Ga naar submenu Ga naar zoekveld

Stefan Paas: 'Ik liep twee dagen zingend door het huis'

Hoewel hij trouw naar de kerk ging, in z’n bijbeltje las en bad, kon hij in zijn tienerjaren “vloeken als een ketter”. Maar een intense geloofservaring zette een wissel om in zijn leven. Nu is Stefan Paas een van de belangrijkste denkers over missionaire vraagstukken in Nederland. “Het geloof betekent vóór alles: vreugde.”

Deel:

Je waant je even in een brocantewinkel als je zijn jarendertigwoning inloopt. Waar je ook kijkt, overal staan bijzonder vormgegeven meubelstukken en oude snuisterijen. “Een hobby van mijn vrouw, Dorret,” vertelt Stefan Paas (45), die zijn kwispelende border collie – tevergeefs – voorhoudt niet tegen de bezoeker op te springen. “Zij is een echte brocante-fan,” legt hij uit, terwijl hij koffiezet. “In het begin van ons huwelijk vond ik het – eerlijk gezegd – een beetje onzin, maar ik ben het steeds meer gaan waarderen. En wat ik leuk vind om te zien: in een winkel of op een Frans rommelmarktje ziet zij iets wat niemand opvalt, en weet er wat moois van te maken. Daarin zie ik een diepe symboliek: zo gaat God ook met ons om. Denk maar aan ‘Christus, koopman in oudroest’ uit dat prachtige gedicht Deïsme van Gerrit Achterberg.”

Klein en knus

Vanuit de voorkamer, waar Stefan plaatsneemt op een romantisch tweezits-bankje, heb je uitzicht op IJsclub Baambrugge en het weidse polderland eromheen. Zijn wieg stond een kleine vijftig kilometer hiervandaan, in het kerkelijke stadje Nijkerk. Als oudste van vijf kinderen groeide hij op in een christelijk-gereformeerd gezin, dat naar Veenendaal verhuisde toen hij 18 was. “Toen ik 2 jaar was, namen mijn ouders mij voor het eerst mee naar de kerk. Ik stond misschien niet altijd te trappelen, maar de kerk hoorde er gewoon bij. Onze gemeente telde destijds zo’n honderd leden. Het was klein en knus.”

'Ben je al tot geloof gekomen?'

Waren zijn ouders in zijn jeugd de grootste voorbeelden wat betreft geloof? Stefan zakt wat onderuit. Peinzend: “Dat vind ik een ingewikkelde vraag. Mijn geloof is meer gegroeid in een bepaalde sfeer dan dat ik bepaalde personen kan aanwijzen. Natuurlijk speelden mijn ouders en een paar goede jeugdleiders daarin wel een rol, maar van jongs af aan ben ik vrij ‘zelfsturend’, en hang dus niet sterk aan specifieke mensen of voorbeelden. Ik vind m’n eigen weg altijd wel. Er was sprake van een bevindelijk klimaat (nadruk op ervaring, red.), maar gemoedelijk, warm en liefdevol. ‘Ben je al tot geloof gekomen?’ vroegen oudere gemeenteleden soms aan me. ‘Denk erom hè, de Here God heeft geen kleinkinderen.’"

Geen sport voor driftige mensen

Stefan is wat terughoudend om erover te praten, maar hij heeft “een echte bekeringservaring” meegemaakt, die zijn leven tot op de dag van vandaag stempelt. “Ik was altijd wel een gelovige jongen, maar onrustig, speels, en driftig. Ik vloekte veel als dingen tegenzaten, bijvoorbeeld bij tafeltennis – geen sport voor driftige mensen! Dat vloeken kon ik heel moeilijk onderdrukken, en daar had ik echt last van. Ik kon vloeken als een ketter. Wel had ik de gewoonte om elke avond in de bijbel te lezen en te bidden, dat vond ik belangrijk.”

