Ga naar submenu Ga naar zoekveld

Heksen en spoken, onschuldig kinderspel?

Halloween: houd je er verre van

Wie een willekeurig tuincentrum binnenstapt of bij een boekhandel binnenloopt, kan er niet omheen. Een deel van de winkel is ingericht als ‘enge spookhoek’ met diverse hebbedingetjes als heksjes en spoken voor het aankomend halloweenfeest. Boeken met titels als Hoe word ik heks. Onschuldig vermaak? Lekker heksje spelen of een leuk spookje in de kamer ophangen?

Deel:

Joyce Foekema (32) groeide op in een christelijke omgeving. Maar op haar dertiende kreeg ze een vriendje die niet in God geloofde. „Hij had veel vragen over de Bijbel waar ik ook geen antwoord op wist. En ik gleed eigenlijk steeds verder bij God vandaan.“ Na een paar jaar ging de verkering uit en was haar geloof nagenoeg weg. Ze wist wel dat er meer moest zijn, maar niet de God van de Bijbel. Ze ging op zoek naar iets hogers en verdiepte zich in astrologie, handlijnkunde en hekserij.

„Ik kwam een boek tegen over een vrouw die heks was en heel veel goede dingen deed. Als mensen ziek waren, deed ze een ritueel en genas ze hen. Als mensen hun baan kwijtgeraakt waren, deed ze een ritueel en kregen ze weer een baan. Bovendien wist die vrouw waar ze voor stond. Ze wist wie ze was en welke verantwoordelijkheid ze droeg. Dat sprak mij heel erg aan, want ik was op zoek naar wie ik zelf was en waar ik voor stond.“ 

Door dat boek ging Joyce verder op zoek naar wicca, de moderne hekserij, en bezocht avonden over hekserij. Ze sloot zich aan bij een groep in Amsterdam en had ondertussen zelf een inwijding gedaan, waarbij ze heel plechtig beloofde aan de god en de godin dat ze de rest van haar leven heks zou zijn, zich er voor in zou zetten en de godin trouw zou zijn. „Dat ondertekende ik dan met bloed en ik kreeg een geheime heksennaam.“

God en godin
Al die tijd wist niemand iets van Joyce’ activiteiten. Een van de regels binnen wicca is dat je het alleen aan mensen vertelt die je vertrouwen kunt. Want je maakt kennis met een geestelijke wereld en die moet je met respect behandelen. „Heksen zullen je ook nooit aanraden om zomaar voor de grap glaasje te gaan draaien. Want dat is gevaarlijk. Je moet daar heel bewust en zorgvuldig mee omgaan,“ vertelt ze. 

Joyce had een vriend die naar Nieuw-Zeeland ging om daar een wicca-centrum te openen. Na een paar maanden stuurde hij haar een kaartje waarin hij vertelde dat hij christen geworden was en dat zij daar ook maar eens over na moest denken. „Ik vond dat zo gek. Want het christendom is totaal anders. In de wicca geloof je in een god en een godin. Als je in de natuur kijkt, zie je namelijk dat je overal mannelijk en vrouwelijk nodig hebt voor nieuw leven. Maar de God van het christendom wordt toch vooral gezien als een mannelijke God. Dat kon voor mij dus niet, er moest ook een godin zijn. Maar die vriend ging opeens geloven in één God.“

Joyce nam het voor kennisgeving aan en kon er verder niet zoveel mee. Toch bleef die vraag wel hangen: ‘Wat als de God van de Bijbel nu toch bestaat?’ Ze probeerde die vraag weg te duwen, ging nog meer rituelen doen en contacten leggen met andere heksen, maar die vraag bleef maar hameren. Na een paar maanden dacht ze: ‘Nu moet het afgelopen zijn. Ik ga één keer naar de kerk en dan zal ik bewijzen dat God niet bestaat’.

Geen gezeur
Met een vriendin ging ze mee naar de kerk. Ze raadde haar vriendin aan er niet over door te praten, want dat zou ten koste gaan van hun vriendschap. „Ik wilde één keer mee en verder geen gezeur.“ Tijdens deze dienst werd Joyce aangeraakt en ontbrandde er een strijd binnenin haar. Een stem zei dat ze met zich moest laten bidden en een andere stem probeerde haar tegen te houden. Joyce: „Totdat ik voelde: ‘dit is God’. Ik kon niet meer om Hem heen, liet anderen voor mij bidden en kocht een bijbel.“

