Ga naar submenu Ga naar zoekveld

Te scheutig óf te zuinig met de zegen?

Mag iedere gelovige zegenen?

‘Here zegen deze spijze, amen.’ Dit kindergebed was voor generaties christenen waarschijnlijk de allereerste kennismaking met het begrip ‘zegenen’. In de zegen verbindt God Zijn Naam aan ons leven. Maar wat houdt de zegen precies in? En mogen alleen mensen met een kerkelijke functie anderen zegenen, of mag iedere gelovige dat doen?

Deel:

In de woonkamer van zijn Houtense pastorie hoeft ds. Jacob Westland (hervormd, PKN) niet lang na te denken over de vraag wat het meest aangrijpende moment was waarop hij de zegen uitsprak. “Ik heb ooit een 6-jarige jongen gezegend, die een tumor in zijn hoofd had en op sterven lag. De laatste keer dat ik hem bezocht, sprak ik de priesterlijke zegen uit Numeri 6 over hem uit: ‘De Here zegene u en behoede u,’ enzovoort. Dat is ook de zegen die ik meestal aan het eind van de dienst uitspreek. Het gebeurde in aanwezigheid van zijn ouders, op de slaapkamer. Dat indringende moment is me altijd bijgebleven. Het was heel stil en verdrietig, en toch tegelijk goed en vredig. Ik heb dit kind ook zegenend de handen opgelegd, als ‘voelbare ondersteuning’. De volgende dag is hij overleden.”

Hemelsnaam

Veel vragen zijn makkelijker te stellen dan te beantwoorden. Zo ook, misschien verrassend, deze: wat gebéurt er – letterlijk ‘in hemelsnaam’ – als de zegen wordt uitgesproken en ontvangen? “Een definitie van zegenen is bijna niet te geven,” reageert ds. Westland, die in 2007 een boek schreef over dit thema (Een hand boven je hoofd, uitgeverij Groen). “Het is lastig om precies onder woorden te brengen wat er gebeurt. Je kunt het zo omschrijven: de zegen is een gebed, gedragen door een belofte én een belofte, gedragen door een gebed. Het is méér dan een gebed; het is ook een belofte, een toezegging van God: Hij zegent wie het van Hem verwachten. Enerzijds is de zegen dus niet zomaar iets, in de zin van ‘misschien helpt het’; ‘baat het niet dan schaadt het niet’ of ‘op hoop van zegen’. Het is meer, want zegenen ligt onder Gods belofte. Anderzijds is het geen automatisme.” Het beantwoorden van de vraag wat zegenen is, heeft altijd iets van cirkelen rond een geheim, erkent hij. “Je kunt het nooit helemaal in woorden vangen.”

Ik las ergens: ‘De zegen is de werkzame tegenwoordigheid van God.’
“Zo kun je het zeggen, in de zin van: Gods positieve werkzame tegenwoordigheid. Want je kunt ook een negatieve tegenwoordigheid hebben: de vloek van God. Die twee worden vaak in één adem genoemd in de Bijbel. Door een leven dat indruist tegen Gods geboden, kunnen wij Zijn zegen verspelen. De vloek is het bedreigend alternatief van Gods zegen. In de boeken van wijlen Derek Prince is de zegen vooral een verdrijven, een vrijstellen van de vloek. De zegen heeft dan bijna geen eigen, positieve waarde meer. Dat is, bijbels gezien, te negatief.”

‘De zegen is Gods relatiegeschenk bij uitstek,’ schreef iemand anders.
“Mooi beeld. ‘Relatie’ brengt ons in de sfeer van het verbond, wat een zeer bijbelse notie is: ‘Ik ben uw God; Ik zal u zegenen.’”

Jodendom

Wat kunnen we in dit verband leren van het Oude en het Nieuwe Testament? “Het Hebreeuwse woord voor zegenen – barach – heeft de betekenis van ‘heilzame kracht geven’, ‘het goede toezeggen’,” reageert ds. Westland. “‘Het goede’ in de diepe zin van vrede. In de zegen wordt sjaloom meegegeven. Het is een breed begrip, dat zich over heel het gewone leven uitbreidt. Vrede, in de brede betekenis, is de kern van de zegen. De vrede die gevonden wordt in de rechte relatie met God, die zich uitwerkt over heel het leven.
In het Nieuwe Testament is alles meer toegespitst op de zegen in Christus,” vervolgt hij. “De gewone, aardse dingen krijgen wat minder nadruk, omdat het Nieuwe Testament zo vol is van het in Hem verschenen heil. De ‘geestelijke zegeningen in de hemel in Christus’ (Ef. 1:3, red.) krijgen veel aandacht.”

Wat heeft u specifiek van het jodendom geleerd rond ‘zegenen’?
“Vooral van de berachot; het zegenen – loven – van God, bij de maaltijd bijvoorbeeld. Dat komt sterk naar voren in oude, Joodse geschriften en gebeden. Prachtig! Juist in onze op het materiële, tastbare gerichte tijd is het belangrijk dat we de dingen die we ontvangen dankend voor Gods aangezicht brengen. Dat was voor mij echt een eye-opener.”

Makkelijk

Ds. Westland constateert dat de aandacht voor zegenen over de breedte van het kerkelijk erf groeit. Hij duidt dit positief, hoewel hij benadrukt dat voorzichtigheid geboden is. Er kan volgens hem ook ‘te scheutig’ met de zegen worden omgesprongen, al steekt hij direct de hand in eigen boezem: “Ook in reformatorische kringen wordt soms door christenen onderling heel makkelijk Gods zegen toegewenst, zonder dat men zich werkelijk bewust is van wat men zegt.”