Op een avond – hij was inmiddels 18 – las hij een tekst in Romeinen 2 waarvan zijn ogen niet meer los kwamen. “In de Statenvertaling: ‘Of veracht gij de goedertierenheid van God, die u tot bekering leidt?’” Na een korte stilte: “Het raakte me heel diep dat het Gods goedheid is die ons tot bekering leidt, en dus niet bijvoorbeeld angst voor straf. Ik wist wel dat wat ik deed op bepaalde punten niet deugde, en toen deze tekst tot me doordrong, betekende dat echt een doorbraak.” Hij zoekt even naar woorden. “Een vrij spectaculaire ervaring. Een stroom van vreugde, die diep binnendrong en mij voorgoed veranderde. Ik geloof trouwens niet dat dit soort ervaringen voor iedereen ‘nodig’ zijn, maar voor mij toen wel. Ik wist niet wat ik meemaakte en liep twee dagen zingend door het huis. Overweldigend. Daarna las ik de Bijbel ook met heel andere ogen.”

Zo te horen was je ‘verrast door vreugde,’ zoals C.S. Lewis’ autobiografie is getiteld.
Met een glimlach: “Wat Lewis schrijft over een verrassende ervaring van joy, vreugde, ligt inderdaad heel dicht bij mij. Geloof associeer ik op een heel fundamentele manier met vreugde. Vreugde door tranen heen soms, en zelfs bij een graf. Geloof is geen ontkenning, maar juist een heel diep omarmen van de werkelijkheid, waarin je God – zonder dat je alles begrijpt – ontmoet. Vreugde is voor mij het diepste geheim van wat geloven is. God is Vreugde. Hij is een oneindige bron van vreugde, en Zelf ook volmaakt vreugdevol. Vreugde is een soort onverwoestbaarheid, een ervaring die van de andere kant komt en subliem is. Dat kun je zelfs aan een graf ervaren.”

Zó gepassioneerd

Na afronding van zijn vwo-studie wist Stefan niet goed wat hij wilde, al trokken vooral archeologie en geschiedenis hem. Tijdens het EH-Basisjaar in Amersfoort kwam theologie, min of meer onverwacht, op zijn radar. “Ik had me op de middelbare school voorgenomen nóóit theologie te gaan studeren. Dat is een vrij serieuze studie, en ik was altijd... toch wel een speelse jongen. Maar onder andere omdat ik tijdens het basisjaar les kreeg van oudtestamenticus dr. Mart-Jan Paul, werd mijn interesse alsnog gewekt. Hij vertelde zó gepassioneerd over zijn vak, dat trof me. En ik hield altijd al van talen, die in de theologiestudie natuurlijk een grote rol spelen. Ook geschiedenis en archeologie komen aan bod, zeker bij het vak Oude Testament. Daarop ben ik uiteindelijk in 1998 gepromoveerd.”

Je hebt theologie gestudeerd, bent onder andere godsdienstleraar, evangelisatieconsulent en lector gemeenteopbouw geweest voordat je op de universiteit ging doceren. Maar anders dan veel theologiestudenten, werd jij nooit dominee.

Hij wrijft over zijn kaak en reageert: “Ik zou geen goede dominee zijn, denk ik. Daarvoor ben ik te ongedurig en niet behendig genoeg op het pastorale vlak. Ten diepste ben ik meer een onderwijzer, een denker, een theoloog. Theologie fascineert me. Ik preek wel regelmatig en doe dat graag. Maar dominee worden, dat heb ik nooit geambieerd.”

Amsterdamse jaren

Als kerkplanter heeft hij een aantal jaren voor de Via Nova-gemeente in Amsterdam gewerkt. Maar wonen in zo’n grote, vluchtige en anonieme stad viel hem zwaar. “Je moet alles een keer geprobeerd hebben, dus we hebben er geen spijt van dat we als gezin van Veenendaal naar Amsterdam zijn verhuisd,” blikt hij terug. “Sterker nog: ik denk dat het goed voor ons is geweest en ik kan het iedereen aanbevelen. Maar ergens heen kunnen gaan en daar kunnen wonen, betekent niet automatisch dat je ook er tot bloei komt, of op langere termijn heel gelukkig bent.”