Joyce had God leren kennen, maar snapte nog lang niet alles. Midden in de nacht na de bewuste kerkdienst werd ze wakker; haar lijf kolkte als lava, haar hart ging tekeer en uit haar lijf kwam een monsterlijk geluid. „Dat was zo verschrikkelijk eng en beangstigend, dat ik mijn bijbel pakte, hem opensloeg en hardop ging lezen. Ik bleef maar lezen, zelfs hele geslachtsregisters. Tussendoor bad ik het Onze Vader en riep ik: ‘Ik ben van Jezus, ik ben van Jezus’. Ineens was het ook weer weg en viel ik in slaap met de Bijbel tussen mijn armen geklemd. Nu woont de Geest van God in mij. Maar daarvoor woonde de geest van de godin, een van de vele demonen, in mij. En die demon moest eruit. Dat gebeurde die nacht en is nog een paar keer gebeurd.“

Contract
Voor Joyce brak een tijd aan waarin ze veel moest leren. Ze had veel vragen en moest de banden met de god en godin van de geestelijke wereld afsnijden. Ze bad heel bewust voor bevrijding. „Als je je met wicca inlaat en echt een verbond sluit met de godin, heb je een verbond met de vijand, niet met God. Je geeft hem het recht op je leven. Je zult je hele leven in haar dienst staan. Op het moment dat je tot geloof komt, zeg je eigenlijk dat je onder dat contract uit wilt. Maar satan wil je niet laten gaan, want hij vindt dat hij recht op je heeft. Het bloed van Jezus is veel krachtiger, en dat weet satan ook, daarom kan hij geen stand houden. Maar hij verzet zich tot het uiterste en het enige wapen dat hij heeft, is intimidatie, bang maken en bluffen. En daar is hij heel goed in.“

Joyce moest heel haar denken veranderen. Zo was ze gewend allerlei feesten rondom de maanstanden te vieren. Daar moest ze zich van losmaken. „Wicca is een levensstijl, dus die moest ik helemaal aanpassen. Als heks heb je alles onder controle. Je kunt altijd de geesten aanroepen en dingen aansturen. Maar als christen moest ik leren: niet ik ben de baas, maar God is de Baas. Sterker nog, Hij is te vertrouwen. Hij mag het leiden zoals Hij wil. Uw wil geschiede, niet de mijne. En dat is verschrikkelijk moeilijk als je gewend bent om zelf de touwtjes in handen te hebben en in overgave aan God te leven.“

Pompoenen met lichtjes
Joyce is heel resoluut als het gaat om ‘onschuldige’ feestjes als halloween en de ‘gezellige griezelhoeken’ in allerlei winkels. „Houd je er verre van. Niet omdat ik dat zeg, maar omdat God het zegt. Hij waarschuwt in de Bijbel tegen goden en veldgeesten. Hij zegt dat je je niet moet inlaten met astrologen, met sterrenuitleggers, met wichelaars. ‘Niemand onder jullie zal gevonden worden die zich daarmee bezighoudt’, zegt God in Deuteronomium 18. Duidelijk antwoord dus. Houd je er verre van, laat je er niet mee in. En al die heksjes, spoken en uitgesneden pompoenen met lichtjes staan symbool voor geesten. We kunnen wel zeggen dat dat allemaal onschuldig is, maar wie zegt dat wij dat onderscheid tussen onschuldig en gevaarlijk mogen maken? God doet dat toch ook niet? Hij zegt nergens: ‘Maar spookjes en zo zijn niet zo gevaarlijk’. God neemt het serieus, maar wij lachen erom. God weet dat het gevaarlijk is. Als er een ravijn is, kun je op het randje gaan lopen. Dan ben je nog niet gevallen, nee, maar het is wel heel dichtbij. En dat is wat satan voortdurend probeert. Hij is zo sluw; hij maakt het aantrekkelijk, en laat het steeds dichterbij komen, totdat je valt. Een van de leugens van de satan is dat hij zegt dat hij niet bestaat, dat demonen niet bestaan en dat het tussen je oren zit. 

Bovendien, al die zogenaamd onschuldige dingen vormen toch je wereldbeeld. Als heksen en spoken op televisie komen en in winkels uitgestald liggen, ga je het normaal vinden. Kinderen vinden toverij helemaal niet eng meer, want heksen worden als iets heel positiefs uitgebeeld. En zo vormt dat heel subtiel je wereldbeeld. En leg je kind dan maar uit waarom je niet wilt dat het naar een halloweenfeestje gaat of een heksje koopt. Dat de duivel erop uit is om je bij de Here Jezus vandaan te halen door je aan dingen mee te laten doen die heel leuk lijken, maar vernietigend werken.“

--:--