In uw boek schrijft u: ‘Het is duidelijk dat ieder lid van de christelijke gemeente geroepen is om te zegenen en een zegen te zijn.’ Met een variant op het Leger des Heils (‘Gered om te redden’): gezegend om te zegenen?
“Wéés een zegen, ja. Dat is een heel belangrijke opdracht. Je kunt elkaar Gods zegen toewénsen, maar ik denk dat het goed is dat ouders hun kinderen Gods zegen concreet toespreken. Hoewel je altijd moet oppassen met standaardformules en automatisme, is hier op grond van de Bijbel zeker ruimte voor.”

Kort en goed: er mag wat u betreft meer onderling gezegend worden in de particuliere sfeer?
“Dat klopt. Dat zeg ik vanuit de theologische lijn van het priesterschap van alle gelovigen.”

Handen

Op grond van Markus 16:17 en 18 kan volgens de predikant in principe elke gelovige de ander zegenend de handen opleggen, hoewel dit in het Nieuwe Testament vooral wordt gedaan door personen die een functie of ambt bekleden. Hij licht toe: “Na de komst van Christus is er sprake van wat wij ‘het algemeen priesterschap van de gelovigen’ noemen. Dus in principe is het zo dat iedereen dit zou kunnen en mogen doen.”

Is dit ‘vergeten voorrecht’ – elkaar zegenen – iets wat traditionele kerken van de evangelische beweging kunnen leren?
“Voorzichtig zou ik dat wel willen beamen. Tegelijk: het is bij ‘ons’ – door de verzakelijking van het leven misschien – wat weggezakt, maar het kwam wel degelijk voor dat bijvoorbeeld vaders die gingen sterven hun kinderen Gods zegen meegaven, ook in reformatorische kringen. Het is goed om dat weer naar voren te halen. Tegelijk zou ik er wat bescheidener mee om willen gaan. Het is moeilijk om te beoordelen, maar ik ben huiverig voor vanzelfsprekendheden – zegenen is en blijft toch een wonder. Soms is mijn indruk dat maar lukraak met de zegen wordt rondgestrooid. Als je met standaard gebaren en formules gaat werken, wordt het een soort vanzelfsprekendheid. Een vader en moeder kunnen hun dochter ‘s avonds zegenen: ‘Illona, we zegenen jou met de vrede van Jezus.’ Ze moeten die vrede van Jezus dan wél in hun gedrag uitstralen.”

Stel dat zij dit inderdaad doen?
“Dan is het volstrekt bijbels.”

Ook als ze het elke avond zouden doen, voor het slapengaan?
“Dat kan. Maar dan loop je wél het gevaar dat het een soort automatisme wordt.”

Heeft u uw kinderen gezegend?
“Ze zijn inmiddels groot, maar toen ze klein waren, heb ik dat niet gedaan.”

Zou u uw eigen kinderen nu wél zegenen als u de opvoeding mocht overdoen?
“In bepaalde situaties. Ik zou aarzelen om het elke avond te doen, maar wel als een kind iets heel naars heeft meegemaakt. Bijvoorbeeld als ik zou merken dat het echt in de war is als opa of oma sterft. Dan zou ik zo’n kind zegenen met de vrede van Jezus.”

Vervlakking

“Ik ben bang voor de vervlakking van de waarde van de zegen,” bekent hij. “Dat risico loop je als je het teveel gaat doen. Ik zou het zegenen in de privé-sfeer toch vooral met crisismomenten willen verbinden. Dat lijkt mij het meest waardevol. Of bijvoorbeeld als kinderen het huis uitgaan, voor stage/werk naar het buitenland vertrekken, of bij een ziekenhuisopname. Het is mooi om dan als ouders de zegen van de Here mee te geven.”
Ook aan het einde van de zondagse diensten ontvangen we de zegen. Soms houden mensen daarbij hun handen naar boven geopend.
“Mooie symboliek; je wilt de zegen ten slotte ontvángen.”

Ook zijn er gelovigen die zachtjes ‘Amen’ zeggen na de zegen.
“Mooi. Door ‘Amen’ te zeggen, be-aam je de zegen voor jezelf. Het gebaar en het ‘Amen’ kunnen helpen om de zegen bewuster te ontvangen. Het wonder dat we in Christus een zegenende God hebben, is het hart van de zaak. De Bijbel zegt dat we van huis uit ‘kinderen des toorns’ zijn, maar God komt ons tegemoet met Zijn zegen. Omdat Christus voor ons ‘een vloek’ is geworden, zoals Galaten 3:13 zegt. Dat is zo rijk aan de zegen: we krijgen een hand, de doorboorde hand van Christus, boven ons hoofd.”

Een jonge moeder vertelt

“Het is heel bijzonder om als ouder je kind te mogen zegenen,” stelt Mirjam van Pelt (31). “Voordat ik ga slapen, ga ik altijd even naar mijn dochter Jonna toe om haar een kus te geven. Dan hef ik – of mijn man – mijn hand boven haar hoofd en zegen haar in stilte of hardop in Jezus’ Naam. Waarom? In deze wereld worden al genoeg negatieve woorden over elkaar uitgesproken, terwijl God positief over ons denkt. De zegen is een gebed om Zijn gunst en bescherming. Omdat ik bid in Jezus’ Naam, geef ik haar naar mijn gevoel steeds weer terug aan Hem. Ik mag voor haar zorgen, maar Hij is uiteindelijk haar grote Vader. Het is Zijn gunst die wordt uitgesproken – niet mijn wensen en verlangens voor haar. Dat zet je als ouder ook weer op de juiste plek. Wat die gunst inhoudt, is aan Jezus. Ik zie het handen opheffen niet als toverformule, maar wel als teken dat ze leeft onder Zijn beschermende handen.”

--:--