

Dit bijzondere beeld, dat hem volledig verraste, hield hem nog wekenlang bezig. Zozeer zelfs dat de doorgaans rationele en kritische journalist zijn verstand parkeerde (“soms doe je iets wat niet logisch is”) en op fietsvakantie naar diezelfde omgeving in Frankrijk ging, 1200 kilometer verderop. “Ik moest en zou die bewuste plek terugvinden.”

En lukte dat?

“Het liep uit op een teleurstelling. Maar twee maanden later waagde ik een nieuwe poging. Deze keer vond ik de bewuste berghelling terug; het was net alsof de jongen uit het visioen mij erheen leidde. Maar de twee rotsen? Die zag ik nergens.” Boven op de enorme bergrug bedacht hij dat de herdersjongen vast wel eens de weg kwijt was geraakt en om zijn vader had geroepen. Jim besloot hetzelfde te doen, en riep: ‘Papa, waar ben je?’ “Binnen enkele minuten vond ik eindelijk diezelfde plek met de twee rotsen, wat eigenlijk onmogelijk was. Net als die jongen ben ik ertussen gaan liggen. Een ongelofelijk intense ervaring. Opeens wist ik met volkomen zekerheid dat God bestond. Dit nieuwe inzicht nam ik als een groot cadeau in ontvangst, met vreugde en opwinding.”

Sjamanisme en boeddhisme

Jims onverwachte “herverbinding met God” betekende niet dat Jezus, de Bijbel en de kerk ook weer op zijn radar kwamen. Sterker nog: toen hij kort hierna als correspondent voor enkele jaren naar Amerika verhuisde, verdiepte hij zich daar in onder meer het sjamanisme en het boeddhisme. “Tegelijk had ik sterk het idee dat ik in de kerk moest zijn. In New York, waar ik destijds samenwoonde met een Belgische tv-journaliste, liep ik vaak doordeweeks een katholieke kerk in. Daar woonde Iemand, voelde ik. Maar er gebeurde verder nooit iets. Alsof er telkens een rare grap met me werd uitgehaald.”

Niet gelovig genoeg

In 2003 keerde hij, inmiddels weer vrijgezel, terug naar Amsterdam. Op uitnodiging van zijn ex-vriendin maakte hij twee jaar later een korte reis naar Israël (“dat leek me een vervelend land, maar misschien kwam het niet voor niets op mijn pad”). Hij bezocht onder meer Jeruzalem en de Olijfberg, en merkte tot zijn eigen verbazing dat hij voortdurend aan Jezus Christus moest denken. “En aan het Laatste Avondmaal, aan Zijn lijden en sterven.”

‘Toevallig’ moest hij het jaar daarop voor HP/De Tijd een Paas-interview redigeren met kardinaal Simonis. “Wat mij trof, was dat hij eerlijk sprak over de twijfels die hem soms besprongen. Toen ik het las, was voor mij de drempel naar de kerk geslecht.”

Welke drempel?

“Ik dacht altijd dat ik niet gelovig genoeg was om naar de kerk te gaan. Maar als zelfs een kardinaal op punten geen antwoorden heeft, was er ook wel ruimte voor iemand zoals ik, met nog zo veel twijfels en vragen.”

Op z’n paasbest versierd

Decennialang had domineeszoon Jim Schilder geen kerkdienst bezocht. Maar op Paaszondag 2006 werd de innerlijke drang om te gaan, te sterk. “Het eerste wat me die ochtend opviel, was dat de kerk op z’n paasbest versierd was, met grote bloemstukken. Heel feestelijk. De viering zelf was zó overrompelend mooi: de muziek, de gebeden, de rituelen, het zonlicht dat vanuit de koepel over het altaar stroomde, de vreugde om Christus’ herrijzenis. Ik proefde iets van het mysterie van het geloof, iets wat onze zichtbare werkelijkheid overstijgt. Het was alsof alles plotseling op z’n plek viel. Ik was niet langer toeschouwer, maar deelnemer. De tranen stonden in mijn ogen. Ik zag dat ik God niet ver weg hoefde te zoeken, in de bergen, maar hier in de kerk. Daar is Christus al tweeduizend jaar lang onafgebroken aanwezig, net zo reëel als destijds bij het Laatste Avondmaal in Jeruzalem. Hij zei als het ware: ‘Hier ben Ik. Kom naar Mij toe en verbind jezelf met Mij.’ Deze paasviering voelde als een groots Thuiskomen, na veel omzwervingen. Een thuiskomen bij Hem.”

Even zacht als doordringend

“Sindsdien ben ik elke zondag naar de kerk gegaan,” vervolgt hij. “En ik wilde katholiek worden, dus het vormsel ontvangen.” Met een groepje dat zich hierop voorbereidde, ging Jim op een zomeravond naar de Nicolaas. “We waren met een man of vijf; ik herinner me dat het al schemerig was. De begeleider vroeg ons een plek in de kerk uit te kiezen waar wij het liefst wilden zijn. Tot mijn verbazing was ik de enige die naar het altaar liep, onder de koepel. Ik wist: daar moet ik zijn, bij Christus.”