Er werd in die Amsterdamse jaren “best wat overhoopgegooid”, geeft hij toe. “Het was een soort ontworteling. Tot die tijd had ik altijd geleefd in een cultuur waar christenen de meerderheid vormden. Nu kwamen we in een omgeving waar ongeloof volstrekt vanzelfsprekend is en jij de totale uitzondering bent. Dat doet wat met je. Het geloof zei me minder en ik had moeite met bidden. Als je jezelf als het ware door de ogen van je buren gaat bekijken, stel je jezelf vragen als: waarom geloof ik dit eigenlijk allemaal? Waarom wil ik bij de kerk horen? Waarom volg ik Jezus Christus, en doen al die anderen dat niet? Zeker als je theoloog bent en moet preken, kun je je niet de luxe permitteren om zulke vragen weg te stoppen. Je kunt ze lang onder water houden, maar ze komen vanzelf een keer boven.”

Jij bent niet weggelopen voor die moeilijke vragen?
“Nee. En dat is ook de enige juiste manier. In die zin is het echt een tijd van verdieping voor ons geweest. Die vragen bepaalden me er opnieuw bij hoezeer geloven te maken heeft met gegrepen zijn, iets – en Iemand – liefhebben en er niet los van kunnen en willen komen. In Amsterdam ontdekte ik hoezeer het geloof in mijn botten was gaan zitten.”

Meteen verliefd

Uiteindelijk besloten Dorret en Stefan een jaar of drie geleden naar Baambrugge te verhuizen. “Onze kinderen zaten in Amsterdam op school en we wilden graag bij onze kerk betrokken blijven – ik ben ouderling en ga er regelmatig voor – dus het moest wel in de buurt zijn. We fietsten hier wel eens, en waren meteen verliefd. Het grappige is: wij zijn zozeer veranderd dat we niet meer terug kunnen naar de Bijbelgordel. Het leven is een soort pad dat je door het oerwoud uithakt, maar achter je groeit het weer dicht. Je bent niet meer dezelfde als wie je was.”

Wat nooit veranderde, is zijn passie voor theologie en het nadenken, discussiëren en publiceren over vragen over God, het geloof, zending en secularisatie. “Ik word betaald om nieuwsgierig te zijn,” zegt hij met een brede glimlach. “Ik mag onderzoek doen, studeren, colleges geven en publiceren; daar geniet ik enorm van."

In goede handen

Stefan werkt sinds 2010 voor de helft van zijn tijd als bijzonder hoogleraar kerkplanting en kerkvernieuwing aan de Vrije Universiteit. De andere helft van de week was hij sinds 2009 docent missiologie in Kampen, met bijzondere aandacht voor het geseculariseerde Westen. Afgelopen september is zijn benoeming in Kampen omgezet naar een hoogleraarschap.

Hoe dichtbij komt het onderwerp secularisatie voor jou? Zie je het bijvoorbeeld in je eigen familie?
Aarzelend: “Praten over mezelf is één ding, maar over familie.... Dat vind ik privé. Mijn familie kiest er niet voor dat ik met mijn hoofd in een blad kom en allerlei vragen beantwoord. In z’n algemeenheid kan ik zeggen dat het inderdaad ook dichtbij voorkomt. Het komt voor in elke familie, de onze is geen uitzondering. Ook in onze kerk zie ik het wel, af en toe. Zelfs bij mensen in wie je veel hebt geïnvesteerd. Misschien heel fout, maar het is niet zo dat ik daar nachten van wakker lig: ik kan dat heel goed bij God neerleggen, in het diepe vertrouwen dat de wereld bij Hem in goede handen is en dat ook mensen bij Hem in goede handen zijn. Je kunt niet meer doen. Je kunt met mensen praten, het uitleggen, maar ze het niet geven. Zelf ben ik ook niet gelovig geworden via heel goed nadenken of zo. Uiteindelijk pakt het je, of het pakt je niet – zeker in een heel seculiere cultuur. Je kunt er van alles van vinden en er verklaringen voor bedenken, maar je moet het op een zeker moment overgeven als mensen niet willen of kunnen geloven.”