Terwijl Jim daar stond, had hij “een overdonderende ervaring”: alsof de tijd stilstond. In een afscheidsartikel van zes pagina’s in zijn eigen weekblad, HP/De Tijd, vatte hij het zo samen: “Er kwam iets van boven, een soort bliksemschicht, maar dan in slow-motion – even zacht als doordringend. Ik was ontroerd en diep geraakt. Eerst begreep ik er niets van, maar daarna begon het steeds sterker te dagen dat ik priester moest worden.”

Op een kruispunt

Zonder iets tegen zijn collega’s te vertellen, begon Jim in 2007 een parttimestudie aan de priester- en diakenopleiding van het bisdom Haarlem-Amsterdam. Die bleek gaandeweg niet meer te combineren met zijn drukke baan (hij was inmiddels redactiechef van HP/De Tijd). “Ik stond op een kruispunt, en wist dat het hoge woord eruit moest.”

Hoe reageerden je collega’s toen je vertelde dat je een punt achter je carrière zette – nota bene om priester te worden?

“Ik vertelde het tijdens een redactievergadering. Toen bleef het wel even stil.” Grijnzend: “Bij één collega zag ik de mond letterlijk openzakken. De verbazing was logischerwijs heel groot. Gelukkig heb ik geen enkele negatieve reactie gehoord, ook niet in mijn familie- of vriendenkring. Iedereen proefde wel dat het voor mij echt een roeping was, en nog steeds is. Bij mijn priesterwijding, waarbij ik tot mijn verrassing hoorde dat ik aan de Nicolaas verbonden zou worden, waren al mijn broers en zussen aanwezig, hoewel de meesten – op twee na – niet meer kerkelijk waren.”

Nog zoveel te ontdekken

In allerlei kranten en tijdschriften mocht Jim vertellen wat hem bezielde om zijn journalistieke loopbaan te verruilen voor het priesterschap. Wie als overtuigd protestant – misschien met vraagtekens bij onderdelen van het rooms-katholicisme - interviews uit die tijd terugleest, komt van- zelf onder de indruk van Jims diepe liefde voor Christus, Die voor hem een levende werkelijkheid is.

Is jouw ‘eerste liefde’ minder hevig geworden?

“De liefde wordt juist alleen maar groter. Net als bij een goed huwelijk, denk ik. Er valt nog zo veel aan Christus te ontdekken. Mijn relatie met Hem verdiept zich alleen maar.”

Wat zie je als de kern van jouw werk?

“Mensen wat dichter bij God brengen, en God wat dichter bij de mensen. De eucharistie is voor mij cruciaal; daar is Christus tastbaar aanwezig, en ben ik het dichtst bij Zijn lijden, dood en verrijzenis. Zijn strijd in de Hof van Olijven, de eenzaamheid van Goede Vrijdag, de verlatenheid aan het kruis... Langzaam maar zeker ga ik daar meer van begrijpen. Daarmee wordt ook de vreugde van de verrijzenis groter.”

Wat ervaar je als het moeilijkste aspect van het priesterschap?

Jim krabt even in zijn nek, en denkt na. Dan: “Leed van mensen dat je niet kunt oplossen. Dat is mijn worsteling. De gebrokenheid, die ik ook in de biechtstoel trouwens vaak tegenkom. We hadden onlangs een tv-kerkdienst vanuit de Nicolaas, waarin het ging over een melaatse die door Jezus werd genezen. Belt er na afloop een vrouw: ‘Prachtig dat Jezus die man uit de Bijbel genas. Maar ik heb huidkanker.’

Bij wijze van spreken: wat is daarop uw antwoord? Zeg het maar...

Er zijn ook collega’s die aan het graf van een kind hebben gestaan. Ik weet dat ze het daar zeer moeilijk mee hadden. Voor henzelf, maar veel meer nog voor de nabestaanden.”

Het absolute hoogtepunt

Pasen staat weer voor de deur, en voor Jim is dat telkens het absolute hoogtepunt van het jaar. “Eigenlijk de periode vanaf Witte Donderdag, want Christus’ lijden en sterven horen er helemaal bij. Door Zijn dood en verrijzenis opent Christus de deur naar de hemel, om ons weer dichter bij de Vader te brengen. Bij elke eucharistieviering, en ik doe er zes per week, word ik daar aan herinnerd. Eucharistie betekent dankbaarheid, dankbaarheid om wat Hij voor ons heeft gedaan: Hij heeft Zijn lichaam gegeven, en Zijn bloed vergoten. Dat ontroert me telkens weer.”

Even later, met een glimlach om zijn lippen: “Pasen draait om de hereniging met God. Toen ik in 2006 voor het eerst sinds jaren weer naar de kerk ging, dacht ik nog helemaal niet in termen van verrijzenis, opstanding, tot leven komen. Maar dat ik uitgerekend een paaszondag had uitgekozen, is achteraf gezien wel zeer symbolisch.”


Tekst: Gert-Jan Schaap
Beeld: Ruben Timman
Bron: Visie 2015, nr. 14

--:--