Toch meng jij je op internet in allerlei discussies, onder meer met atheïsten, en breek je – gewapend met allerlei argumenten – een lans voor het geloof.
“Ik ben een mens die van discussiëren houdt. Ik vind het leuk om – deels – dwarse opinies te hebben. Als de meerderheid iets vindt, heb ik altijd de neiging daar vragen bij te stellen. Dat hoort ook bij mijn missionaire hart, denk ik. Ik ben iemand die anderen graag overtuigt, maar ook nieuwsgierig: ik wil graag van anderen leren. Het samen nadenken over allerlei vragen vind ik uitermate boeiend. Met twitteren ben ik begonnen naar aanleiding van het boek God bewijzen, dat ik samen met Rik Peels heb geschreven. Op Twitter werd er veel over het boek gesproken. Omdat ik het leuk vond, heb ik mijn account aangehouden. En wat die blogs betreft: soms voel ik me echt geroepen om te reageren, maar niet zo gek vaak. Je kunt aan de gang blijven, natuurlijk. Dat is trouwens wel het leuke van mijn vak, theologie. Net als bijvoorbeeld bij politiek en voetbal heeft iedereen er wel een mening over, maar voor de meesten geldt dat zij zich er nooit werkelijk in hebben verdiept. Ook niet degenen die dénken dat zij zich erin verdiept hebben.”

Een rimpelende waterplas

Voor we afscheid nemen, staart hij vanachter het raam nog even naar de ijsclub in de verte, met een rimpelende waterplas ervoor en krijsende meeuwen erboven: de kwakkelwinter laat de schaatsers vooralsnog in de kou staan. “Een typisch voorbeeld van iets wat niet tot z’n bestemming komt,” zegt hij. Zelf heeft Stefan wel zijn bestemming gevonden, en daar ziet hij Gods goede hand in. “Ik ben een gelukkig mens. Net als Dorret met haar brocante, doe ik wat ik mooi vind en wat mijn passie heeft. Ik leid misschien geen spectaculair leven maar mijn vrouw en ik houden erg veel van elkaar. We hebben drie geweldige kinderen, mijn werk vind ik fantastisch en het geloof betekent een enorme vreugde voor me. Wat wil een mens nog meer?”


Tekst: Gert-Jan Schaap
Beeld: Ruben Timman
Bron: Visie 2015, nr. 6

Levensmotto

“Augustinus heeft iets heel moois gezegd. Cum fallor, sum: ‘Als ik me vergis, dan ben ik.’ Dat zei hij al eeuwen voordat de filosoof Descartes een beetje parmantig met zijn Cogito, ergo sum kwam: ‘Ik denk, dus ik ben.’ Beiden richtten zich tegen het idee van sceptici dat je alles in deze wereld – inclusief je zintuigen – kunt betwijfelen, dat we ons overal in kunnen vergissen. Nou, zegt Augustinus, als dat zo is, weet je in elk geval dat je er bent – anders kón je je niet eens vergissen! Zijn spreuk straalt een bepaalde nieuwsgierigheid en bescheidenheid uit. Je vergissen en twijfelen is geen ramp. Het maakt je creatief en helpt je nieuwe dingen te ontdekken.”

Paspoort

*  Dr. Stefan Paas (Nijkerk, 1969) is getrouwd met Dorret; zij hebben een zoon en twee dochters.
*  Volgde na het vwo het EH-Basisjaar in Amersfoort.
*  Studeerde theologie in Apeldoorn en Utrecht en promoveerde in 1998.
*  Was o.a. godsdienstleraar, evangelisatieconsulent, lector gemeente-opbouw en missionair opbouwwerker in Amsterdam voordat hij aan de universiteit ging doceren.
*  Van zijn hand verschenen diverse boeken, waaronder ‘Jezus als Heer in een plat land’, ‘De werkers van het laatste uur’ en (samen met Rik Peels) ‘God bewijzen’.
*  Werd in 2012 door ‘Elsevier’ genoemd in een reeks ‘denkers die ertoe doen’.
*  Is op dit moment verbonden aan twee instellingen: de VU in Amsterdam (50 procent) en de Theologische Universiteit Kampen (50 procent).
*  Het gezin Paas woont in het landelijke dorpje Baambrugge, onder de rook van Amsterdam.

--:--